Uw zoekacties: Bestuur van de saksische hertogen over Friesland

1 Bestuur van de saksische hertogen over Friesland ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 

Kenmerken

Omvang:
263 Microfilm, fiches en jackets
Categorie:
  • Zonder categorie
Archiefvormer(s):
Gevonden archiefstukken
528 Brief van stadhouder Hugo von Leisnig aan hertog George en Hendrik van Saksen over de landdag te Leeuwarden, die op 4 september door Christoff von Taubenheim was bijeengeroepen. Hier heeft Von Taubenheim met de bijeengekomen grietmannen, pastoors en "zweyen manne von der gemeyne" van elk dorp van Oostergo en Westergo over "die auffstellunge der renten" gesproken - hetgeen nog nooit was voorgekomen - zonder dat hij en de raden daarin gekend werden: zij hadden slechts de (oproepings)brieven moeten bezegelen. De voorgestelde belastingen vonden een zeer slecht onthaal aangezien deze een 3e, 4e of 5e penning op alle inkomsten zouden zijn (alhoewel "sulchen jarrenthen, als wir horenn, nicht auff der landen renthen, sunder auff all ir gut geordenirt wordenn"). Aangezien het land dat de boeren bewerken reeds zo hoog mogelijk is verpacht, is het volgens Von Leisnig noodzaak dat de belastingen over al hun roerende en onroerende goederen worden berekend ("jherliche renthen auff all ir gut bewegli ch unnd unbeweglich gesazt werdenn musszenn"). Als antwoord op de bezwaren heeft Von Taubenheim gezegd dat de belastingen voor de helft op Martini betaald moeten worden, waarna de stadhouder en raden de zaken zouden bekijken waarin die niet mogelijk was. De landdag is daarop zonder enig besluit uiteengegaan. De onrust in Friesland is echter zo groot, dat het tot een opstand zou komen indien men de soldaten niet bijeen zou hebben. De stadhouder vraagt de hertogen twee "trefflichen rethe" te sturen om in deze aangelegenheid te "helffenn beratschlagen unnd ordeniren". De vordering van de nieuwe belasting heeft hij voorlopig uitgesteld ("erstmals gestalt") en de landschappen gevraagd opgave te doen van het bedrag dat wel betaald kan worden. Deze zal hij de hertogen, tezamen met een overzicht van de opbrengst der accijnzen, zo spoedig mogelijk toesturen. Gegeven te Aduard op 17 september 1501. Expeditie, opgedrukt
683 Brief van de Friese regenten aan George van Saksen. Alhoewel zij van Fritz von Grumbach hadden vernomen dat men nieuwe soldaten kon aannemen, hebben zij opnieuw te Gerkesklooster onderhandeld. Nadat de eerste besprekingen waren mislukt, aangezien de Groningers aan het verdrag van Assen wilde vasthouden, had men een nieuwe dagvaart afgesproken aangezien nieuwe krijgshandelingen ongelegen kwamen. In de tussentijd heeft men in Holland en Gelre soldaten aangeworven. Tijdens de nieuwe onderhandelingen te Gerkesklooster op 5 april hebben zij de Groningers een drietal punten voorgehouden: 1) het afstaan van de Ommelanden 2) de bouw van versterkingen ("hewser") door de hoofdelingen en 3) dat zij zich met de hertog "von wegen yrer stadt entlich entscheyd liessen". Tot "yrer stoltzer und eygner mutwille" hebben de Groningers de voorstellen afgeslagen zeggende: "Eher zy dy Omblande abtreten wolten, eher solt man yn dy helfse abstechen, und welten auch leyb und guth darstrecken und eher solt auch der hoekste [=hoogste] thurn in Groningen mit der obersten spitzenn in dat fundament gekert werden". Men verzamelt troepen te Aduard waar zij, evenals Veit von Drachsdorf met 400 soldaten zullen komen. Graaf Edzard is gevraagd met 600 man te komen, doch het is van belang dat zij voldoende geld ontvangen (en niet in Brabantse munt), opdat de graaf niet opnieuw weerspannig wordt en wegtrekt. Indien de hertog niet in staat is spoedig naar Friesland te komen, waarnaar vele Friezen vragen, dient hij zijn raden ("trefflichen rethe") te sturen. Inzake de bedijking van het Bildt is met Thomas Beukelaar een overeenkomst gesloten. Op 31 maart is hij met 600 man aan het werk begonnen, doch hij denkt 1500 man aan te nemen. Voor Pinksteren moet hem de overige 6000 gulden betaald worden. Alhoewel Frans Minnema zich voor het ambt van rentmeester niet geschikt acht, is dienaangaande een jaarloon van 400 gulden afgesproken, opdat hij twee schrijvers in dienst heeft. Gegeven te Leeuwarden op 7 a
