Uw zoekacties: Abdij Dikninge

0440 Abdij Dikninge ( Drents Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
0440   Abdij Dikninge
Inventaris
1. Inleiding
2. Inventaris
2.1. Archief der abdij te Dikninge
2.2. Archieven van pastorieën en vicarieën, waarvan de begeving staat aan den abt
2.3. Stukken waarvan de band met het archief der abdij niet blijkt
2.4. Regestenlijst
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
401 THIMAN ISEBRANTZ en JOHAN BRUYNSS. burgemeesters der stad Steinwick oorkonden, dat de kinderen van wijlen LUETGEN GOLTSMITZ en CLAES e.l., LUBBERT DIRCKS hoedemaker en HADEWIJCH e.l. overdroegen aan de memorie-heeren der St. Clemens-kerk aldaar eene pacht van 2 Philipsguldens uit een huis en stede in de Onnigerstrate, strekkende tot de Muelenstrate en bezeten door JACOB STAEL, volgens den doorstoken brief d.d. 1525 (zie regest No. 369). Actum anno duesent vyffhundert tsestich den irsten dach des maentz Julij. Oorspr. (Inv. No. 181). Met geschonden secreetzegel der stad S. in groene was.
402 Stadhouder, ridderschap en steden (van Overijsel) verklaren, in 't geschil tusschen de gezworen zetters van Staphorst en 't convent van Dickeninge,-in strijd met het gewijsde van HERMAN HAGEWOLT, die het erf die Olde Staphorst in 't kerspel van Staphorst, als niet gemortificeerd goed, wel schatplichtig had verklaard,-het convent van alle aanspraak ontslagen, totdat de zetters bewijzen, dat ten tijde van bisschop DAVID op Olde Staphorst meer huizen hebben gestaan en meer meiers hebben gewoond. Actum Deuenter den XlIIIen dach Octobris anno XVc LX. Oorspr. (Inv. No. 174). Met onderteekening van F. Gualterotty.
403 ROELOFF JOELENN ter Schiphorst en ZWAENE e.l. brengen voor erfburen voor de abdij van Dickeninge een pacht van 11/2 Groningsch mud 1/2 schat winterrogge, hun aangeërfd met Biermans-arve te Dwingelo, over op hun goed thoe der Schiphorst. Met bezegeling door CORNELYSS HARMSS. schulte in die Wyck. Gegevenn in den jaer onses Heeren vyfftynhundert drie ende tsestich den twyntichsten dach Junij. Oorspr. (Inv. No. 117). Het zegel van den schulte is verloren. Met merken van den verkooper en de 2 erfburen.
404 THIMAN ISEBRANTS en MATHIAS JANSSZ. burgemeesteren der stad Steenwijck oorkonden, dat de momberen van BEATERSCHE MEILOFFS overdroegen aan ROELEFF JANSSZ. en HARMEN e.l. een "leege steede" te Steinwick in de Moelenstrate, tot nu toe door BEATERSCHE bewoond, tot afkoop van de uit die "steede" aan hun verschuldigde pacht van 11/2 goudgulden. Actum anno duesent vijffhundert vier ende sestich den viventwintichsten dach des maents Januarij. Oorspr. (Inv. No. 179) Het "stadt-secreetsegel van zaeken" is verloren.- Met transfix d.d. 3 Juli 1568 (Regest No. 414).
405 JOHAN CLAESZ. en POUWEL JACOBS in plaats van RICKMAN WULFFS, burgemeesters der stad Steinwick, oorkonden, dat LUETGEN RAGGER en CATRINA e.l. de losrente van 31/2 goudgulden, die zij, bij den koop van 't huis c a. in de Oesterstrate van ALEIDT vrouw van JACOB ROELEFFSZ., beloofden te zullen vrijwaren voor LUTGART weduwe van HENRICK BOIEN, vestigden op dat huis. Actum int jaer onss Heeren duesent vijffhundert vier ende sestich den den (sic) achtienden dach des maents Aprilis. Oorspr. (Inv. No. 183). Met geschonden "secreetzegell van zaeken" der stad S in groene was.-Met transfix d.d. 9 Maart 1579 (Regest No. 470).
406 HARMANNUS VAN DER BURCHT abt te Dickenyngen, KUNERA SLOETS vrouw en het gemeen convent nemen aan als "pravener" ALBERT JANSS. onder voorwaarde o.a. "dat ALBERT vorscr. sal wachten und bearbeyden de olymoele, soelanghe hy arbeyden mach; und als hy gheen arbeyt in der olijmoelen hefft, sal hy somers mede helpen hoeyen up O[lde] Staphorst off hyr, woer men des toe doen hefft", en dat slechts zijne bezittingen buiten 't klooster op zijne "vrenden" zullen vererven. In den jaeren XVc LXIIII den 16en Nouembris. Oorspr. (Inv. No. 9). Chirograaf. Met onderteekening door den abt en de dadingslieden en merk van ALBERT JANSS.
407 JOHAN BISTERVELT pastoor te Rolde "commissarius ofte deken tslantz van Drente," ROLOFF VAN CLOSTER TO REBRUGGEN, HENRICK VAN WESTERHOLT en HENRICK VAN MUNSTER bastaard, als gekozen dadingslieden, en ROLOFF VAN HATTEM pastoor te Dwingloe, HENRICK VAN MUNSTER heer te Runen en JOHAN VAN ECHTEN, als overlieden, in het geschil tusschen den pastoor met de collatoren der kerk te Blidensteden en de kerspels-gevolmachtigden bepalen: dat de pastoor van Blidensteden voortaan uit alle hofsteden, waaruit vuur of rook gaat en die sedert 30 jaren een oude hofstede zijn geweest, jaarlijks zal trekken 1 schepel rogge opten Witten Donderdach,-dat hij bij overlijden van een mondige in die hofsteden zal ontvangen 36 Brabantsche stuivers en van een keuter bij den dijk 18 Brabantsche stuivers,-dat de buren van Blidensteden, als de pastoor niet tevreden is met een spint zaad voor het klokluiden, het luiden mogen uitbesteden aan een ander,-dat zij "de horsam" op de 4 hoogtijden zullen betalen na ouder gewoonte,-dat de pastoor, als hij duiven wil houden, ook "de last der kerckentymmeringe" moet dragen,-en dat de buren zelf moeten beoordeelen, of zij den pastoor willen aanspreken over het (niet) houden van een priester en den collator over het (niet) teruggeven der goederen overeenkomstig een bezegelden brief, welke punten de scheidslieden onbesproken laten. Actum binnen Dickeningen opten negentynden dach Maij anno vifftinhondert ses ende tsestich. Oorspr. (Inv. No. 224). Met de onderteekening der 4 scheidslieden en 3 overlieden.
408 POUWELL THIS HARMENS en JACOB e.l. en PETER THIS HARMENS en GRETHE e.l. dragen voor erfburen op Coldervene over aan de abdij in Dicklinge een stuk hooiland, bevreed, in de marke en 't kerspel van Coldervene ten noorden van den dijk, met vrijen in- en uitweg, slechts belast met 't onderhoud van een stuk dijk boven den Somerdick; met beding van uitweg wederzijds. Met bezegeling door ARENT HAGEN, schulte te Meppell, Coldervene en Nyevene. Gegeven in den jaer ons Heren dusent vyffhundert ses ende tsestich den verentwyntichsten dach Junij. Oorspr. (Inv. No. 133). Het zegel van den schulte is verloren. Met onderteekening door den schulte en merken der 2 erfburen.
409 PAUWEL JACOBSZ. en JOHAN BRUYNS burgemeesteren der stad teinwyck oorkonden, dat FRANS WYTHOLT ook namens zijne vrouw GRETE verkocht aan de abdij van Dyckelinge 2 huizen c. a. te Steinwick met tusschenliggenden hof, vormende een doorgaande "weere", strekkende van de Onnigerstrate tot de Moelens straete; belast met renten van 3 schepels rogge en 3 hoenderheerenpacht", 2 Rijnsguldens en 1 oort voor 't Ste Catrinen-gasthues, 1 Philipsgulden voor de huisarmen van O. L. V.-memorie (losbaar met 15 Phil. g.) en 1/2 Phil gulden voor MICHEEL HOFMANS (losbaar met 81/2 Phil. g.). Actum anno duesent vyf hondert soevenensestich den sovenden dach Aprilis. Oorspr. (Inv. No. 178). Het secreetzegel der stad is verloren.
