Uw zoekacties: Slegers, G.M.

Dagboeken-NIOD ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

  • In het veld "auteur" zoekt u op naam van de dagboekauteur
  • In het veld "localisering" zoekt u naar de plaatsen waarover de dagboekauteurs schrijven.
  • In het veld "inhoud" zoekt u naar termen die voorkomen in de online-samenvattingen van de dagboeken.

Als u het veld "alle velden" invult, doorzoekt u het gehele bestand. U kunt de zoekresultaten beperken door in de velden achter "periode" specifieke jaartallen in te vullen.Een overzicht van alle dagboeken kunt u oproepen door hier te klikken.


Tijdens de bezettingsjaren vertrouwden honderden mensen hun alledaagse belevenissen toe aan het papier. Vanuit Londen riep Radio Oranje de Nederlandse bevolking op een dagboek bij te houden. Deze geschriften vormen een rijke historische bron omdat de gebeurtenissen en ervaringen uit de eerste hand opgetekend zijn. Het NIOD beschikt over ruim duizend dagboeken van onder meer huisvrouwen, burgemeesters, winkeliers, artsen, NSB'ers, Oostfrontstrijders, scholieren en gevangenen.

Meteen na haar oprichting begon het toenmalige Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie met het verzamelen van dagboeken. Vanaf december 1945 verzocht Lou de Jong in radio-uitzendingen om dagboeken ter beschikking te stellen. Het vergaren van deze egodocumenten was belangrijk omdat "de vaak onopzettelijk door tallozen bijgehouden dagboeken bij uitstek het nageslacht een juiste indruk geven van wat de gewone burger in de oorlogs- en bezettingsjaren beleefde". Daarnaast hebben de dagboeken grote waarde omdat zij een uitvoerig beeld geven van belangwekkende plaatselijke gebeurtenissen. Zo verwierf het RIOD honderden dagboeken die elk "voor het historisch onderzoek naar de jaren der Duitsche bezetting tot in de lengte van generaties van de grootste beteekenis zal zijn".

In 1949 werden de dagboeken geanalyseerd en beschreven, zodat "systematisch al datgene zou worden opgetekend wat voor de verdere wetenschappelijke arbeid [...] van belang zou kunnen zijn". De analyses bevatten informatie over de auteur, locatie, periode en inhoud van de betreffende dagboeken. Op 20 november 1954 verscheen een bloemlezing onder de titel "Dagboek-fragmenten 1940-1945". Een exemplaar hiervan bevindt zich in de studiezaal van het NIOD. De helft van de dagboekbeschrijvingen is gemaakt in de jaren vijftig en ademt de sfeer van de toen geldende maatschappelijke opvattingen. Sinds 10 jaar worden de dagboeken beschreven door Marian Ros.

De dagboeken zelf zijn in te zien in de studiezaal van het NIOD. Vanwege het vaak persoonlijke karakter van de dagboeken is de collectie beperkt openbaar. In de praktijk betekent dit dat de dagboeken pas gelezen kunnen worden na het tekenen van een verklaring waarin is vastgelegd hoe de bescherming van de privacy gewaarborgd moet worden.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Inventaris
Dagboek
1932 Slegers, G.M.
Auteur:
Slegers, G.M.
Openbaarheid:
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
Vorm:
Handgeschreven verslag (blocnote)
Omvang:
101 bladzijden
Periodisering:
1940-1945
Periode van ontstaan:
2007-2008
Localisering:
Noord-Brabant (Geldrop, Helmond); Oost-Pruisen (tegenwoordig Polen); Duitsland (o.a. in de buurt van München)
Taal:
Nederlands
Inhoud:
Gerard groeit op in een katholiek gezin met veertien kinderen in Geldrop. Hij is twaalf als de oorlog begint. Zijn ouders, pro-Duits en lid van de NSB, hebben hem naar de Deutsche Schule in Helmond gestuurd. Lid geworden van de Hitlerjugend geeft hij zich op als vrijwilliger voor de Germaanse Landdienst (GLD). Begin 1942 vertrekt hij naar Duitsland. Met ongeveer honderd andere jongens, en slechts twee meisjes, verblijft hij in een jeugdherberg in Oost-Pruisen (tegenwoordig Polen). ‘Wij kregen een uniform aan, half Hitlerjugend, half Jeugdstorm van de NSB. Drie maanden lang verschrikkelijke heimwee.’ Gerard volgt een infanterie-opleiding en wordt, al is het vaak zo’n twintig graden onder nul, tewerkgesteld als knecht op een boerderij. In hun vrije tijd zingen de kinderen en wordt er aan cabaret gedaan. Cornelis van Geelkerken, leider van de Nationale Jeugdstorm, komt langs. Als Gerard echter met verlof naar huis mag, keert hij niet meer terug. Op aanraden van zijn broer meldt hij zich aan bij de NSKK-Luftwaffe. Het Nationalsozialistische Kraftfahrkorps is een paramilitair onderdeel van de NSDAP, dat het gebruik van auto- en motorvervoer wil populariseren. Maar de oorlog loopt ten einde en terug in Duitsland maakt hij gruwelijke dingen mee. ‘Wij moesten putten graven voor mitrailleurs, want de Russen rukten op. Ik kijk naar boven en zie de bommen naar beneden komen. Wij werden direct ingeschakeld om mensen te redden. Ik heb met een schop stukken van mensen bij elkaar moeten leggen. Weken later werd ik eens wakker, totaal in paniek.’ Als de zeventienjarige Gerard kort na de bevrijding thuis komt, blijkt zijn omvangrijke familie geheel ontwricht. Zijn broer, die hem aanraadde bij de NSKK te gaan, zit in de gevangenis. En vader, die psychiatrisch patiënt is, in een rusthuis. ‘Eens moest ik voor zijn bed in de houding gaan staan. Dat vond ik heel erg, maar hij kon daar verstandelijk niks aan doen.’
Datum beschrijving:
29 januari 2016
Illustratie:
Gerard als Nederlands militair, ca. 1950.
Ga naar dit stuk: