286 Collectie proces Rauter ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )
286
Collectie proces Rauter
Openbaarheid
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Ze zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
laatste wijziging 07-04-2022
53 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Inleiding
laatste wijziging 07-04-2022
53 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Geschiedenis
Hanns Albin Rauter
Hanns Albin Rauter (1895-1949) was de Höhere SS- und Polizeiführer in den Niederlanden (HSSPF). De HSSPF waren, vooral in de bezette gebieden, met grote macht bekleed. Zij waren de politieke, ideologische en politionele en later, toen de oorlogskansen keerden, vaak ook de militaire arm van Heinrich Himmler, de Reichsführer SS (RFSS). De HSSPF waren direct verantwoording verschuldigd aan Himmler. In het Rijkscommissariaat had Rauter de functie van Generalkommissar für das Sicherheitswesen en in die hoedanigheid was hij ondergeschikt aan Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete Arthur Seyss-Inquart. In deze functies was Rauter verantwoordelijk voor de deportaties van Joden naar concentratie- en vernietigingskampen, de bestrijding van het Nederlandse verzet en de verplichte tewerkstelling van Nederlandse mannen in Duitsland.
Hanns Albin Rauter (1895-1949) was de Höhere SS- und Polizeiführer in den Niederlanden (HSSPF). De HSSPF waren, vooral in de bezette gebieden, met grote macht bekleed. Zij waren de politieke, ideologische en politionele en later, toen de oorlogskansen keerden, vaak ook de militaire arm van Heinrich Himmler, de Reichsführer SS (RFSS). De HSSPF waren direct verantwoording verschuldigd aan Himmler. In het Rijkscommissariaat had Rauter de functie van Generalkommissar für das Sicherheitswesen en in die hoedanigheid was hij ondergeschikt aan Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete Arthur Seyss-Inquart. In deze functies was Rauter verantwoordelijk voor de deportaties van Joden naar concentratie- en vernietigingskampen, de bestrijding van het Nederlandse verzet en de verplichte tewerkstelling van Nederlandse mannen in Duitsland.
Het proces tegen Rauter
Op 6 februari 1946 werd Rauter aan de Nederlandse regering uitgeleverd om wegens het plegen van oorlogsmisdaden terecht te staan. Van februari tot en met oktober 1946 verbleef hij in een gevangenis te Scheveningen, in november en december van dat jaar in Rotterdam. Tot december 1946 stond hij ter beschikking van het Bureau Nationale Veiligheid en het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven. In deze maand werd hij overgedragen aan de procureur-fiscaal (openbaar aanklager) bij het Bijzonder Gerechtshof te ’s Gravenhage. Tijdens de eerste drie maanden van 1947 verbleef hij in de Arnhemse gevangenis voor het als getuige afleggen van verklaringen in het vooronderzoek in de zaak tegen de General der Flieger F.C. Christiansen, voormalig Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden. Vanaf toen bleef hij ter beschikking van de procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof en was hij gedetineerd in gevangenissen in Rotterdam en Scheveningen. *
Op 5 februari 1947 wees de president van het Bijzonder Gerechtshof mr. K.Th.M. van Rijckevorsel aan als advocaat van Rauter. In het Hof hadden de volgende personen zitting: jhr. mr. P.G.M. van Meeuwen, president; mr. D. Bijdendijk, rechtsgeleerd raadsheer; generaal-majoor V.E. Wilmar, militair raadsheer; mr. A.J.M. van Moorsel en generaal-majoor H.F.M. Baron van Voorst tot Voorst fungeerden als bijzitters. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door de procureur-fiscaal mr. J. Zaaijer. Griffier was C.G. Iordens. *
Op 6 februari 1946 werd Rauter aan de Nederlandse regering uitgeleverd om wegens het plegen van oorlogsmisdaden terecht te staan. Van februari tot en met oktober 1946 verbleef hij in een gevangenis te Scheveningen, in november en december van dat jaar in Rotterdam. Tot december 1946 stond hij ter beschikking van het Bureau Nationale Veiligheid en het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven. In deze maand werd hij overgedragen aan de procureur-fiscaal (openbaar aanklager) bij het Bijzonder Gerechtshof te ’s Gravenhage. Tijdens de eerste drie maanden van 1947 verbleef hij in de Arnhemse gevangenis voor het als getuige afleggen van verklaringen in het vooronderzoek in de zaak tegen de General der Flieger F.C. Christiansen, voormalig Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden. Vanaf toen bleef hij ter beschikking van de procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof en was hij gedetineerd in gevangenissen in Rotterdam en Scheveningen. *
