Uw zoekacties: Bouw garage, 2000 Hof van Friesland

14 Hof van Friesland ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
3. Bijlagen
3.1. Levensloop van prof. Elias Wigeri, alsmede behandeling van collegedictaten van zijn studenten
14 Hof van Friesland
3. Bijlagen
3.1.
Levensloop van prof. Elias Wigeri, alsmede behandeling van collegedictaten van zijn studenten
De geestelijke vader van beide versies van het collegedictaat over de manier van procederen in Friesland, Elias Wigeri 1, werd in 1755 aan de academie van Franeker benoemd als professor-extraordinaris in het Romeinse recht. Tezamen met Bavius Voorda, die professor-ordinaris werd, volgde hij toen op in de vakature, die ontstaan was door het vertrek van professor Hendrik Trotz naar Utrecht 2. In 1759 werd Wigeri's extraordinariaat in een ordinariaat omgezet 3 en waren er drie ordinaris hoogleraren in de juridische faculteit, Herman Cannegieter, Bavius Voorda en Elias Wigeri 4.
Toen Voorda in 1765 een beroep naar Leiden aannam, werd zijn opengevallen plaats niet meer opgevuld en bleven Cannegieter en Wigeri als enige professoren aan de juridische faculteit over. Op 12 juni van datzelfde jaar verzochten de curatoren van de academie het college van Gedeputeerde Staten in een persoonlijk onderhoud Wigeri bovendien te benoemen tot professor ?in de praktijk'. Na enig beraad willigde het college nog dezelfde dag het verzoek in 5. Wigeri aanvaardde de benoeming, die ongetwijfeld op een forse uitbreiding van zijn leeropdracht neerkwam, kennelijk zonder aarzelen, want reeds een week later vertoonde hij zijn commissie als ?professor praxeos' in de vergadering van de academische senaat 6.
Hij zou deze onderwijsopdracht vervullen tot hij in 1780 benoemd werd tot procureur-generaal bij het Hof van Friesland 7. Het geven van onderwijs in de praxis of praktijk omvatte zowel het geven van onderwijs in de manier van procederen, als het geven van onderwijs in de uitoefening van het notarisambt 8. Deze colleges in de praktijk van het recht werden in tegenstelling tot de colleges in andere onderdelen van de rechtenstudie in het Nederlands gegeven, in die tijd de taal van bestuur en rechtspraak in Friesland. Tot het gebruik van deze taal heeft waarschijnlijk ook de gedachte bijgedragen, dat de praktijkcolleges toch alleen maar interessant waren voor Friese studenten, die advocaat of notaris wilden worden of een ambtelijke loopbaan in het Friese bestuursapparaat nastreefden.
Aanvankelijk onderwees Elias Wigeri de manier van procederen met als leidraad de volgorde van die boeken en titels van de Digesten, die procesrechtelijke bepalingen inhielden. Dit vond zijn neerslag in de eerste versie van het collegedictaat, die de titel Praktijke volgens de order der Pandecten draagt. In deze versie is de te behandelen stof in drie delen onderverdeeld. Leest men deze versie door, dan wordt al gauw duidelijk, dat de gevolgde methode tot grote onoverzichtelijkheid van het onderwerp leidt.
Zo behandelt Wigeri in het eerste deel na de voorreden eerst de wijze, waarop men in Friesland een octrooi op een veerdienst of iets dergelijks moet verwerven, een uiteenzetting, die hij bindt aan D.1.4. De constitutionibus principum (?Over de keizerlijke constituties'). Vervolgens grijpt hij D.1.7. De adoptionibus et emancipationibus (?Over de adopties en vrijlatingen') aan om de emancipatie uit de vaderlijke macht te bespreken en daarna behandelt hij D.2.1. De iurisdictione (?Over de rechtsmacht') de submissie aan het Hof van Friesland.
Wigeri moet de onhoudbaarheid van deze methode gaandeweg ook zelf hebben ingezien, want in het derde deel van deze versie laat hij bij de behandeling van wat er gebeurt, wanneer een proces op bewijs is gewezen, de volgorde van de Digesten feitelijk los. Weliswaar wordt het betoog in naam nog opgehangen aan D.22.3 De probationibus (?Over de bewijsvoering'), maar in werkelijkheid staat het derde deel geheel op zichzelf met een eigen indeling in hoofdstukken.
Toch duurde het tot na 1776 voordat Wigeri tot een geheel andere opzet voor zijn colleges in de manier van procederen overging 9. Hij maakte er toen een doorlopende verhandeling over de in Friesland toe te passen wijze van procesvoering van. De meeste van de bewaard gebleven exemplaren van het collegedictaat bevatten deze tweede versie, die vergeleken bij de eerste een hele verbetering is; de titel luidt doorgaans Praktijk voor den Hove van Vriesland en nedergerechten. Hoewel er van exemplaar tot exemplaar kleine verschillen in de tekst zijn aan te wijzen, die samenhangen met de persoon van de student die het dictaat schreef, is de inhoud gelijk 10.
In de tweede versie van zijn dictaat heeft de professor de collegestof gesplitst in twee delen elk van dertien hoofdstukken. In grote trekken kan men stellen, dat hij in het eerste na de voorreden en twee inleidende hoofdstukken de procesgang tot het interlocutoire vonnis, waarbij aan de partijen nader bewijs van hun beweerd recht wordt opgelegd, behandelt en in het tweede de procesgang vanaf dit interlocutoir tot de einduitspraak. In het eerste deel schenkt Wigeri tevens aandacht aan een aantal bijzondere procedures, zoals die bij de indiening van een verzoekschrift en in het tweede deel aan de procesgang in geval van appèl en ?klein revies' en aan de tenuitvoerlegging van de gepronuncieerde vonnissen.
In beginsel heeft het dictaat betrekking op de gehele stijl van procederen in Friesland, dus zowel voor het Hof als voor de nedergerechten en zowel in civiele als in criminele zaken. Desondanks ligt de nadruk op de behandeling van de manier van procederen voor het Hof in civiele zaken. Tussen de manier van procederen voor het Hof en die voor het nedergerecht bestond geen wezenlijk verschil. Slechts hier en daar week de procesgang voor het nedergerecht iets af van die voor het Hof. Wigeri geeft deze afwijkingen in de procedure telkens aan, waar dat in zijn uiteenzetting te pas komt. Dat er naar verhouding weinig aandacht geschonken wordt aan de op zichzelf toch wel grote verschillen tussen de procesgang in burgerlijke en die in strafzaken, is vermoedelijk het gevolg van het feit, dat Wigeri de manier van procederen vooral belicht vanuit het optreden van de advocaat.
Vanaf het moment, dat de verdediging van een beklaagde in handen van een advocaat komt, verloopt de criminele procedure voor het Friese Hof in grote lijnen gelijk aan de civiele 11. Van de twee inleidende hoofdstukken is het eerste 12 gewijd aan een uiteenzetting over de stappen, die een afgestudeerde jurist moet nemen om in Friesland als advocaat en procureur te worden toegelaten. Daarbij wordt ook nog op enkele belangrijke punten van beroepsethiek gewezen.
Het tweede van deze hoofdstukken is misschien het belangrijkste van het gehele dictaat. In dit hoofdstuk, getiteld ?Wie ter eerste instantie voor den Hove justiciabel is' 13, beschrijft Wigeri de competentie van het Hof en daarmee die van de nedergerechten en andere rechterlijke instanties. Noodzakelijkerwijs moest een advocaat goed thuis zijn in deze materie, al was het maar om te voorkomen, dat de zaak van zijn cliënt reeds in de eerste fase van het proces onnodig schipbreuk zou lijden door de ?exceptio declinatoria fori competentis', het verweer waarbij het Hof om redenen van onbevoegdheid afgewezen wordt.