1148 Brief van George van Saksen aan zijn stadhouder te Leipzig, Cesar Pflug, in geheimschrift geschreven. Graaf Everhard von Königstein, die door de keizer van wege het Heilige Roomse Rijk tot hoofdman is aangesteld, is op 11 maart te Schüttorf bij de hertog aangekomen. Uit betrouwbare bron heeft hij vernomen dat er in Oostfriesland een groot tekort aan voedsel is. Nu de graaf via het bisdom Münster geen aanvoer meer krijgt wil George ook de aanvoer over zee beletten. De ruiters van de graaf willen graag uit hun dienst ontheven worden. Reeds honderd soldaten zijn naar 's Hertogenbosch getrokken. Graaf Hugo von Leisnig ligt met de soldaten in Jeverland, waar hij door de troepen van de hertog van Brunswijk versterkt zal worden, om vervolgens Oostfriesland binnen te trekken. Omtrent 800 soldaten heeft hertog George uit Westerland naar Aduard gestuurd, opdat men de vijand, die niet meer dan honderd soldaten in Groningen en Appingedam heeft liggen, kan aanvallen. Er is geld nodig om te voorkomen dat er muiterij ontstaat. Van de opbrengsten uit Friesland kunnen ter nauwer nood de soldaten in Aduard worden betaald, terwijl de soldaten bij Von Leisnig bovendien niet in Friese munt willen worden uitbetaald. Aangezien een bode in het land van de graven Rittberg en Dekenburg gevangen is genomen, wil de hertog uit veiligheidsoverwegingen dat hun briefwisseling in geheimschrift verloopt. Gegeven te Schüttorf op 14 maart 1514. Minuut (in normaalschrift) en expeditie (in geheimschrift).
1979 Brief van de verordonneerde raden in Friesland aan hertog George van Saksen [naar aanleiding van diens schrijven van 1 november]. De kanselier [dr. Simon von Reichsach], Hans von Grumbach en mr. Bernard Bucho zijn naar Aduard gestuurd "uber inkunffte und enpfang der Umblande zcu horen". De besprekingen op 19 november vonden plaats ten overstaan van de afgevaardigden van de graven van Schaumburg en Lippe, te weten de Herman von Mengerszen, drost "zcw Braeck", Wulffrat von Tzertzen, voogd te "Rotenberge" en Johan van Halle, drost "zcum Hagen". Na enige getuigen te hebben gehoord werd besloten tot een reces. De Oostfriese gezanten verwijzen naar "des graeffen cantzlers register" en de lieden willen niet getuigen. Het is noodzakelijk dat men de mensen in de dorpen hierover hoort. Op 21 november heeft heer Tiaert [Elgersma] de keizerlijke brief aan de Oostfriese raden, dr. Hercken [Harko von Suurhusen] en kanselier Wilhelm [Ubben], overhandigd en door Thomas Sleeswijk van der Heide, "dar zc w requirirten notarius", voorgelezen overeenkomstig de bevelen van de hertog. De navolgende donderdag is men met proost Hicko [van Dornum] teruggekomen om het mandaat opnieuw te horen waarop de laatstgenoemde deze met veel woorden aanvocht. De notaris die op maandag 28 november van Groningen in Aduard is gekomen - na het vertrek der Oostfriese raden - om een "instrument" of brief voor te lezen heeft men geweigerd in zijn geheel aan te horen aangezien het niet de zaak in kwestie betrof. Men benadrukt de noodzaak om soldaten aan te nemen, aangezien er verzet onder de mensen te verwachten is. Gegeven te Leeuwarden op 1 december 1513. Expeditie, met opg