120 Nederlandsche Landstand ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )
120
Nederlandsche Landstand
Openbaarheid
Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. Het is slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, is ter plekke bij balie van de studiezaal van het NIOD een archiefverklaring verkrijgbaar. Direct na ondertekening kunt u de stukken aanvragen en inzien.
laatste wijziging 15-03-2020
2.025 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 10 bestanden
Inleiding
laatste wijziging 15-03-2020
2.025 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 10 bestanden
Geschiedenis
Nederlandsch Boerenfront
Het Nederlandsch Boerenfront is als NSB-organisatie in juli 1940 ontstaan en gegroeid uit één der afdelingen van de Agrarische Dienst van de NSB ter voorbereiding van de Volksvoedingsstand. Boerenleider was Evert Jan Roskam, zijn plaatsvervanger ir. Siebrand Dirk Rispens. Als hoofdadministrateur trad hoofdstafleider Otto Frans Josephus Damave op. In de loop van de zomer van 1940 zijn door de leiding van het Boerenfront diverse pogingen gedaan om met de besturen van de oude landbouworganisaties tot een overeenkomst te geraken betreffende de komende nieuwe landbouworganisatie. Dit lukte alleen ten aanzien van Landbouw en Maatschappij.
Het Nederlandsch Boerenfront is als NSB-organisatie in juli 1940 ontstaan en gegroeid uit één der afdelingen van de Agrarische Dienst van de NSB ter voorbereiding van de Volksvoedingsstand. Boerenleider was Evert Jan Roskam, zijn plaatsvervanger ir. Siebrand Dirk Rispens. Als hoofdadministrateur trad hoofdstafleider Otto Frans Josephus Damave op. In de loop van de zomer van 1940 zijn door de leiding van het Boerenfront diverse pogingen gedaan om met de besturen van de oude landbouworganisaties tot een overeenkomst te geraken betreffende de komende nieuwe landbouworganisatie. Dit lukte alleen ten aanzien van Landbouw en Maatschappij.
Oud-minister Folkert Evert Posthuma was adviseur van het Boerenfront. Hij was ook de stichter van de organisatie en maakte er Roskam de leider van. Posthuma was (hoewel geen NSB'er) gemachtigde van Mussert in Landbouwaangelegenheden en bleef de man achter de schermen in verschillende rollen ook bij de Landstand. Posthuma was ook voorzitter van de Adviescommissie Posthuma voor Graf Grothe. In deze commissie zaten ook G.J. Ruiter, later directeur-generaal van de Landbouw, en J. H. Zijlma. Na besprekingen te Utrecht en Meppel drukte Posthuma door dat er in november 1940 een fusie kwam van het Nederlandsch Boerenfront, Landbouw en Maatschappij en enkele kleine organisaties (o.m. de Aktie Bouman) tot het Nederlands Agrarisch Front.
Nederlandsch Agrarisch Front
Het resultaat was nog niet de Rijksvoedingsstand of Volksvoedingsstand, maar Het Nederlandsch Agrarisch Front (NAF). Een organisatie waarvan Roskam in zijn brochure van Zaaimaand 1940 Het Nederlandsch Agrarisch Front schreef, dat zij in het leven werd geroepen om zo spoedig mogelijk te verdwijnen. Zodra de organisatie voor het gehele land klaar zou zijn en de organisaties voldoende geschoold, was de tijd rijp, dat de Volksvoedingsstand in werking zou treden, waar dan het gehele regeringsapparaat in zou worden opgelost en waarin het Agrarisch Front zou versmelten. Zover zou het nimmer komen; in oktober 1941 bleef het bij de oprichting van de Landstand. De Duitsers durfden geen experimenten aan met de voedselvoorziening: "In der Nährungsversorgung treiben wir Wirtschaft, kein Politik".
Het resultaat was nog niet de Rijksvoedingsstand of Volksvoedingsstand, maar Het Nederlandsch Agrarisch Front (NAF). Een organisatie waarvan Roskam in zijn brochure van Zaaimaand 1940 Het Nederlandsch Agrarisch Front schreef, dat zij in het leven werd geroepen om zo spoedig mogelijk te verdwijnen. Zodra de organisatie voor het gehele land klaar zou zijn en de organisaties voldoende geschoold, was de tijd rijp, dat de Volksvoedingsstand in werking zou treden, waar dan het gehele regeringsapparaat in zou worden opgelost en waarin het Agrarisch Front zou versmelten. Zover zou het nimmer komen; in oktober 1941 bleef het bij de oprichting van de Landstand. De Duitsers durfden geen experimenten aan met de voedselvoorziening: "In der Nährungsversorgung treiben wir Wirtschaft, kein Politik".