410 HERMANNUS VAN DER BURCHT, abt van Dickeninge, protesteert, op zijne dagvaarding door HENRICK VAN MUNSTER schulte op 't Wolt, tegen het terechtstaan voor dezen en de buren te Blydenstedenn met betrekking tot de zaak in de dagvaarding genoemd, op grond dat de schulte en de buren onder eede gebonden zijn aan den heer van Runen, wien de zaak aangaat;-en verklaart te willen terechtstaan voor den geestelijken rechter. Acta sunt haec tho Blydenstedenn in praesentia generosi et nobilis HENRICI DE MUNSTER anno 1567 decima sexta die Aprilis. Met ondergeschreven verklaring van den imp. auth. publ. notarius JOANNES CUICK, dat het in bovenstaande acte vermelde plaats vond in tegenwoordigheid van hem en de getuigen BERNARDUS MARTINI en JOANNES WILHELMI. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door den notaris.
411 HERMANNUS VAN DER BURCHT, abt van Dickeningen, protesteert tegen zijne dagvaarding d.d. 17 Sept. 1567 door den schulte op 't Wolt, HENRICK VAN MUNSTER, met betrekking tot Schonegangesguet, onder verwijzing naar zijn protest d.d. 16 April (15)67. Acta sunt haec in Dickeningen vigesima tertia die Septembris anno 1567. Met ondergeschreven verklaring van den imp. auth. notarius publ. JOANNES CUICK, dat het in bovenstaande acte vermelde plaats vond in tegenwoordigheid van hem en de getuigen (RODOLPHUS HENRICI en JOCHIMUS RODOLPHI). Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door den notaris.
412 HENRICK VAN MUNSTER bastaard, schulte op 't Wolt, oorkondt dat de 12 gezworenen van 't Woldt op 't landrecht aldaar - vonnis wijzend in 't geschil tusschen den heer van Ruijnenn en de abdij van Dickninge over Schoneganges were-het buurtuig van Hackeswoldt van waarde en de brieven van 't convent met betrekking tot dat goed krachteloos verklaarden, omdat ze niet getoond werden en geen vertegenwoordiger der abdij verscheen. Op dach ende jare baven geschreven (opt Wolth den XXIII Septembris anno XVc ende LXVII). Copia copie (16de eeuw) (Inv. No. 79). Het Oorspr. was bezegeld door den schulte en geteekend door hem en 2 getuigen.
413 RUMPT JACOBS. en TRYN e.l. beloven het convent van Dickenynghe te vrijwaren voor alle schade, te lijden door eene schuldbekentenis groot 350 gulden voor geleverde gerst, op heden ten laste van 't convent afgegeven; welke schuldbekentenis ook de afgetreden abt van Clarenkamp, Eiso WYLTYNCK, voor wien 't geld bestemd is, niet zal gebruiken. Actum anno XVc LXVIII den XXVI Junij. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onderteekening door R. J. en 2 getuigen.
414 BERENT TEN THOREN en WARNER TEN BROEKE burgemeesters der stad Steinwick oorkonden, dat ROELEFF JANSSZ. mede namens zijne vrouw HARMEN overdroeg aan de abdij te Dyckelinge eene leege stede" te Steinwick in de Moelenstrate, vroeger in eigendom bij BEATERSCHE MEILOFS en door haar "ter cause van sekere pacht" aan den verkooper overgedragen, blijkens den doorstoken brief d.d. 25 Januari 1564 (zie regest No. 404). Actum.... anno duesent vyfhondert achtensestich den darden dach des maents July. Oorspr. (Inv. No. 179). Het secreetzegel der stad is verloren.
415 ANNEN SCHOLTEN vermaakt aan zijne ouders eene rente van 2 goudguldens uit 't goed van OTTO LOYGEN, en aan zijne moeder, zijne zusters en zijn broeder zijn kleinoodiën, huisraad en kleeren. Met verklaring dat dit door zijn biechtvader geschreven is in tegenwoordigheid van getuigen. Gescreven unde gegeven a° 68 den 9 Augusto deser maendt. Oorspr. in 't pastoorsboek van Ruinen (Inv. No. 231) met onderteekening door EGBERTUS MAGELMAN pastoor te Runen.
416 LUYTGENN schulte te Borryck en JOHAN KNUPPELL, CLAES BUININGHE, JAN OTTEN, ROLOFF TIJENN en EGBERT HOVINGE, als gevolmachtigden van 't kerspel te Borryck, leggen hun geschil bij met de abdij van Dickeninge betreffende do collatie van de pastorie des kerspels, en verzoeken van JOAN KNIJFF bisschop te Groningen institutie en investituur van LUDOLPHUS COCK tot pastoor, overeenkomstig den wensch van den abt, als collator der kerk. Met mede-onderteekening door JOANNES TISSINCK pastoor te Beylenn, JOHAN WOLTYGHEN en RABBE PIGGE. Datum Borryck den VIten February anno XVc negenn ende tsestich. Oorspr. (Inv. No. 216). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van den schulte (LUIKEN NISINGE) en onderteekening door de gevolmachtigden en de 3 getuigen.
417 Stadhouder, kanselier en raden in Overyssel, Drenthe en Lyngen dragen aan een deurwaarder of pander op, den heer van Ruynen HENRICK VAN MUNSTER te dagvaarden naar Vollenhoe om zich voor hen te verantwoorden over het feit, dat hij in zijn geschilmet den abt van Dickeningen over Schoneganges were recht gezocht heeft voor het in zijne heerlijkheid gelegen gericht op 't Wolt en niet voor genoemde raden noch voor den deken van Drenthe, hoewel gemortificeerd goed in geschil was. Gegeven binnen Vollenhoe opten XXIen Aprilis anno XVc LXIX. Oorspr. (Inv. No. 79). Met het geschonden "Coe. Mat, zegel, dat wy in saecken van justicie in desen lande gebruycken", in roode was.
418 Stadhouder, kanselier en raden in Oueryssel, Drenthe en Lyngen bevelen een deurwaarder of pander den heer te Ruynen HENRICK VAN MUNSTER voor de tweede maal voor hen te dagvaarden naar Vollenhoe om zich te verantwoorden op de klacht van den abt van Dickeninge. Actum Vollenhoe den Vllen Juny anno XVc LXIX. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door ROELINCK.
419 De deurwaarder HENRICK HAELWEGH bericht aan stadhouder, kanselier en raden (in Overijsel, Drente en Lingen), dat hij voor de tweede maal den heer te Ruijnen HENRICK VAN MUNSTER heeft gedaagd om voor hen te Vollenhoe te verschijnen op 20 Juni a.s. Geschiet den Xen Junij anno 1569. Oorspr. (Inv. No, 79). Met onderteekening door H. H.
420 MAXIMILIANUS MORILLON, proost en aartsdiaken der St. Mariakerk te Traiectum, beveelt allen geestelijken hiertoe verzocht om CORNELIUS DE WELJ in het bezit te stellen der St. Stephanusvicarie in de kerspelkerk te Borck, waarvan de begeving aan hem is gedevolveerd. Datum Nostro sub sigillo ad causas presentibus appenso anno a nativitate Domini millesimo quingentesimo sexagesimo nono die vero decima octava mensis Juny. Oorspr. (Inv. No. 252). Met fragment van het zegel van M.M. in roode was en onderteekening "De mandato C. (?) Verhuel notarius subscripsit."
421 De deurwaarder HENRICK HAELWEGH bericht aan (stadhouder, kanselier en raden in Overijsel, Drente en Lingen), dat hij voor de derde maal den heer te Ruijnen HENRICK VAN MUNSTER heeft gedaagd om voor hen te Vollenhoe te verschijnen op 18 Augustus a.s. Aldus geschiet den 18en Julij anno 69. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door H. H.
422 De abt en de abdis van Dickeninghe en de abt te Claerecamp leggen, na bemiddeling van den abt te Gerkescloster en JAN VAN DEN CLOSTER TER HAUERSHORST, hun geschil bij over de 6 lasten rogge door Dickeninghe verschuldigd wegens van den voormaligen abt van Clarecamp genoten 7 lasten gerst; en bepalen dat Dickeninghe aan Claercamp zal opbrengen de 6 lasten rogge en daarvoor gevrijwaard zal worden tegenover vorderingen te dezen opzichte van den voormaligen abt van Claercamp. Actum Dickeninghe den XXII Julij anno XVc negen ende sestich. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onderteekening door de beide abten en de abdis.
