Brandt (1897-1966) was als historicus een van de adviseurs van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van L. de Jong en hij zat in de redactie van Onderdrukking en Verzet. Een groot deel van de collectie bevat documentatie over de Nederlandsche Unie (archief 181). Voorts een getypte tekst van een niet gepubliceerd manuscript ¿De Nederlandsche Unie¿.

Bregstein (1900-1957) was van 1934 tot in 1939 gewoon hoogleraar in de privaatrechtelijke vakken aan de Hogeschool van Rotterdam. In 1939 werd hij benoemd tot hoogleraar in het handelsrecht en het internationaal privaatrecht aan de Universiteit van Amsterdam. In april 1940 werd hij daarnaast benoemd tot plaatsvervangend rijksadvocaat. Op grond van zijn joodse afstamming werd hij in 1940 uit zijn ambten ontzet. Na de bevrijding werd hij lid van de Raad voor het Rechtsherstel, afdeling Effectenregistratie. Hij trad op als juridisch adviseur voor het ministerie van Financiën, vooral voor problemen betreffende de liquidatie van vijandelijk vermogen in internationaal verband.

Deze Kamer werd op 1 mei 1941 in het leven geroepen. Hoewel het de bedoeling was dat er naast de voorzitter 2 leden benoemd zouden worden, heeft voorzitter A.A. van Rhijn nooit leden naast zich gehad. Vanaf 1 juli 1941 nam hij alle regeringsinkomsten en ¿uitgaven onder controle.

College dat de regering van advies diende. De Raad adviseerde over ontwerp-Koninklijke Besluiten en kon door de Kroon en de ministers om advies worden gevraagd. Aanvankelijk had de Raad, bij afwezigheid van de volksvertegenwoordiging tot taak, het parlement en de Raad van State te vertegenwoordigen. Voorzitter was mr. F. Beelaerts van Blokland, vice-voorzitter van de Raad van State. P. Rijkens werd vice-voorzitter van de Buitengewone Raad. Lid van de Raad was ook M. Sluyser, hoofd van de luisterdienst van de Rijksvoorlichtingsdienst (archief 236).