In de voorreden 14, die aan het hele betoog over de stijl van procederen voorafgaat, zet Wigeri uiteen wat hij met zijn colleges in de praxis beoogt. Om het nut van dit onderwijs te onderstrepen brengt hij vele argumenten te berde. Daarbij stelt hij onder meer ?... 3. Het is niet minder noodzakelijk de studenten in de rechten in pleitgedingen te oefenen, dan in de theologie de preekmethode en de medicijnen de praktijk te leeren, het welk op deese accademie des te beter kan geschieden omdat men in Frieslant gewoon is niet bij monde maar in geschrifte te pleiten. 4. In tegendeel zoo men dit nalaat koomt aan de jonge advocaten alles in foro zoo vreemd voor als of zij in een nieuwe weereld koomen. 5. Wanneer zij tot hun eigen schande en schade van hun cliënten dikwerf misslagen begaan, die nooit vergeten worden, die egter op de academie zonder nadeel kunnen verbeterd worden ...'15.
Dat de professor zijn studenten in zijn colleges betrok, komt op verscheidene plaatsen in het dictaat tot uiting. In de tekst staan namelijk vele voorbeelden van de formulieren, die in de procespraktijk gebruikt worden om processuele handelingen in de registers van het Hof of op de processtukken zelf aan te tekenen. Daar, waar in deze formulieren de namen van de procureurs of advocaten behoren te staan, vindt men in het dictaat de namen van de studenten, alsof zij de procureurs of advocaten zijn 16.
Het gehele dictaat getuigt van Wigeri's grote kennis van de manier van procederen in Friesland, ook voor wat betreft de in zijn tijd nieuwste ontwikkelingen op dat gebied. Een deel van zijn kennis zal hij verworven hebben tijdens zijn eigen studie in Franeker in de jaren 1747 tot 1752 17. Het onderwijs in de manier van procederen was toen nog een onderdeel van het vak vaderlands recht, dat gegeven werd door professor Dominicus Balk 18.
Bij de verwerving van kennis op grond van praktijkervaring als advocaat en procureur kan men een vraagteken zetten. Wigeri heeft de jaren tussen het voltooien van zijn studie en het aanvaarden van zijn benoeming als hoogleraar- extraordinaris doorgebracht als plattelandsadvocaat in zijn geboorteplaats Wolvega 19. Voor zover uit de rechterlijke archieven van de grietenij Weststellingwerf op te maken valt is zijn praktijk daar bepaald niet bloeiend geweest 20. Daar staat tegenover dat hij in zijn eerste jaar als advocaat en procureur heel goed een voortreffelijk leermeester kan hebben gehad.
Een verdere verklaring voor Wigeri's grote kennis, in het bijzonder van de stijl van procederen voor het Hof, moet daarom mede gezocht worden in zijn familierelatie met de hierboven reeds genoemde Simon Binckes 21. Elias Wigeri en Simon Binckes waren in 1753 zwagers geworden toen Wigeri Hiltje, de zuster van Binckes, trouwde 22. Terwijl Wigeri in de jaren zeventig van de achttiende eeuw professor praxeos aan de universiteit van Franeker was, bekleedde Binckes het ambt van raadsheer in het Friese Hof 23.
Het is zeer aannemelijk dat Binckes zijn zwager op de hoogte heeft gehouden van wat er zich afspeelde bij het Hof en ook omgekeerd als vraagbaak heeft gediend, waardoor Wigeri zijn studenten vele nuttige tips heeft kunnen geven. Dit alles doet niets af aan Wigeri's eigen inzet en bekwaamheid tot het geven van onderwijs. Aan deze inzet en bekwaamheid is tenslotte een collegedictaat te danken, dat een uitstekend overzicht aangaande de Friese stijl van procederen geeft en waarin vele, anders misschien duister gebleven punten worden verhelderd.

Kenmerken

Datering:
1504-1811
Periode:
1504-1811
Beschrijving:
Hof van Friesland