423 JOANNES BYSTERVELDT cureit in Kolde en deken van Drenthe, Steenwick, Vullenho en Stellinckwerff veroordeelt JAN GOERTZEN then Stapell, WESSEL THEN STAPEL, HENRICK TEN STAPEL, met die then Empten, ROELEFF BOGELINGE met JAN JACOPS en LAURENS THEN EMPTEN met zijne zoons en meiers, en ROLEFF UP DEN HOECK, tot opbrengst van tienden, prediaal zoowel als personeel, en in 't algemeen novale tienden aan de abdij van Dickninge en HARMEN VAN DEN CAMPE, overeenkomstig de brieven d.d. 1421 up sinte Willibrordus dach en 1429 tsMandages na Ambrosy; met interlocutoire verklaring, dat de rechtspraak over tienden volgens het beschreven recht en den zeendbrief behoort tot de geestelijke, niet tot de wereldlijke jurisdictie. Gegeven is dese onsse sententie anno duisent vifhondert tsestich negen den soventynden Octobris in tegenwordicheit heren GERARDT PRACKE ende EVERARDUS THER MAETH getugen, onder tsegell der jurisdiction hyran hangende. Oorspr. (Inv. No. 34), Het zegel is verloren. Met onderteekening door "EUERHARDUS THER MAETH, notarius".
0440 Abdij Dikninge
2. Inventaris
2.4. Regestenlijst
423
JOANNES BYSTERVELDT cureit in Kolde en deken van Drenthe, Steenwick, Vullenho en Stellinckwerff veroordeelt JAN GOERTZEN then Stapell, WESSEL THEN STAPEL, HENRICK TEN STAPEL, met die then Empten, ROELEFF BOGELINGE met JAN JACOPS en LAURENS THEN EMPTEN met zijne zoons en meiers, en ROLEFF UP DEN HOECK, tot opbrengst van tienden, prediaal zoowel als personeel, en in 't algemeen novale tienden aan de abdij van Dickninge en HARMEN VAN DEN CAMPE, overeenkomstig de brieven d.d. 1421 up sinte Willibrordus dach en 1429 tsMandages na Ambrosy; met interlocutoire verklaring, dat de rechtspraak over tienden volgens het beschreven recht en den zeendbrief behoort tot de geestelijke, niet tot de wereldlijke jurisdictie. Gegeven is dese onsse sententie anno duisent vifhondert tsestich negen den soventynden Octobris in tegenwordicheit heren GERARDT PRACKE ende EVERARDUS THER MAETH getugen, onder tsegell der jurisdiction hyran hangende. Oorspr. (Inv. No. 34), Het zegel is verloren. Met onderteekening door "EUERHARDUS THER MAETH, notarius".
Datering:
1569, October 17
Organisatie: Drents Archief
laatste wijziging 15-01-2007
424 Stadhouder, kanselier en raden in Oueryssel, Drenthe en Lyngen bevelen een deurwaarder wederom peremptoir voor hen te Vollenhoe te dagvaarden den heer te Ruynen HENRICK VAN MUNSTER, met betrekking tot het op 't Wolt gewezen vonnis. Met machtiging om, wijl de gedaagde buitenslands is, de dagvaarding te beteekenen aan zijne woning en zijne "facteurs" aldaar. Datum Vollenhoe den eersten Decembris anno XVc LXIX. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onder een papieren ruit opgedrukt zegel van stadhouder enz. in Overijsel en onderteekening door ROELINCK.
425 De deurwaarder HENRICK HAELWEGH bericht aan (stadhouder, kanselier en raden in Overijsel, Drente en Lingen), dat hij den heer te Ruijnen HENRICK VAN MUNSTER wederom heeft gedaagd tegen 16 Januari a.s. Actum XVIIen Decembris anno LXIX. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door H. H.
426 LUDOLPHUS COCK verklaart bij 't aannemen van het pastoraat te Borck, zijn vader en zijne stiefmoeder bij zich te hebben genomen, die gereedschap, vee en eetwaren medebrachten, terwijl hij van Dickeninghen slechts medenam een bed c. a. en 4 stoelkussens. Waarom hij, ingeval van zijn vooroverlijden, van abt en convent vraagt, zijnen ouders 't hun toekomende uit te keeren. Actum anno XVc tsoventich den VIden Januarij. Oorspr. (Inv. No. 217). Met onderteekening door L. C.
427 SCHRAM VAN WIJCK oorkondt, namens HENRICK HAELWECH deurwaarder van 't hof van Oueryssel den heer van Runen in zijn verblijf te Meyheue te hebben gedaagd tegen 16 Januari a.s. en geen bewijs te hebben kunnen verkrijgen, dat hij zijne zending volbracht. Actum up dach Pontiani anno XVc LXX. Oorspr. (Inv. No. 79).
428 Stadhouder, kanselier en raden (in Overijsel, Drente en Lingen) bepalen, dat heer te Ruynen HENRICK VAN MUNSTER niettegenstaande zijne exceptie verplicht is binnen 3 weken voor hen te verschijnen tegen den abt van Dickeninge. Pronunciatum den XVII January 1570 stilo communi. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door ROELINCK.
429 Het hof van Overyssel, gehoord de vordering van Mr. RICKELT LANTINCK als gevolmachtigde van de abdij Dickeninge, dat de heer van Ruynen "litem contesteere",-de vordering van BERENT PIGGE, als gevolmachtigde van HENRICK VAN MUNSTER heer te Ruynen, om een protest te mogen overgeven,-en de vordering van Mr. LANTINCK, dat PIGGE contumax zal worden verklaard en dat dienovereenkomstig zal worden geprocedeerd,-stelt de zaak eene week uit;-en gunt daarna aan eischer wegens contumacie van gedaagde die insatz ex primo decreto in Schoeneganges guet ten Tweele". Gedaen to Vollenhoe den XIIIIen Februarij anno XVc LXX stilo veteri. Afschrift (16de eeuw) (inv. No. 79).
430 De officiaal van den proost en aartsdiaken der St. Maria-kerk te Traiectum verdaagt voor een maand op verzoek van partijen het proces tusschen LUDOLPHUS COCK, "presentatus" tot de St. Stephanus-vicarie in de kerspelkerk van Borck, en CORNELIUS WELIJ, "jure devoluto provisus" met die vicarie; nadat eerstgenoemde tot de erkentenis is gebracht, dat hij in 't loopende jaar de vruchten der vicarie inde en de mis vierde voor laatstgenoemde. Actum in edibus domini officialis anno die et hora quibus supra (anno a nativitate Domini millesimo quingentesimo septuagesimo die Sabbati decima octava mensis Nouembris, hora audiëntie causarum solita). Oorspr. (Inv. No. 253). Met onderteekening door den notaris VUERHUEL.
431 JOHAN BRUYNS en ABEL HILLEBRANTSZ. burgemeesters der stad Steinwick oorkonden, dat vrouwe ELISABETH CASSE, weduwe van HELMICH POLMAN, overdroeg aan de abdij van Dickelinge eene "leege steede" te Steinwick aan de Moelenstrate met een "opslach ter meenthen" en een bolwerk. Actum.... anno duesent vyfhondert enentsoeventich den negentienden dach Marty. Oorspr. (Inv. No. 180). Met geschonden secreetzegel der stad S. in groene was.
432 De notaris THEODORICUS GERARDI VERHUEL oorkondt, dat CORNELIUS DE WELIJ, "rector et possessor" der St. Stephanus-vicarie in de kerspelkerk van Borck, machtigde Mr. JOANNES DE STEENBERGHEN pastoor in Slenum, JOHANNES MARSSMAN en JOANNES WOLFF, ARNOLDUS VOGELESANCK en HENRICUS ROVER, procureurs resp. bij de hoven van Groeningen, Traiectum en Rome, tot het afstand doen van genoemde vicarie en het aannemen eener andere. Acta fuerunt hec Traiecti in edibus mei notarii sitis in platea Butiracea ibidem, sub anno indictione mense die hora pontificatu ac imperio quibus supra (anno a nativitate eiusdem Domini Nostri Jhesu Christi millesimo quingentesimo septuagesimo primo indictione decima quarta, die vero Lune vigesima prima mensis Maij, hora quasi sexta ante meridiem, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini Nostri domini Pij divina providential pape quinti anno eius sexto, regnante autem illustrissimo principe et domino domino Maximiliano Romanorum rege in imperatorem electo anno electionis sue septimo). Oorspr. (Inv. No. 254). Met onderschrift en merk van VERHUEL, cler. Trai. publ. sacra ap. et imp. auct. notarius.
