Comparanten:
- Mathijs Egla Goorts van 't Wolt en
- Johan van Ingen, vanwege
- Jan Alberts van Groll, voor zijn zoon
- Albert Janszn., bruidegom, ter ene zijde,
- Henrick Huygen en
- Evert Huygen, vanwege
- Anthonia Gijsbertsdr., weduwe van Huych Henricx, voor haar dochter
- Weymtgen Huygen, bruid, ter andere zijde.
De vader van de bruidegom belooft zijn zoon mee te geven de som van 350 carolus gulden, plus nog 150 gulden "voor zijn ouderdom" , als zijnde de oudste zoon, alsmede "gecleet en gereet" en een mantel, en een "vrije bruidegom".
De moeder van de bruid, met handen van Henrick Huygen, haar zoon en gecoren voogd in deze, belooft haar dochter mee te geven de som van 350 gulden, ter voldoening van haar vaders goed, en "gecleet en gereet" , alsmede een bed met toebehoren en een kast.
De vader van de bruidegom zal zijn beloofde penningen betalen zodra de jongelieden bij hem zullen uittrekken, aangezien zij een jaar lang bij hem zullen blijven wonen en de "cost en drank" hebben, of zoveel langer totdat zij een geschikte plaats vinden en van hun vader scheiden, mits dat zij in tussentijd voor hem zullen werken.
Er is nog afgesproken dat indien bij scheiding tussen Anthonia Huygen (= Gijsbertsdr.) en haar kinderen, betreffende hun vaders goed, bevonden wordt dat de bruid meer zal krijgen van haar vaders goed dan 350 gulden, dat zij dan nog zal ontvangen hetgeen dit meer bedraagt of anders haar portie van de goederen.
In zo'n geval zal de vader van de bruidegom zijn zoon ook zoveel meer geven.
De bruidegom zal na het overlijden van zijn ouders gehouden zijn in te brengen hetgeen hij ten huwelijk heeft ontvangen, alvorens hij ter deling zal mogen komen. Maar hij zal niet gehouden zijn in te brengen de 150 gulden en clederen die hem boven het huwelijksgoed zijn beloofd.
Ook de bruid moet bij overlijden van haar moeder de voornoemde 350 gulden inbrengen alvorens zij ter deling mag komen.