Op 5 februari 1947 wees de president van het Bijzonder Gerechtshof mr. K.Th.M. van Rijckevorsel aan als advocaat van Rauter. In het Hof hadden de volgende personen zitting: jhr. mr. P.G.M. van Meeuwen, president; mr. D. Bijdendijk, rechtsgeleerd raadsheer; generaal-majoor V.E. Wilmar, militair raadsheer; mr. A.J.M. van Moorsel en generaal-majoor H.F.M. Baron van Voorst tot Voorst fungeerden als bijzitters. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door de procureur-fiscaal mr. J. Zaaijer. Griffier was C.G. Iordens. *
Vanuit zijn functie als HSSPF en Generalkommissar für das Sicherheitswesen stond Rauter terecht terzake zijn rol in:
I. de Jodenvervolging
II. de arbeidsinzet van Nederlandse mannen in Duitsland
III. de roof van huisraad en kleding van de Nederlandse bevolking
IV. de verbeurdverklaring van radio-ontvang-toestellen in het bezette Nederlandse gebied en zijn bevel tot inlevering ervan in 1943
V. de deportatie van studenten naar Duitsland en hun ter beschikking stelling aan Duitse overheidsorganen
VI. de arrestatie en overbrenging naar concentratiekampen van familieleden van ondergedoken Nederlandse politieambtenaren die eigenmachtig de dienst hadden verlaten
VII. vergeldingsmaatregelen tegen de Nederlandse bevolking, onder andere:
a. collectieve geldboetes,
b. het uit woningen weghalen van inboedels,
c. het arresteren en gevangen zetten van onschuldige burgers of het houden van razzia’s en het wegvoeren van daarbij gevangen genomen personen
d. represaillemoorden op Nederlandse burgers. *
Als getuigen, door de procureur-fiscaal gedagvaard, waren op de zittingen aanwezig: T.J. van Dien, inspecteur van de politie te ’s Gravenhage; C. van den Berg, rechercheur van politie te ’s Gravenhage; J. Schreieder en C. van Geelkerken, beiden gedetineerd; W.J.H. Winkelman, correspondent van het Algemeen Nederlands Persbureau te Brussel; H.W. van Etten, kantoorbediende te Amsterdam. Als tolk trad H. Flaumenhaft, beëdigd vertaler te ’s Gravenhage, op. *
Op 1, 2 en 3 april had de zaak tegen Rauter plaats. Op 15 april 1948 wees het Hof een interlocutoire sententie, ten gevolge waarvan in de ochtend van 22 april het onderzoek werd voortgezet. Tijdens de zitting van 4 mei sprak de president de door het Hof gewezen sententie uit, waarbij Rauter tot de doodstraf veroordeeld werd.
I. de Jodenvervolging
II. de arbeidsinzet van Nederlandse mannen in Duitsland
III. de roof van huisraad en kleding van de Nederlandse bevolking
IV. de verbeurdverklaring van radio-ontvang-toestellen in het bezette Nederlandse gebied en zijn bevel tot inlevering ervan in 1943
V. de deportatie van studenten naar Duitsland en hun ter beschikking stelling aan Duitse overheidsorganen
VI. de arrestatie en overbrenging naar concentratiekampen van familieleden van ondergedoken Nederlandse politieambtenaren die eigenmachtig de dienst hadden verlaten
VII. vergeldingsmaatregelen tegen de Nederlandse bevolking, onder andere:
a. collectieve geldboetes,
b. het uit woningen weghalen van inboedels,
c. het arresteren en gevangen zetten van onschuldige burgers of het houden van razzia’s en het wegvoeren van daarbij gevangen genomen personen
d. represaillemoorden op Nederlandse burgers. *
Als getuigen, door de procureur-fiscaal gedagvaard, waren op de zittingen aanwezig: T.J. van Dien, inspecteur van de politie te ’s Gravenhage; C. van den Berg, rechercheur van politie te ’s Gravenhage; J. Schreieder en C. van Geelkerken, beiden gedetineerd; W.J.H. Winkelman, correspondent van het Algemeen Nederlands Persbureau te Brussel; H.W. van Etten, kantoorbediende te Amsterdam. Als tolk trad H. Flaumenhaft, beëdigd vertaler te ’s Gravenhage, op. *
Op 1, 2 en 3 april had de zaak tegen Rauter plaats. Op 15 april 1948 wees het Hof een interlocutoire sententie, ten gevolge waarvan in de ochtend van 22 april het onderzoek werd voortgezet. Tijdens de zitting van 4 mei sprak de president de door het Hof gewezen sententie uit, waarbij Rauter tot de doodstraf veroordeeld werd.
