Uw zoekacties: Rijkswaterstaat

49 Rijkswaterstaat ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
1.3. Verantwoording van de bewerking
49 Rijkswaterstaat
1. Inleiding
1.3.
Verantwoording van de bewerking
De archieven zijn geselecteerd aan de hand van twee vernietigingslijsten: die van 14 april 1977 van het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor archiefbescheiden betreffende "algemeen", de organisatie en het personeel; daarnaast aan de hand van de concept-vernietigingslijst van 30 maart 1983 van Rijkswaterstaat, hoofdstuk Regionale Directies, ten behoeve van bescheiden betreffende de taakuitvoering.
Als cesuren voor de archieven kwamen in principe 1795 en 1849 in aanmerking. Het jaar 1795, omdat met de Franse tijd de volledige provinciale autonomie op waterstaatsgebied ophield en de centralisatie begon. Het archief van de landsarchitect van Friesland begint echter pas in 1803 met het (bewaarde) archief van J.W. Karsten. De provinciale invloed werd vanaf 1819 voortdurend groter, tot in 1849 door de reorganisatie van het corps ingenieurs een striktere scheiding van bevoegdheden ontstond van Rijk en provincie met als gevolg een grotere zeggenschap van het Rijk over waterstaatsaangelegenheden en -personeel.
De omvang van de archieven vóór de selectie was: archieven van de landsarchitect en inspecteur samen 1 m., hoofdingenieur 34 m., arrondissements- of provinciale ingenieurs 8 m. en ingenieur voor de verveningen 3 m. Van de archieven van landsarchitect, inspecteur en hoofdingenieur is inclusief de toegangen ? 30%, van de ingenieursarchieven ? 5% bewaard. Het overige deel is vernietigd door het Bureau Vernietiging Overheidsarchieven (BVO) te Apeldoorn.
De stukken van alle archieven waren tot aparte series "ingekomen stukken" en "minuten van uitgaande stukken" geordend. Parallel met die aparte series lopen de ingangen: agenda's en repertoria, welke laatste volgens rubriek (archief hoofdingenieur van 1822-1848) of naar trefwoord zijn ingericht (archief arrondissementsingenieur S. Tierens van 1813-1834). Doordat de agenda's en repertoria goed leesbaar en bruikbaar zijn, is de toegankelijkheid van de chronologisch geordende archieven voldoende verzekerd. Vanwege het onleesbare schrift van hoofdingenieur J. Peereboom echter maakte men over 1814-1816 dubbelexemplaren van de agenda's. Wanneer te bewaren stukken niet zijn ingeschreven, zijn ze in de inventaris niet in de series ingekomen en uitgaande stukken opgenomen, maar apart beschreven. Omdat een toegang op deze stukken - in feite een zeer klein deel van de archieven - een onvolledig en vertekend beeld zou opleveren van de inhoud van de archieven, is geen index gemaakt.
In het archief van de hoofdingenieur kan het voorkomen dat een minuut van een uitgaand stuk bij het er op betrekking hebbende ingekomen stuk is gevoegd en andersom. Ook zij men er op bedacht dat over 1811-1813 veel Franstalige stukken kunnen worden aangetroffen.
De kaarten en tekeningen zijn op het Rijksarchief in Friesland in een aparte verzameling ondergebracht en toegankelijk gemaakt door een systematisch-geografisch en een numeriek kaartsysteem, alsmede een fotocatalogus.
Bij de selectie en inventarisatie van de archieven is uitgegaan van het overwegende belang van het archief van de hoofdingenieur. De hoofdingenieur adviseerde en besliste in laatste instantie voor de Rijkswaterstaatsdienst in Friesland. Daarbij zijn de series van het hoofdingenieursarchief - afgezien van de stukken betreffende militaire gebouwen - zo goed als compleet. Daardoor kon uit de ingenieursarchieven de correspondentie met de hoofdingenieur vernietigd worden. Dit gebeurde veelal ook met de correspondentie met conducteurs, pikeurs, sluismeesters etc. Deze archiefbescheiden bestaan alleen uit uitvoeringszaken en zijn steeds van minder belang. Van de ingenieursarchieven zijn voornamelijk bewaard: stukken die niet in het hoofdingenieursarchief worden aangetroffen, tekeningen, kaarten, stukken over het archiefbeheer, bepaalde rapporten en stukken van en aan de minister.
Opvallend bij vroegere inventarisaties van de betrokken archieven is, dat deze archieven nauwelijks van elkaar werden onderscheiden. Zo werden de stukken van het archief van de landsarchitect, die van het inspecteurs-archief en de stukken van het eigenlijke hoofdingenieursarchief tot het archief van de respectievelijke hoofdingenieurs gerekend. Alle stukken zijn weer volgens het bestemmingsbeginsel naar de onderscheiden gevormde archieven teruggebracht, die in de inventaris apart beschreven zijn. Uitzondering is alleen gemaakt voor de archieven van J.W. Karsten, die in 1808 als inspecteur zijn stukken aansluitend in dezelfde agenda inschreef als toen hij nog landsarchitect was.