433 KOEP JANS., schulte op Staphorst namens HENRICK ZWAEFFKEN, schulte te Hasselt, oorkondt, dat BARTOLT PETER Woltersoen en CLAES e.l. c.s. overdroegen aan de abdij te Dycklynge 1 dagmaat hooiland, gelegen ther Olde Stapphorst en met 8 andere dagmaten genaamd Oestendarps lant, belast met sluis- en dijkgeld. Met medebezegeling door CLAES JAN SYMONSS. Allet gescheet in den jair ons Heeren dusent vyffhundert enentsoventich opten XXIen dach Junij etc. Oorspr. (Inv. N. 175). De beide zegels zijn verloren; met onderteekening door den schulte en den verkooper.
434 Kanselier en raden in Oueryssel, Drenthe en Lyngen bevelen aan JOHAN VAN DEEST schulte te Meppell, de abdij (van Dikninge) tegenover den heer van Ruynen te handhaven in het bezit van Schoneganges guet ten Tweele in de heerlijkheid van Ruynen, omdat zij daarin wegens contumacie van den heer van Ruynen bij een vonnis van hen zijn "geinmitteert", doch nu in 't rustig bezit door den heer worden gestoord. Datum Swolle den XXVIIIen Juny 1571. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 79).
435 HERMANNUS VAN DER BURCHT abt te Dickeninge keurt goed de ruiling tusschen JOHANN TISSINCK indertijd pastoor te Beilenn en COERT TINGE, volgens welke de pastoor ontving den Tendtacker, in ruil voor eene rente van 1/2 mud rogge te Elp uit Eminge- en Grauinge-ghuedt en eene rente van 3 spint rogge uit Warrysghuedt; met wederkeerige overdracht voor schulte en buren. Gescheedt in den Jaere onses Heren XVc een ende soeventichdess Sondaghes post Exaltationis Crucis. Oorspr. (Inv. No. 220). Het zegel van den abt is verloren. Met onderteekening door den schulte en de 2 buren.
436 De abdij te Dickenyngen geeft voor erf buren in Runen in erfpacht aan JOHAN COEPS en zijne dochters ZWANE en HENRICK een huis c.a. te Runen en een stuk "linlandes" in de Nette, bezwaard met eene rente van 2 goudguldens en 1 oort guldens voor de abdij. Gegeven in den jaeren ons Heeren dusent vyfhondert eenentsoventich des dages nae sancte Galle. Oorspr. (Inv. No. 163). Met het geschonden abdij-zegel in groene was en onderteekening door de 2 erfburen.
437 RICKMAN WULFFS en JACOB CLAESZ. provisoren van O. L. V.-memorie te Steinwick geven kwijting aan de abdij van Dickelinge voor de aflossing der rente van 1 Philipsgulden uit haar huis c.a. te Steinwick in de Onnigerstrate genaamd Ludderinge weere. Actum anno duesent vyfhondert enentsoeventich den viertienden dach des maents Decembris. Oorspr. (Inv. No. 181). "Der memorien segel" is verloren. Met onderteekening door RYCKMAN WOLFFS, en de verklaring "Alzoe ick JACOB CLAESZ. nyet scryven en kan, soe heeft HENDRICK JACOBSZ. myn zoen uuyt mynen naeme dit onderteeckent JACOB CLAESS."
488 De abdij te Dickeninge komt voor 6 jaren overeen met de buren van Wyshoern, Driberde, Spyr en Holte, die rogge- of haverpacht moeten opbrengen (doch met uitsluiting der meiers der abdij), omtrent de betaling dier pachten. Anno vyfftynhundert twe ende soeventich up dach Pancratij. Oorspr. (Inv. No. 42). Chirograaf, onderteekend door de 4 dadingslieden.
439 HARMANNUS VAN DER BURCHT abt te Dickeninghe namens de abdij, ROELOFF VAN DEN CLOESTER THO REBRUGGEN, HENRICK D Vos VAN STEENWIJCK, JOHAN OUINCK, MATHIAS OIRTT drost te Wedde en COERT SANTINCK schulte te Anloe scheiden "dye alinge gemene platte groene lande" van de marke van Anssen, volgens een ingelaschte willekeur; waarbij de abdij ontvangt de volgende perceelen: a. op de Groete of Noertweijde 't eerste lot naast den Stroedijck, voor haar erf Roessen-arve, en 3/4 van Smeenge waer voor haar erf Zoebringe-arve;-b. op dat Zuijtbroeck 3 waren, en 3/4 van Smeenge waer voor haar erf Zobringe-arve;-c. op die Hullentte 3/4 van Smeenge waer en 3 waren;-in den Hamp 3/4 van Smeenge waer en 3 waren in den Bruijnen Bultt; met bepalingen omtrent het onderhoud van wegen en waterlossingen. Met bepaling dat van de 2 hiervan opgemaakte acten een zal komen aan de abdij van Dickeninge. Met bezegeling door den abt, ROELOFF VAN DEN CLOESTER en HENRICK D Vos VAN STEENWIJCK; en onderteekening door hen en de medemarkegenooten. In den Jaere ons Heeren duijsent vyffhondert veer ende tzoeventich den twalfften Junij. Oorspr. (Inv. No. 151). Met onderteekening door H. v. D. BURCHT, E. v.d. CLOESTER T. R., H. DE Vos v. S., C. SANTINCK (mede namens M. OIRT c. s.), ANTONIUS POLMAN (als dorrich bede CLAS DIE Uos) en FEDDE YACOBS,-en zeer geschonden zegel van H. DE Vos v. S. in groene was; de zegels van den abt en R. v. D. CLOESTER T. R. zijn verloren.
440 HARMANNUS DE BURCHT, abt in Dickeninge, begeeft de kerspelkerk van St. Bartholomeus in Blydensteden, vacant door 't overlijden van JOANNES VOLLENHOE, aan zijn medebroeder LUDOLPHUS COCK;-en stelt hem voor aan JOANNES KNYFF eersten bisschop van Groningen of diens officiaal ter verkrijging van de investituur. Actum anno Domini millesimo quingentesimo septuagesimo quarto die vero 13° Augusti. Oorspr. (Inv. No. 206). Het zegel der abdij is verloren.
441 ADAMUS WACHTELER, aartsdiaken der cathedrale kerk van Groningen, gelast allen pastoors enz. in zijn ressort LUDOLPHUS COICK, geprofest monnik in Dickninge, door den abt aldaar als eenig collator voorgesteld voor 't pastoraat van Blidenstein, te stellen in 't werkelijk bezit daarvan en den pachters en schuldenaars te bevelen, slechts aan LUDOLPHUS of diens gevolmachtigde verantwoording te doen. In anno septuagesimo quarto, die vero mensis....... Oorspr. (Inv. No. 206). Het groot zegel van A. W. is verloren; met onderteekening door "BROGBERN, notarius".
442 BERENT en LUYTGEN TEN BROKE c. s. dragen voor erf buren van Vffelte over aan de abdij van Dickenynge een erf c.a. in de marke van Vffelte en in 't kerspel van Hauelte, hun aangeërfd van hunne ouders en belast met eene pacht van 5 mudden rogge voor "de heren" van St. Peter te Utrecht en 3 schepel kerkenpacht,-in ruil voor een stuk land in de jurisdictie van Steenwick aan de "stadt westermeente", door de abdij van de stad gekocht, eene rente van 3 goudguldens "gelegen bynnen "Steenwick" en 880 goudguldens. Op huden den XXIIen Nouembris anno vyftinhondert veer ende tsoventich. Concept? (Inv. No. 189).