In het NAF behielden Roskam en Damave dezelfde functies, Wouter Slob werd leider van de afdeling organisatie en propaganda, Ruiter plaatsvervangend boerenleider voor de vakgroepaangelegenheden, Rispens plaatsvervangend boerenleider voor de technische aangelegenheden. De laatste vloeide al vroeg in 1941 af; hij bleef evenwel tot 1944 toe een rol spelen als secretaris van de gemachtigde van de leider voor Landbouw en Visserij, Posthuma en later Tammens. Van 1 augustus 1941 tot 1 augustus 1943 was Tammens werkzaam als schadecommissaris in algemene dienst bij het Departement van Financiën; hij dankte deze benoeming waarschijnlijk aan Posthuma. Het idee van de Volksvoedingsstand speelde nog steeds een rol: het NAF zou zo kort mogelijk moeten bestaan.
Commissie Posthuma
De Commissie ter ondersteuning van de maatregelen, getroffen voor de regeling van de landbouwproductie (Commissie Posthuma) werd ingesteld bij besluit van de Rijkscommissaris van 19 maart 1941. Dr. F.E. Posthuma was al sinds juni 1940 Mussert's adviseur op landbouwgebied, voorzitter van de Commissie voor advies van Landesbauernführer Graf Grote en hij trad op als generaal-adviseur van het Nederlandsch Boerenfront en van het Nederlandsch Agrarisch Front. Van Posthuma met zijn veel grotere gezag verwachtten de Duitsers blijkbaar meer en inderdaad is het hem gelukt het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité, de Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond (KNBTB) en het Nederlandsch Agrarisch Front tot samenwerking in zijn commissie te brengen. Wat de KNBTB betreft heeft dit slechts geduurd tot begin augustus 1941, toen Damave benoemd werd tot Commissaris van deze bond, voornamelijk omdat de KNBTB niet akkoord kon gaan met de uitzending van landbouwers naar het Oosten zoals uitgevoerd door de Commissie tot Uitzending van Landarbeiders naar Oost-Europa (Culano) met zijn Führungsstab onder ir. C. Staf).
De Commissie ter ondersteuning van de maatregelen, getroffen voor de regeling van de landbouwproductie (Commissie Posthuma) werd ingesteld bij besluit van de Rijkscommissaris van 19 maart 1941. Dr. F.E. Posthuma was al sinds juni 1940 Mussert's adviseur op landbouwgebied, voorzitter van de Commissie voor advies van Landesbauernführer Graf Grote en hij trad op als generaal-adviseur van het Nederlandsch Boerenfront en van het Nederlandsch Agrarisch Front. Van Posthuma met zijn veel grotere gezag verwachtten de Duitsers blijkbaar meer en inderdaad is het hem gelukt het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité, de Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond (KNBTB) en het Nederlandsch Agrarisch Front tot samenwerking in zijn commissie te brengen. Wat de KNBTB betreft heeft dit slechts geduurd tot begin augustus 1941, toen Damave benoemd werd tot Commissaris van deze bond, voornamelijk omdat de KNBTB niet akkoord kon gaan met de uitzending van landbouwers naar het Oosten zoals uitgevoerd door de Commissie tot Uitzending van Landarbeiders naar Oost-Europa (Culano) met zijn Führungsstab onder ir. C. Staf).
Na de instelling van de Landstand, evenals het NAF "los van de NSB" staande, heeft de Commissie Posthuma nog gedurende een aantal maanden doorgewerkt. Geleidelijk werd het werk overgenomen door de Hoofdafdeling II (Productie) van de Nederlandsche Landstand. Door invloed van Roskam verdween de Commissie Posthuma in oktober 1941. Posthuma bleef tot 1 mei 1943 generaal-adviseur van de Landstand, maar zijn invloed nam sterk af. Op 3 juni 1943 werd hij door het verzet vermoord.
Nederlandsche Landstand
De Nederlandsche Landstand zelf was de "eerste publiekrechtelijke beroepsstand in Nederland", in het leven geroepen bij een verordening van de Rijkscommissaris van 22 oktober 1941. De Landstand was slechts een surrogaat voor de verwachte Volksvoedingsstand naar het voorbeeld van de Reichsnährstand. Het resultaat was slechts een Landstand, die zich mocht voorbereiden op een toekomstige taak na de eindzege. Nog op 8 augustus 1941 schreef de Duitse referent für Agrarpolitik, W. de Wiljes, aan de administrateur van het Nederlandsch Agrarisch Front in Friesland, dat zij in Den Haag hard aan het werk waren "den Rijksvoedingsstand" op touw te zetten. Bij nader inzien prefereerden de Duitsers echter de samenwerking met het aanwezige Nederlandse staatsapparaat dat volgens hen voorbeeldig functioneerde en zich goed door de Hauptabteilung Ernährung und Landwirtschaft liet leiden. Een Landstand, die wel financieel door de Duitsers gesteund werd maar toch weinig in de melk te brokkelen had. Een lichaam met een niet op zijn taak berekende leiding en een administratie, waarvan dr. Hirschfeld, minister van Handel en Nijverheid, op 3 mei 1945 aan een van zijn ambtenaren kon schrijven "dat zij altijd een voorbeeldige chaos schijnt te zijn geweest".
De Nederlandsche Landstand zelf was de "eerste publiekrechtelijke beroepsstand in Nederland", in het leven geroepen bij een verordening van de Rijkscommissaris van 22 oktober 1941. De Landstand was slechts een surrogaat voor de verwachte Volksvoedingsstand naar het voorbeeld van de Reichsnährstand. Het resultaat was slechts een Landstand, die zich mocht voorbereiden op een toekomstige taak na de eindzege. Nog op 8 augustus 1941 schreef de Duitse referent für Agrarpolitik, W. de Wiljes, aan de administrateur van het Nederlandsch Agrarisch Front in Friesland, dat zij in Den Haag hard aan het werk waren "den Rijksvoedingsstand" op touw te zetten. Bij nader inzien prefereerden de Duitsers echter de samenwerking met het aanwezige Nederlandse staatsapparaat dat volgens hen voorbeeldig functioneerde en zich goed door de Hauptabteilung Ernährung und Landwirtschaft liet leiden. Een Landstand, die wel financieel door de Duitsers gesteund werd maar toch weinig in de melk te brokkelen had. Een lichaam met een niet op zijn taak berekende leiding en een administratie, waarvan dr. Hirschfeld, minister van Handel en Nijverheid, op 3 mei 1945 aan een van zijn ambtenaren kon schrijven "dat zij altijd een voorbeeldige chaos schijnt te zijn geweest".
Roskam (boerenleider tot september 1943) en Damave (hoofdstafleider tot september 1943) werden weggewerkt door de Referent für Agrarpolitik Ernst. Roskam werd opgevolgd door Bauke Bierma. Een opvolger voor Damave werd niet benoemd; zijn werkzaamheden werden voortgezet door voorman Jan Saal, (met hulp van Donker en De Jong). Voorman was eerst E.Z. Oldenbanning (afkomstig van het Ministerie van Landbouw en Maatschappij) tot mei 1943, daarna Jan Saal, die eerst boerenleider in Noord-Holland was geweest. Saal verdween in 1944 en werd opgevolgd door J. ter Haar. In 1944 kwam er mr. Hoogendijkhof als "zakelijk leider", die ressorteerde onder het bureau van de hoofdstafleider. Dit duurde echter maar enkele maanden.
Stafleiders (hoofden van de hoofdafdelingen naast de Ehrenamtliche hoofden):
I
Reydon-februari 1943
P.J. Janse-oktober 1943
J. ter Haar-mei 1945
II
Gerhardt (slechts kort)
Donker
III
Koudijs-Koopman
Ir. Rijsdijk
Donker
IV
Racké (boekhouding)
J. ter Haar (personeel)
I
Reydon-februari 1943
P.J. Janse-oktober 1943
J. ter Haar-mei 1945
II
Gerhardt (slechts kort)
Donker
III
Koudijs-Koopman
Ir. Rijsdijk
Donker
IV
Racké (boekhouding)
J. ter Haar (personeel)
Het arbeidsterrein van de Landelijke Raad van Vakgroepen (Corporatieve Raad) werd overgenomen door de Afdelingen II (Productie) en III (Marktordening). De Afdeling VII A (J. v.d. Berg) die in het eerste halfjaar van 1941 veel brieven beantwoordde, verdween eveneens. Ook Rispens verdween al vrij vroeg van het toneel. Op zijn huisadres te Den Dolder deed hij nog wel wat zaken af die aan hem werden toegezonden totdat hij in 1943/1944 een nieuwe rol kreeg toebedeeld, ditmaal als secretaris van de Gemachtigde voor Landbouw en Visscherij, Posthuma. Van de aanvankelijk aan de mannen van Landbouw en Maatschappij toegedachte invloed was zodoende niet veel overgebleven. Een resultaat dat overigens wel in de lijn der verwachtingen had gelegen, met mannen als Roskam en Damave aan de top. Inmiddels werd volgens de Referent für Agrarpolitik, W. de Wiljer, in de zomer van 1941 hard gewerkt aan de "Rijksvoedingsstand" en Reydon schreef in de Agrarische Post van 9 oktober 1941 nog over de komende Volksvoedingsstand. Zover zou het echter niet komen. Er waren reeds geruime tijd tegenkrachten aan het werk. Uiteraard zagen de Duitsers zelf wel in, dat van een "Rijksvoedingsstand" waarin het hele regeringsapparaat werd opgenomen in oorlogstijd van de voedselvoorziening weinig heil te verwachten was. Graf Grote had ook adviseurs onder de hoge ambtenaren en verder zijn er schriftelijke geuite vermoedens dat ook Posthuma en de latere Boerenleider in Noord-Brabant, P.J. Jansen, een allesomvattende Rijks- of Volksvoedingsstand onder Roskam niet wenselijk achtten.
laatste wijziging 15-03-2020
2.025 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 10 bestanden
Literatuur en verwante collecties
Voor vervolgonderzoek raadplege men het volgende archief.
469 Roskam E.J.
469 Roskam E.J.
laatste wijziging 15-03-2020
2.025 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 10 bestanden
Inventaris
Aanvraaginstructie
Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
onder vermelding van: archief 120, inv.no. .
Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
links naast de beschrijving van de stukken
Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
onder vermelding van: archief 120, inv.no. .
Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
links naast de beschrijving van de stukken
3. Commissie Posthuma
Inmiddels was de Rijkscommissaris bij zijn besluit van 19 maart 1941 overgegaan tot instelling van de Commissie ter ondersteuning van de maatregelen, getroffen voor de regeling van de landbouwproductie, algemeen bekend geworden als de Commissie Posthuma.
Op 17 maart 1941 schreef Posthuma aan Mussert dat hij inmiddels door de Rijkscommissaris was aangewezen als leider van de productieslag 1941, welke "bereids onzerzijds onder de leuze [...] Nederland voedt zichzelf [...] is ingeluid". Uit het woord "onzerzijds" en uit het feit dat Posthuma in alle vergaderingen van het Nederlandsch Agrarisch Front als voorzitter optrad, blijkt zonneklaar dat hij, hoewel geen NSB'er, zich volledig NAF-man voelde. Dat het na de oprichting van het NAF in november 1940 nog tot een aparte Commissie dr. Posthuma is gekomen, spruit dan ook voornamelijk voort uit het volledig falen van Roskam's pogingen om de besturen van oude landbouworganisaties, met name die van de drie Centrale Landbouwbouworganisaties, in te schakelen bij de productieslag 1941. Zodoende schakelden de Duitsers dr. Posthuma met zijn zo veel grotere gezag in en deze wist de leiders van de oude landbouworganisaties tot een zekere vorm van samenwerking te bewegen, hoewel misschien grotendeels slechts in schijn.
Of Posthuma's krachtig geleide eenmansorganisatie door de Duitsers slechts voor één jaar bedoeld was is niet bekend, maar in ieder geval moest hij reeds in het najaar 1941 plaats maken voor de Nederlandsche Landstand. Of hierbij de affaire-Culano van de Duitsers een rol heeft gespeeld is evenmin uit de aanwezige archiefstukken na te gaan. Wel heeft de weigering van het Bestuur van de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond om aan de uitzending van de Nederlandse boeren en tuinders naar het Oosten mee te werken, geleid tot de benoeming van O.F.J. Damave als commissaris van deze organisatie en de omvorming tot Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuinders Beroepsorganisatie. Na een afwikkelingsperiode, waarbij het werk van de Commissie dr. Posthuma werd overgeheveld naar de hoofdafdeling II van de Nederlandsche Landstand, verdween de commissie officieel op 1 april 1942. Posthuma zelf bleef nog Generaal-Adviseur van de Landstand tot het voorjaar van 1943. Zijn verhouding met Roskam werd echter steeds slechter en zodoende had dit adviseurschap niet veel om het lijf.
3.1 Landelijke Commissie
196-212 Correspondentie, 1941 - 1942.
207 Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond
120 Nederlandsche Landstand
Inventaris
3. Commissie Posthuma
3.1 Landelijke Commissie
196-212 Correspondentie, 1941 - 1942.
196-212 Correspondentie, 1941 - 1942.
207
Katholieke Nederlandsche Boeren- en Tuindersbond
Datering:
1 april - 18 oktober 1941
laatste wijziging 13-09-2011
laatste wijziging 15-03-2020
2.025 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 10 bestanden
Kenmerken
Datering:
1940-1945
over het archief:
De Nederlandsche Landstand werd opgericht op 22 oktober 1941 met als doel alle organisaties op het gebied van landbouw en visserij te overkoepelen (vergelijkbaar met het Duitse Reichsnährstand). Het was een publiekrechtelijke organisatie, onder toezicht van de secretaris-generaal van Landbouw en Visserij. Evert Jan Roskam (archief 469) kreeg naast zijn leiderschap van het Agrarisch Front ook de leiding van de Nederlandsche Landstand. Het Agrarisch Front vormde de kern van de Nederlandsche Landstand.
Openbaarheid:
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, ligt een formulier bij de balie van de studiezaal van het NIOD.
Omvang:
33,5 meter (2025 nummers)
Status:
Bruikleencollectie Nationaal Archief
Trefwoorden:
Categorie:
laatste wijziging 15-03-2020
2.025 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 10 bestanden