Thonis Thoniszn. en Weymtgen Cornelisdr., echtelieden, hebben dit verkocht aan Jan Aertszn. en Geertgen Jansdr., echtelieden, en hun erven, voor de som van 950 carolus gulden. Te betalen binnen mei 1618, waarbij de verkopers, op kosten van de kopers, voor de leenheer behoorlijk transport zullen doen.
De 40e penning zal half om half gedragen worden betreffende het land en de de schaapskooi.
De verkopers beloven het land, zijnde tiendvrij, te vrijwaren van alle lasten, uitgezonderd 's Heeren ongelden (= grondbelasting).
De wijnkoop zal worden gedaan naar wijnkoopsrecht.
Voor de kopers hebben zich borg gesteld Willem Aertszn. en Harman Jacobzn. van Hagenouwen. De kopers zijn ermee accoord gegaan dat hun borgen het voornoemde goed als waarborg houden voor hun borgtocht.
Ter aanvulling van de voornoemde koopovereenkomst, verklaren Thonis Thoniszn., Henrick Evertszn. en Jan Janszn. :
- dat de mest ten tijde van de koop omtrent 100 "voeder" is geweest en dat die in de koop is inbegrepen en een waarde heeft van tenminste 80 gulden;
- dat de schapen in de koopovereenkomst een waarde hebben van 500 gulden;
- dat in de schaapskooi, op de balken, ongeveer 4 "voeder" hooi lag met een waarde van 40 gulden, eveneens in de koop inbegrepen.
Alles tezamen bedraagt dit de som van 620 gulden, terwijl het land en de schaapskooi geschat worden op 350 carolus gulden.
Zij verklaren dat zij voor de mest, schapen en hooi wel zoveel, als hierboven als waarde is aangegeven, zouden willen geven.
"Voor redenen van wetenschap" verklaren Henrick Evertszn. en Jan Janszn. dat zij de voornoemde mest hebben helpen verzamelen en er veel verstand van hebben. D.d. 03-01-1619.