443 HARMEN JOHAN ROLOFFS c.s. dragen voor erf buren in Kokange over aan de abdij Dickenynge een stuk bouwland en "leegh" land, afgegraven van "de Kokanger landen" en vermeld in de doorstoken brieven (zie regesten No. 395-397). Met bezegeling door GHEERT VAN BENTEM schulte te Kokange, Pesse, Echten, Anssen en de Wick. Gegeven in den jaeren ons Heeren dusent vyfhondert vyvende tsoventich den tinden Martij. Oorspr. (Inv. No. 129). Het zegel van G. v. B. is verloren.
444 De abdij te Dickeninge verhuurt aan JAN THO OLDES STAPHORST c.s. haar erf c.a. aan de Swarte Sluiss. Onder voorwaarde o.a. dat JAN schouwvrij zal onderhouden haar dijken en den dijk van 't Zwolse lant en de Westermat, behoorende tot die Oldestapphorst. Afschrift (17de eeuw) (Inv. No. 177). Het oorspronkelijke was een chirograaf.
445 FFREDERICK LUETGENSZoen en HENRICK JACOBSzoen burgemeesters der stad Steinwick oorkonden, dat JOHAN MEUSzoen, en REMMELT ENGBERTSZoen c.s. verkochten aan de abdij van Dickelinge de losrente van 3 goudguldens, vermeld in den doorstoken brief dd. 1545 (zie regest No. 384). Actum in den jaire duesent vyfhondert sees ende soeventich den twie ende twintichsten dach des maents Juny. Oorspr. (Inv. No. 182). Met geschonden secreetzegel der stad S. in groene was.
446 CHRISTOFFER HARMSSENN onderschulte in die Wijck oorkondt, op last van GASPAR DE ROBLES, HARMAN VAN DER BORCHT abt van Dicklinge en HENRICK VAN MUNSTER heer te Ruijnen te hebben gedagvaard om te Leuwerdenn op 11 September a. s. aan G. de R. hunne bewijsstukken over te geven (betreffende Schoneganges were); waarop de heer van Ruynen verklaarde niet te willen worden aangesproken buiten de landgrenzen. Aldus gedaen opt Woldt ende binnen Dicklinge... optenn XXVII Augusti anno 1576. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door STOFFER HERMENS, en de getuigen JACOBS ROTHERS en JAN WYLMS.
447 HARMANNUS VAN DER BURCHT, abt van Dickeninghe machtigt MR. RYCHARDT LANTINCK, licentiaat in de rechten, om zijne en 's convents belangen waar te nemen en in rechten op te treden voor CASPAR DE ROBLES, als stadhouder en kapitein-generaal van Vrieslandt, Groningen en de Omlanden en 't landschap van Drenthe, bepaaldelijk tegen den heer van Ruynen, met betrekking tot de door dezen gepleegde spolie op Schoneganges guedt. Actum Dickeninge op den soevenden dach des maentz Septembris anno dusent vyffhondert sess und soeventich. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel en onderteekening van den abt. 1576, September 10 zie No 458.
448 De griffier van 't hof van Vrieslant oorkondt, dat MR. RICHART LANTINCK, onder overlegging van zijne (geïnsereerde) volmacht (zie regest No. 447), substitueerde MR. MATTHYS ROMMARTS, advocaat van genoemd hof. Actum Leeuwarden den XIen Septembris anno XVc ses ende tseventich. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door P. EEMSKERK.
449 BERNARDUS THER MAETH, pastoor in Westerborck, neemt aan voor CORNELIUS DE WELIJ bezitter der St. Stephanus-vicarie in Borck een jaar den dienst op 't altaar dier vicarie te doen tegen 10 Carolus gulden. Actum anno XVC LXXVI up dach Martini episcopi. Oorspr. (Inv. No. 255). Met onderteekening door B. T. M., LUDOLPHUS COCK, pastoor te Blydensteden, gevolmachtigde van C. DE W., en LUYTGEN NYSINGHE.
450 ANTONIUS HOLLE, pastoor te Beilenn en commissaris van den deken van Drenthe, oorkondt, dat LUDOLPHUS COCK pastoor te Blydensteden, JOHANN RORINGE sacrista in Beilenn en HERMENN COSTERINGE, op vordering van 't convent van Dickeninge omtrent de vraag, waarom 2 elkaar weersprekende acten betreffende eene schuldbekentenis ten behoeve van RUMPT JACOBSS. d.d. 26 Juni (15)68 vervaardigd waren, getuigden als in de acte. Gescheedt in anno XVC 77 dess Wondesdages voir midtuastenn. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van den commissaris en onderteekening door hem en 2 getuigen.
451 JOHAN HEYNEN en ANNA e.l. en BARTOLT HEYNEN en GHESA e.l. dragen voor erf buren in Meppel over aan de abdij Dickenynge eene rente van 3 gouden Rijnsguldens, vermeld in de doorstoken brieven (Reg. Nos. 300, 325 en 381). Met bezegeling door OLIPHYR UTH DEN HAVE schulte te Meppel. Gegeven in den jaeren ons Heren dusent vyfhondert LXXVII den Xten Maij. Oorspr. (Inv. No. 139). Met geschonden zegel in groene was en onderteekening van O. v. D. H.
452 GARBBANT GOLSMIT dagvaardt 't convent Dickenonge tegen 't lotting op Pinksteren a.s., om aldaar vonnis te hooren vellen. Oorspr.(?) (Inv. No. 203).
453 CORNELIS TRUMPER, bannerschulte in Deuerdinxspel, schulte te Deueren en Wapserveen, verklaart indertijd op bevel van den drost onder verschillende personen te hebben beslag gelegd ten behoeve van den afgetreden abt van Clarecamp EIJSE WILTINCK, ook onder de abdij te Dijcklingen; doch te hebben bevolen den genoemden abt geen gelden af te dragen zonder uitdrukkelijk bevel van den drost. Actum den XIXen dach in Junio anno etc. LXXVIIo. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder een papieren ruit opgedrukt zegel van C. T. en zijne onderteekening.
454 HARMANNUS VAN DER BURCHT, abt van Dickeningen, machtigt LUDOLPH COCK, pastoor te Blydensteden, om namens de abdij voor 't hof van Vryeslandt op te treden tegen den abt van Claerekamp en RUMPT JACOBSZ. te Collum, opdat de abdij worde ontheven van de vordering van GARBRANDT GOLTSMIT (als 't recht van RUMPT verkregen hebbend) tot uitbetaling van 350 gulden. In den Jaere XVC soeven ende tsoeventich den 1ten Augusti. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van H. v. D. B. en zijne onderteekening.
455 TIJEPCKE HESSELS, secretaris van Colmerlant en tNycruisslant, oorkondt, bij afwezigheid van den grietman, dat ROEMPT JACOBS eerst weigerde, op vordering van de abdij van Dyckeninge te getuigen met betrekking tot het proces der abdij tegen GARBRANT GOLTSSMIDT over 350 gulden, doch ten slotte beloofde over een paar dagen den vertegenwoordiger der abdij goed bescheid te zullen leveren tot hare geheele ontlasting. Actum Collum den IIIen Augusti anno XVC sevenentseventych. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder een papieren ruit opgedrukt zegel van den secretaris en zijne onderteekening.
456 EVERDT VAN ENSSE drost te Couorden en van 't landschap Drenthe oorkondt, dat de 24 etten op 't lotting te Anloe van St. Magnus 1677 de schuldbekentenis d.d. 26 Juni (15)68 ten laste van den gewezen "kellewaert" van Dicklingen LUDOLPHUS COCK en ten behoeve van ROMPT JACOBS en de krachtens deze door GARBRANT GOLTSMIT gedane panding van waarde verklaarden; onder toelating alsnog van 't bewijs dat de schuld gedelgd is. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van E. v. E. en zijne onderteekening.
457 GEORGES (VAN LALAING stadhouder o.a. van Drente) dagvaardt RUMPT (JACOBS) en den abt van Claercamp, om te erkennen of te loochenen de brieven d.d. 26 Juni 1568, ingevolge van een waarvan GERBRANT GOLTSMIDT uit Groningen 350 gulden vordert van de abdij Dickeningen. Actum den XXVIIen Augusti 1577. Oorspr. (Inv. No. 203). Met opgeschreven aanteekening omtrent de overlegging van dit stuk in 't proces tusschen de abdij en de beide gedaagden.