Op 12 mei 1948 kwam Rauter in cassatie van de sententie. De behandeling van de zaak-Rauter voor de Bijzondere Raad van Cassatie vond plaats op 20 en 22 oktober 1948. De Raad was samengesteld uit: mr. H. Haga, president; prof. mr. dr. J.H.W. Verzijl, vice-president; prof. mr. dr. S. van Brakel en prof. mr. W.P.J. Pompe, rechtsgeleerde raadsheren; luitenant-generaal P.W. Best, militair raadsheer; vice-admiraal F.J. Heeris en mr. F.M. Westrouen van Meeteren fungeerden als bijzitters. Aanwezig waren voorts de procureur-fiscaal mr. A.M. Baron van Tuyll van Serooskerken en de griffier mr. H. van Oordt. *
Op 12 januari 1949 werd de door het Bijzonder Gerechtshof opgelegde doodstraf bevestigd. Op 11 februari 1949 diende de raadsman van de verdachte namens deze een request tot revisie bij de Bijzondere Raad van Cassatie in. Op 9 maart 1949 beschikte de Raad hierop in afwijzende zin. Nadat bij Koninklijk Besluit afwijzend beschikt was op de ingediende gratieverzoeken (Rauter zelf had zich hiervan onthouden), werd in de vroege ochtend van 25 maart 1949 het doodvonnis door middel van de kogel voltrokken. *
Op 12 januari 1949 werd de door het Bijzonder Gerechtshof opgelegde doodstraf bevestigd. Op 11 februari 1949 diende de raadsman van de verdachte namens deze een request tot revisie bij de Bijzondere Raad van Cassatie in. Op 9 maart 1949 beschikte de Raad hierop in afwijzende zin. Nadat bij Koninklijk Besluit afwijzend beschikt was op de ingediende gratieverzoeken (Rauter zelf had zich hiervan onthouden), werd in de vroege ochtend van 25 maart 1949 het doodvonnis door middel van de kogel voltrokken. *
laatste wijziging 07-04-2022
53 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Literatuur en verwante collecties
Voor vervolgonderzoek raadplege men de volgende archieven en literatuur.
laatste wijziging 07-04-2022
53 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Inventaris
aanvraaginstructie
Documenten uit deze collectie kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
onder vermelding van: archief 286, inv.no. ...
Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
links naast de beschrijving van de stukken
Documenten uit deze collectie kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
onder vermelding van: archief 286, inv.no. ...
Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
links naast de beschrijving van de stukken
1. Bijzonder Gerechtshof
24 Opmerkingen van Rauter betreffende het woordelijk verslag van het RIOD, 1948.
286 Collectie proces Rauter
Inventaris
1. Bijzonder Gerechtshof
24
Opmerkingen van Rauter betreffende het woordelijk verslag van het RIOD, 1948.
Ontwikkelingsstadium:
Doorslagen
Omvang:
1 omslag
Openbaarheid:
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
laatste wijziging 07-08-2009
laatste wijziging 07-04-2022
53 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Kenmerken
Datering:
[1940] 1947-1954
over het archief:
Hanns Albin Rauter (1895-1949) was de Höhere SS- und Polizeiführer in den Niederlanden en Generalkommissar für das Sicherheitswesen. In deze functies was Rauter verantwoordelijk voor de deportaties van Joden naar concentratie- en vernietigingskampen, de bestrijding van het Nederlandse verzet en de verplichte tewerkstelling van Nederlandse mannen in Duitsland. Na de oorlog werd hij voor een Nederlandse rechtbank veroordeeld tot de doodstraf, die op 25 maart 1949 werd voltrokken.
Openbaar vanaf:
01-01-25
Openbaarheid:
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
Omvang:
1 meter (48 inventarisnummers)
Status:
Bruikleencollectie Nationaal Archief
Trefwoorden:
Categorie:
laatste wijziging 07-04-2022
53 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand