104 Nederlandsche Kultuurkamer ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )
104
Nederlandsche Kultuurkamer
Openbaarheid
Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. De inventarisnummers 178-200 zijn slechts raadpleegbaar na verkregen schriftelijke toestemming van de directeur van het NIOD. Onderzoekers kunnen zich daartoe schriftelijk wenden tot de directeur van het NIOD.
De overige inventarisnummers zijn raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD.Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, is ter plekke bij balie van de studiezaal van het NIOD een archiefverklaring verkrijgbaar. Direct na ondertekening kunt u de stukken aanvragen en inzien.
De overige inventarisnummers zijn raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD.Voor bezoekers die deze toestemming willen hebben, is ter plekke bij balie van de studiezaal van het NIOD een archiefverklaring verkrijgbaar. Direct na ondertekening kunt u de stukken aanvragen en inzien.
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Inleiding
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Geschiedenis
Bij Verordening van 22 november 1941 (VO211/41) maakte Rijkscommissaris Seyss-Inquart het besluit tot oprichting van de Nederlandse Kultuurkamer bekend. Als president van de Kultuurkamer stelde hij de secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten prof.dr. T. Goedewaagen aan. Het kantoor was gevestigd aan de 2e v.d. Boschstraat 44 in Den Haag. In januari 1942 richtte Goedewaagen het tijdschrift "De Schouw" op als officieel orgaan van de Kultuurkamer. Het blad verscheen elke veertien dagen en was gelijktijdig de officieuze spreekbuis van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. De Kultuurkamer was geënt op de Duitse Reichskulturkammer en werd ingesteld op last van het Berlijnse ministerie voor propaganda van Joseph Göbbels. Via de Kultuurkamer wilde de Duitse bezetter het culturele leven in zijn grip krijgen. Het was Goedewaagens opdracht om het Nederlandse culturele leven in nationaal-socialistische geest om te vormen. Omdat het joden verboden was lid te zijn, was de Kultuurkamer tegelijkertijd een instrument voor de arisering van de cultuursector.
Landelijk werden gewestelijke bureaus ingesteld "om het bijzondere culturele karakter van de verschillende gouwen van ons land tot zijn recht te laten komen". De verschillende beroepsgroepen waren vertegenwoordigd in zes Gilden met elk een Gildeleider aan het hoofd:
Gilde voor Bouwkunst en Beeldende Kunsten: Jan Bakker (tot sep. '42), dr.ir. G.A.C. Blok (na sep. '42)
Persgilde: Max Blokzijl (tot juni '42), mr. J.W. Huijts (na juni '42)
Muziekgilde: Hendrik Rijnbergen
Filmgilde: Jan Teunissen
Gilde voor Theater en Dans: Jan C. de Vos
Letterengilde: prof.dr. Jan de Vries
Persgilde: Max Blokzijl (tot juni '42), mr. J.W. Huijts (na juni '42)
Muziekgilde: Hendrik Rijnbergen
Filmgilde: Jan Teunissen
Gilde voor Theater en Dans: Jan C. de Vos
Letterengilde: prof.dr. Jan de Vries
In een plechtige inwijdingsbijeenkomst in de Haagse Stadsschouwburg op 30 mei 1942 schetste Goedewaagen zijn drie kerntaken. Allereerst moest de Kultuurkamer niet alleen de cultuur "steunen, stuwen, zuiveren, ordenen" , maar ook hoeder zijn van de zedelijkheid in kunstuitingen. Daarnaast diende de Kultuurkamer het gehele volk in aanraking te brengen met cultuur om te voorkomen dat de "zegeningen, de vreugde, de innerlijke verrijking, die cultuurgoed de mens geeft, slechts het voorrecht van enkelen zouden [...] blijven". Als instrument van de "volkse staat" moest de Kultuurkamer tenslotte grip houden op de beroepsoefenaren en hen "bewust te maken van hun verantwoordelijkheid tegenover de volksgemeenschap".
Ieder die zich beroepshalve toelegde op cultuuruitingen was verplicht lid te worden van de Kultuurkamer. Dit gold niet alleen voor individuen maar ook voor organisaties. Een vereniging die dit zou weigeren, "onderteekent daarmede haar eigen doodvonnis", dreigde Goedewaagen in maart 1942. Leden van orkesten, zangverenigingen, fanfarekorpsen en koren hoefden zich niet individueel aan te melden. Dergelijke verenigingen dienden zich als geheel te registreren. Ook journalisten en toonkunstenaars werden via hun vakvereniging collectief lid gemaakt van de Kultuurkamer.
Hoewel de Kultuurkamer bedoeld was om de nazificatie van Nederland te bevorderen, droeg het ook bij aan verbetering van de sociale positie van kunstenaars. Door toedoen van Goedewaagen stegen de salarissen van orkestmusici en kregen toneelspelers betere arbeidsomstandigheden. Ook verleende hij een groot aantal subsidies waardoor het Gemeentelijk Theaterbedrijf Amsterdam het eerste volledig door de overheid gesubsidieerde theatergezelschap kon worden.
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Literatuur
Jong L. de,, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 5 (Den Haag 1974)
104 Nederlandsche Kultuurkamer
Literatuur
Jong L. de,, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 5 (Den Haag 1974)
laatste wijziging 24-07-2012
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Regesten
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Inventaris
aanvraaginstructie
Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
onder vermelding van: archief 104, inv.no. ...
Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
links naast de beschrijving van de stukken
Archiefstukken uit dit archief kunnen in de studiezaal van het NIOD worden aangevraagd
onder vermelding van: archief 104, inv.no. ...
Het inventarisnummer is vermeld in numeriek oplopende volgorde,
links naast de beschrijving van de stukken
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand
Kenmerken
Datering:
[1919] 1940 - 1945 [1947]
over het archief:
De Kultuurkamer, opgericht op 25 november 1941, was een zelfstandige afdeling van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK). De oprichting vond gelijktijdig plaats met het adviserend orgaan, de Nederlandsche Kultuurraad. De Kultuurkamer bestond uit zes gilden die de terreinen theater, film, muziek, letteren, pers en beeldende kunst omvatten. De Kultuurkamer moest in nationaal-socialistische geest leiding geven aan het culturele leven in Nederland.
Openbaar vanaf:
01-01-25
Openbaarheid:
Enkele inventarisnummers van dit archief zijn beperkt openbaar. Details staan vermeld in de rubriek "openbaarheid".
Omvang:
10 meter (862 inventarisnummers)
Status:
Bruikleencollectie Nationaal Archief
Trefwoorden:
Categorie:
laatste wijziging 14-03-2022
865 beschreven archiefstukken
1 gedigitaliseerd
totaal 1 bestand