458 GERHARDUS LEOWERDENSIS abt te Clarekamp geeft kwijting aan den abt te Dickeninghen voor 6 lasten rogge, verschuldigd wegens genoten 7 lasten gerst, overeenkomstig hunne dading d.d. 22 Juli 1569; en belooft vrijwaring tegenover vorderingen te dezen opzichte van den voormaligen abt van Clarekamp. Actum anno XVc ses ende tsoeventich den Xden Septembris. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onderteekening door den abt van Clarecamp.
459 LUDOLPHUS COCK, pastoor in Blydensteden, substitueert Mr. MATHIAS RUMBERTSEN, om namens hem op te treden volgens bovenvermelde procuratie (zie regest No. 454). Actum den 13 Septembris anno 1577. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van L. C. en zijne onderteekening.
460 De abdij Dickeninge erkent den afkoop harer pachten in 't kerspel van Westerborck door de pachters en belooft de rechtstitels te zullen afgeven of vernietigen. In den jaer ons Heren dusent vyffhondert soventich sovene den eersten Octobris. Oorspr. (Inv. No. 188). Met het geschonden conventszegel in groene was.
461 De abdij te Dickenynge verhuurt aan ROLOFF JOELEN van Anssen en ROLOFF e.l. haar erf in de Broeckhuzen bewoond door JAN STEVENS; op voorwaarde o.a. van turfmennen enz. Anno 1577 den VIten Decembris. Oorspr. (Inv. No. 104). Chirograaf, onderteekend door partijen en dadingslieden. Afschrift van afschrift (Inv. No. 104).
462 LUDOLPHUS ALINGHE deken (van Drente) draagt den pastoor in Ruyne op, zijnen parochianen aan te zeggen, dat hij, deken, zijn eersten rechtdag zal houden te Deueri op 22 dezer, en dat zij dan moeten aanbrengen wat aangebracht moet worden;-den kerkvoogden zijner kerk aan te manen de visitatie-rechten te voldoen;-en ten overvloede de landlieden van den heer van Ruynnen en van JOHANNES OVINGE in Cralen en de inwoners van Ansen te dagvaarden om te hooren beslissen omtrent de beschadigde bevreding van het kerkhof in Deueri, en allen, wier bevreding van het kerkhof in Ruijnen is gevisiteerd, aan te manen en te dagen, dat zij de boeten (jura) betalen, terwijl zij anders worden gedaagd uit Deueren naar Gheten. Datum Deueren anno 78 die 15a mensis January. Oorspr. (Inv. No. 230). Onderteekend door L. A., als deken.
468 GERARDUS PRACKE, commissaris in Deuerer dinxspull van den deken van Drente, oorkondt, dat HENRICK WILTINGE en hij zelf met. LAMBART HOFFMANS schulte te Dwingloe getuigden omtrent de wijze, waarop GARBRANT GOLTSMIT verkreeg de schuldbekentenis van 350 gulden ten laste van de abdij Dickeninghe, als in de acte. Actum anno 1578 den 7en Ffebruarij. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van den commissaris en onderteekening door hem en zijne beide assessoren.
464 LAMBERT HOFFMANS verklaart, dat GARBRANT GOLTSMIT ingevolge zijne aanpanding 2 malen uitpanding verzocht van HINDRICK WILTINCK, waarop deze laatste zich verbond, de laatste maal omtrent Santgange, binnen 3 weken te betalen. Actum den 17 Martij anno 78. Afschrift (c. 1600) (Inv. No. 203).
465 JOHAN NANNINCKS rechter te Visvliet oorkondt, dat MARTEN BATTINCK en HINDRICK e.l. op vordering van GARBRANT GOLTSMIT getuigden omtrent de wijze waarop en de omstandigheden waaronder G. G. verkreeg een schuldbekentenis van 360 gulden ten laste van de abdij Dickeninge, als in de acte. Actum den 24en dach Martij anno 1578. Afschrift (c. 1600) (Inv. No. 203).
466 EVERDT VAN ENSSE drost te Couorden en van 't landschap Drenthe oorkondt, dat hij en de 24 etten op 't lotting te Rolde van de octaaf van Paschen 1578 het bewijs door den abt van Dicklingen, ingevolge hun vonnis d.d. St. Magnus 1577 te Anloe, geleverd van waarde en de vordering van GARBRANT GOLTSMIT ongewettigd verklaarden. Oorspr. (Inv. No. 203). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van E. v. E. en zijne onderteekening.
467 JOHAN KEERS, plaatsvervanger van JAN TEN BARGE schulte te Vress en Peise, oorkondt, dat LANDT LANDES en jonge ROLEFF SCHURING, op vordering van GARBRANT GOLTSMIT uit Groningen, getuigden omtrent 't laatst gehouden lotting te Rolde, als in de acte. Actum etc. anno XVc LXXVIII den XXI Aprilis. Afschrift (c. 1600) (Inv. No. 203).
468 HERMANNUS VAN DER BURCHT, abt te Dickeninghe, en HINRICK VAN MUNSTER, heer te Ruenenn, leggen-door bemiddeling van JOHAN VAN DER CLOESTER (thor Hauerhorst), JOHAN VAN ECHTTEN TOE ECHTTEN, ROLOFF VAN DEN CLOESTER THOE REBRUGGEN en HENRICK DE Vos VAN STEENWICK (to Anssenn)-hun geschil bij over den eigendom van Schoeneganges wheer ten Tweele, in de heerlijkheid Ruenen in 't kerspel van Blydenstedenn, en de aflossing der daarop gevestigde rente van 16 blauwe guldens; zoodat de abt aan den heer van Ruenen de waarde van dat goed zal vergoeden in tienden te Ruenen en zoo noodig nog in goederen elders. Actum anno dusent vif hundert acht unnd soventigh up Wundestagh denn derthindenn der maenett Augusti. Oorspr. (Inv. No. 79). Met onderteekening door partijen en scheidslieden.
469 BERENT PIGGHE, "committerder upt Woldt" namens HINRICH VAN MUNSTER THO MEINHOVELL heer te Ruenen, oorkondt, dat JOHAN HEIJNEN en BERTOLT HEIJNEN c.s. overdroegen aan de abdij te Dickeninghe het 1 vierendeel boter vermeld in de doorstoken brieven (zie regesten Nos 316 en 351). Dergegevenn im jhaer duisent vyff hundert acht und soventigh denn vier und twintigsten der maent Augusti. Oorspr. (Inv. No. 76). Met zeer geschonden zegel van B. P., "den ick vann gerichtzweghenn gebruike", in groene was.
470 ABEL HILLEBRANTS en LUETGEN TEN BROEKE burgemeesters der stad Steenwyck oorkonden, dat LAMBERT ENGBERTSZ., als mede-erfgenaam van wijlen de weduwe LUTGART BOIENS, overdroeg aan de abdij van Dickeninge de losrente van 31/2 goudgulden vermeld in den doorstoken brief d.d. 18 April 1564 (zie regest No. 405). In den jaire duesent vyfhondert negen ende soeventich den negenden dach des maentz Marty. Oorspr. (Inv. No. 183). Met fragment van 't secreetzegel der stad S. in groene was.
471 De abdij te Dickenynge verpacht aan JACOP WYLMS c.s. haar erf Teesinghe te Hesselte in 't kerspel van Hauelte met een stuk hooiland doch behalve eene koeweide. Met verschillende bedingen. In den jaren XVc 79 den XIIten Junij. Oorspr. (Inv. No. 192). Chirograaf onderteekend door den keldermeester der abdij en de dadingslieden, de onderteekening van den abt ontbreekt.
472 De abdij te Dickeninge draagt voor erf buren in Dunninghe over aan JOHAN VAN DEN CAMPE een erf land in de Dunninger marke en 't kerspel van de Yhorst, nu bewoond door LUYTGEN COCK, en daartoe de volgende landen: een huis en hof c.a., een kampje, nog een stukje land in de meente, op den Dunninger ess 3 mudden land en 't 1/3 in dat Bruggemaege, een stuk bouwland op 't Hoegevelt, met alle rechten van die goederen in de marke. In den jaeren ons Heeren dusent vyfhondert negen ende tsoventich den Vten Decembris. Oorspr. (Inv. No. 107). Met onderteekening door de 2 stokleggings- en de 4 dadingslieden.
473 De abdij te Dickenynge "verzet" voor erfburen van Hesselte aan JOHAN WYLMS te Hesselte en ALEYT e.l. eene koeweide, vroeger in gebruik bij JACOP WYLMS, met den daartoe behoorenden dijk, in 't kerspel van Hauelte, en eene rente van 11/2 mud rogge Zwolsche maat. Zonder dagteekening. Oorspr. (Inv. No. 193). Chirograaf onderteekend door den rentmeester der abdij (MARTEN WOLTERS), de 2 erfburen en de 2 dadingslieden.
474 HENRICK TIJES en GESE e.l. en JOHANN HENRICKSS. en HYLLE e.l. koopen van GARREBRANT HENRICKS en JOEST e.l. een huis en hof c.a. upt Buddingewolt in de heerlijkheid van Rune tusschen de Weerwillingher sloot ten zuiden en de Leysloet ten noorden, nu in gebruik bij GARREBRANT, onder voorwaarde o. a. dat verkoopers na afbetaling van den koopprijs een bezegelden brief zullen doen opmaken. Anno XVc tachtentich den 1en May is een arffcoep gheschiet.... Oorspr. (Inv. No. 263). Met merken van de mannen-koopers, den verkooper en de dadingslieden.
475 De abdij van Dickeninge "verset" voor "arfsaeten" in de marke van de Wijck aan GHEERT BERENSS. en HILLA e.l. een stuk land in de Hoeue genaamd Schultencamp. Datum ut supra (in den Jaere onses Heren duisent vyffhundert enentachtentich den dartichsten Aprilis). Oorspr. (Inv. No. 109). Chirograaf onderteekend door KUNNIER SLOETS als vrouw, den rentmeester der abdij en KERST JANS als dadingsman.
476 De abdij te Dickeninge verhuurt met Mei 1682 aan BERENT ROLOFF c.u. haar erf aan de Zwartesluis, groot omtrent 30 morgen land met een huis c.a. Onder voorwaarde o. a. van het onderhoud van de dijken der abdij en den dijk van 't Zwolse lant en de Westermaet behoorend op Oldestaphorst. Actum anno 81 den 26 Augusti. Afschrift (Inv. No. 177), naar den chirograaf.
477 ANTONIUS HOLLE pastoor in Beylen rekent met STEVEN ARENS en jonge JAN KIERS, zoon van wijlen KIER ARENS, zoodat de abdij van Dickeninge gehouden zal zijn 100 g.g. met rente a 6 % op "pennickdach" 1583 te betalen aan STEVEN ARENS als momber of de voorkinderen; onder verband van de goederen der abdij. Unde desse geschiet in anno ende op dach voerschreven (in anno XVc twe ende tachtentich den veertienden Meij. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 221). Met onderteekening door A. H.
478 Ridderschap en Steden (van Overijsel) geven voorschriften voor de betaling der pachten over 1581-83. Actum ende aldus gedaen up den landach bynnen Zwolle den 29 Martij anno 83. Afschrift (Inv. No. 176). Naar een te Deventer op 1 April 1587 gepubliceerd uittreksel der ordonnantie.
479 Ridderschap en Steden (van Overijsel) bevestigen hun besluit dd. 29 Maart 1583 omtrent de betaling der pachten. Aldus gedan up den landach bynnen Zwolle up dach ende Jaere als vors. (up. huiden den vyfften Decembris anno 1585). Afschrift (Inv. No. 176) naar een afschrift, onderteekend door (den secretaris der staten) RO(E)LINCK.
480 Ridderschap en Steden (van Overijsel) bevestigen het besluit, indertijd door hen genomen omtrent de rechten door de medekerspellieden uit te oefenen ten opzichte van belmondige erven. Aldus gedaen opten landtdach binnen Campn den 26 Marty anno 1587. Afschrift (Inv. No. 176), onderteekend door (den secretaris der staten) ROELINCK.
481 HARMEN VITS en MARRIGEN e. l. brengen voor buren in Beilen ten behoeve van de abdij van Dickeninge de rente van 3 Rijder guldens uit wijlen VYTS huis c.a., verschuldigd aan de pastorie te Beilen, over op hun huis c. a. te Beilen, hun aangeërfd van haar ouders. Met bezegeling door JOCHUM GERRIS schulte te Beilen. Gegeven in den jaeren ons Heren dusent vyfhondert tachtentich achte op Sondach nae penninckdach. Oorspr. (Inv. No. 222). Het zegel van den schulte is verloren; met onderteekening door den schulte.
482 De abdij te Dickeninge "verset" aan WESSEL VAN BORNEN een stuk land in de Houe naast 't stuk, dat GERT BERENS "in versettinge" heeft genaamd Schultencamp. Geschiet in jaer ons Heeren dusent vijffhundert acht unde tachtentich up up (sic) Lambartij. Oorspr. (Inv. No. 110). Chirograaf (beide exemplaren aanwezig *  ), onderteekend door den dadingsman TIJMEN TER LINDE.
483 De abdij van Diclinge verkoopt aan EVERT VAN ENSSE, 's konings drost te Couerden en van 't landschap Drenthe, en juffer JOHANNA VAN DEN CLOESTER e.l. 2 erven in de buurschap Lee en 't kerspel van Dwingell, genaamd Bartols-erve en Ratinge, beide ledig en woest, met 15 a 16 dagwerk hooiland bij Leerbruuck over 't diep in de Emsshoerner marke. Met belofte van stoklegging en vrijwaring, behoudens kerkpacht en hetgeen BORCHART VAN WESTERHOLT THO ENDELINGE eruit trekt; waartegenover de abdij VAN ENSSE ontheft van de 3 schat rogge, die zij trekt uit WESTERHOLTS goed te Lee genaamd JAN JANSSES erve. Actum Couerden den 23 Septembris 1590. Oorspr. (Inv. No. 97). Met onderteekening door E. v. E. en de 2 dadingslieden.
484 De abdij van Dickeninge verhuurt aan HENRICK STEVENS c.u. het erfje op die Bischweteringe, op voorwaarde o. a. dat hij alle stegen, wegen, watergangen en den voet dijk voor Campen onderhoude. Gescht des Mandages na Hasselder marckt anno enentnegentich. Oorspr. (Inv. No. 117). Chirograaf, onderteekend door TIJMEN TEE LINDEN en de 2 dadingslieden.
485 BERTOLT JANSEN onderschulte in de Wyck oorkondt, dat JOHAN HARMENS VAN ZEGELBARGHE, JAN HENRICKS, JAN WYLMS en COEP ROLOFFS, op vordering van ANTONIUS HOLLE administrator van 't convent Dickenynge, omtrent het "olthovige'' erf te Olderstaphorst getuigden, als in de acte. In den jaeren ons Heren dusent vyfhondert eenentnegentich des sesten Septembris nae den olden styl. Oorspr. (Inv. No. 176). Met onderteekening door B. Jz. en de 2 keurnooten.
486 JOHAN SEYNEN EFSYNCK gesubstitueerd onderschulte te Meppell, Colderuene en Nijeuene oorkondt, dat GOESSEN HENDRIJCKES, HENDRICK VAN WIJE, ALBERT DANEBERGES en HARMEN PIETERS, op vordering van TIJMEN TER LINDE rentmeester van 't convent van Dicklinge, verklaarden, dat zij in Juni en Juli 1.1. op 't "olthuijvinge" erf te Older Staphorst vele door 't krijgsvolk opgejaagde beesten hebben zien loopen, niet behoorend aan 't convent. Dat geschiet in den Jaere ons Heeren duisendt vijffhonderdt een ende tnegentich den negenden dach dieser lopendes maendes Septembris stijlo consueto. Oorspr. (Inv. No. 176). Met onder papieren ruit opgedrukt zegel van J. S. E. en onderteekening door hem en 2 keurnooten.
487 JOHAN WILLEMS en JOHAN e.l. dragen voor erf buren over aan LLUBBERT JOHANS. en ALYT e.l. eene rente van 1 goudgulden uit hun huis te Meppel, reeds belast met eene rente van 2 goudguldens. Met bezegeling door WOLTER VAN WOLTYNCK schulte te Meppel. Int jaer onsses Heren dusent vyffhondert ende drientwyntych op sante Johans dach. Oorspr. (Inv. No. 142). Met fragment van 't zegel in groene was.
488 JOHAN SEYNEN EFSYNCK gesubstitueerd onderschulte te Meppel, Colderuene en Niieuene oorkondt, dat BRANT HENDRIX op vordering van HENDRICK VAN HAEMINGE c.s. getuigde, dat die van Haeminge, der Warchorst en Heszelinge c.s. aan die van Staphorst schatting hebben gegeven, "toe weten dat rechte tiendendiel een oortien ofte halve gulden int hartien hoeger", en dat die van Olderstaphorst van 't convents-goed 6 gulden bijdroegen. Anno vier ende tniegentich den twie ende twintichsten dach diezer loependes maendes Julii stilo veteri. Oorspr. (Inv. No. 166). Het opgedrukt zegel van J. S. E. is verloren.
489 De abdij Dickeninge protesteert nogmaals bij HENRICK VAN MUNSTER heer te Rhuynen tegen het verbod, aan 's convents meier CORNELISS HILLEBRANTZS gedaan door de huislieden van 't Wolt H's onderdanen, om een stuk land (door hen ten onrechte S. Catarijnen-landt genaamd) over de A te gebruiken,-met verzoek hun te bevelen de door hen geschutte beesten terug te geven, 't genot van 't bewuste land niet te beletten en anders als eischer op te treden, en dit protest te doen registreeren. Met ondergeschreven verklaring van den schulte EVERT VAN DOMPSSELAER, dat genoemd protest hem ter registratie ter hand is gesteld: Anno negentych vyffe den achten Maij. Oorspr. (Inv. No. 207).
490 EVERT VAN DOMPSELAER, schulte van Buddinge- en Hakeswolt van wege den heer te Runen HENRICK VAN MUNSTER, brengt ter kennis van TIJMAN THO LINDE als rentmeester van 't klooster te Dickeninge, dat ROLEFF TALEN, KARSYN PETERS, PETER ALBERS en ARENT VAN CRALE, als gevolmachtigden der buren van 't Wolt, laten aanpanden het Suncte Catrijnen-lant over de Ae, in gebruik bij CORNELYS HILBRANS; en dagvaardt hen met hun bewijsstukken betreffende dat land voor zijne bank tegen 8 Juli a s. Anno dusent vyffhundert den 25 Junij. Afschrift (16de eeuw) (Inv. No. 207).
491 De abdij van Dickeninge komt met MARTEN JAN HERMSS. overeen omtrent de huur van land op 't Weeckwerck, op 't Colbliek, op Suytess enz., van den achtersten hof en land daartegenover. Geschiet in anno ende op dach vuirscreven (up [huyden den eersten Julij anno XVc ses ende tnegentich). Oorspr. (Inv. No. 164). Met onderteekening door de dadingslieden.
492 FREIDERICH graaf zum Berg enz., 's konings stadhouder en kapitein-generaal van Friesslandt, Ouer-Issell, Gronningen Omlanden, Drenth en Lingen, overste over een regiment Duitsche soldaten, beveelt aan alle gegradueerde en gemeene krijgslieden te paard en te voet onder zijn bevel, den abt en de religieuse jufferen van 't klooster Dijckelingen, gelegen in 't landschap van Drenth, met hunne knechten, meiden of familieleden en hunne goederen, in steden of op 't platteland komende voor hunne belangen, vrij te laten gaan en keeren gedurende 6 maanden, mits zij niets doen dat inbreuk maakt op 's konings dienst. Actum Oldeseell den twelfften Decembris anno etc. 1596. Oorspr. (Inv. No. 19). Het opgedrukt zegel van den overste is verloren; met zijne onderteekening.
493 De abdij van Dickeninge neemt voor erf buren in de Wijck op van HENRICK ALBERTS en TONIJS e.l. 78 goudguldens, onder verband van het vierde afgegraven kampje in haren hof aan de noordzijde naast het kampje, dat ALBERT BERENTS "in versettinge" heeft. Onder belofte te gelegener tijd eene bezegelde acte hiervan te willen geven. Gheschiet in anno XVc soeven ende tnegentich Dincxdaeges nae penninckdach. Gelijktijdig afschrift (Inv. No. 111). Niet geteekend of bezegeld.
494 Vrouw en jufferen van 't convent Dickeninge verklaren:
1. dat, ter wegneming van geschillen bestaande ten tijde van den abt HERMAN VAN DER BURCHT, bij scheidsrechterlijke uitspraak bepaald is, dat iedere juffer 5 goudguldens 's jaars voor kleeding zou ontvangen en daarvoor 60 goudguldens bij hare inkleeding inbrengen;
2. dat zij besloten hebben, voortaan geene jufferen stem in of toegang tot haar "collegium" te verleenen, tenzij hare vrienden inderdaad betaald hebben wat van ouds tot preuve moet worden betaald; en dat de nieuwe juffer de anderen in alles moet navolgen; en doen mededeeling van "die articulen ende puncten, die totter praven te bidden ende voirt tot der incledinge geobserviert moeten worden". Met vermelding der mede-onderteekening door den administrator van 't convent ANTONIUS HOLLE. Ondertekent in den jaer XVc soeven ende tnegentich in die maent Julio. Oorspr. (Inv. No. 5). Met onderteekening door de vrouw, de jufferen en den administrator.
495 De abdij te Dickeninge verhuurt aan OLDE ROLEFF tho Bogelinge c.u. haar erf Bogelinge; op voorwaarde o.a. van betaling der heerenschattingen, het onderhouden der wegen naar de brug, het dienen met paard en wagen en door grasmaaien en turfmennen. Gescheet anno 1599 den XVII Martij. Afschrift (Inv. No. 126) van een chirograaf.
496 De abdij van Dickeninge verhuurt aan JAN MARTENS en ROLOFF e.l. het erf op den hoek van de Bissweteringe, vroeger bewoond door HENRICK STEVENS, volgens de voorwaarden vermeld in den vorigen huurceêl (zie regest No. 484) en daarenboven alle schattingen, morgengeld enz., waarvoor hij tegemoetkoming zal genieten bij het maken van 't dak op 't huis. Anno 1599 den 20 Aprilis. Oorspr. (Inv. No. 127). Met onderteekening door partijen en de 2 dadingslieden.
497 De abdij te Dickeninge verhuurt aan PETER JANSEN en WILM e.l. haar erf Tesinge te Hesselte, vroeger in pacht bij JACOB WILMS, op voorwaarde o.a. dat partijen samen een nieuw huis op 't erf zullen zetten, en dat, bij verlichting der schattingen en leeningen, dit in 't 6de jaar ten bate zal komen aan de abdij. Geschiet in anno XVc negen en tnegentich in de maent Maio. Oorspr. (Inv. No. 194). Chirograaf, onderteekend door partijen en de 2 dadingslieden.
498 De abdij te Dickeninge "verset" voor erfburen in de marke van die Wijck aan ROLEFF HERMSEN en JOANNA e.l. een stuk land in hare hoeve naast GEERT CUPER en COEP KEMPE. Met belofte zoo noodig meer zekerheid hiervan te zullen geven. Geschiet in anno 1600 voir Meye. Minute? (Inv. No. 112). Niet geteekend of bezegeld.
499 De abdij te Dickeninge "verset" voor erfburen in de marke van die Wijck aan GEERT CUPER en BERENTKEN e.l, een stuk land in hare hoeve naast ROLEFF HERMSS. en HENRICK HERMSS. Met belofte zoo noodig meer zekerheid te zullen geven. Geschiet in anno dusent eshundert voir Meye. Minute? (Inv. No. 112). Niet geteekend of bezegeld.
500 De abdij te Dickeninge "verset" voor erfburen in de marke van die Wijck aan HENRICK HERMSS. en MIJE e.l. een stuk land in hare hoeve tusschen GEERT CUPER, ROLEFF SCHULTE en de wetering. Met belofte zoo noodig meer zekerheid te zullen geven. Gescheedt in anno dusent sesshundert voir Meije. Minute? (Inv. No. 112). Niet geteekend of bezegeld.
Records 501 t/m 518
laatste wijziging 13-01-2023
781 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 297 bestanden

Kenmerken

Datering:
1360-1617
Citeerinstructie:
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste eenmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Drents Archief, Assen. Toegang 0440 Abdij Dikninge
VERKORT:
NL-AsnDA, 0440
Categorie:
laatste wijziging 13-01-2023
781 beschreven archiefstukken
2 gedigitaliseerd
totaal 297 bestanden