(hoort bij aktenr. 112-115) Mr. Joost van Vanevelt levert rekening, bewijs en reliqua van ontvangsten en uitgaven die hij heeft gehad van het Geltsche erfpachtgoed en van Gijsbert Louwensgoed, beginnende 19-05-1610. Ontvangsten van: - Aris Henricxzn., pachter van voornoemde goed, d.d. 19-05-1610 - 14 gulden; - Aris H. + Zoest, 27 gulden en 10 stuivers plus 22 gulden en 10 stuivers; - Aris H., aan geld 30 gulden plus 13 gulden en 4 stuivers; - Aris H., aan geld 20 gulden plus nog een quitantie van 6 gulden, 7 penningen en 12 stuivers, door Aris H. en Louw Louwenzn. aan Jan van Groeningen betaald. Totaal bedrag: 133.11.12. Dit is door de rentmeester berekend in aanwezigheid van Evert Ghijsbertzn. met Aris Henricxzn., over hetgeen hij over 4 pachten betaald heeft volgens de rekeningen van de rentmeester: in mei 1610, het geld van 6 Martini 1606, 1607, 1608 en 1609. Er is geconstateerd dat Aris H. van deze 4 pachten schuldig bleef 69.14.8. Hiervan is alle "onraet" (= schade) afgetrokken, waaronder 22 gulden van Marten Stael is inbegrepen. Idem 12 gulden van Monster die Gijsbert Louwen met goedvinden van wijlen Jan van Vanevelt heeft vergoed. De voornoemde afrekening is geschied op 21-12-1610 pro memorie. Idem is ontvangen van Hubert Peterzn.: 7.3.8 en van Aris Henricxzn. op 23-01-1611 - 35 gulden, en op 28-02-1611 - 14 gulden te Baarn, op 15-03-1611 - 29 gulden en 10 stuivers en nog aan koren 4 gulden en 7 stuivers, waarmee totaal 69.14.8 betaald zijn. Geconstateerd wordt dat er over de gespecifiseerde betalingen een overschot is van 13.7.8 en dat wordt afgetrokken van de pacht over Martini (11 november) 1610 en Petri (22 februari)1611. Van Aris H. is op 9 juni op de voornoemde pacht nog 40 gulden ontvangen. Door Evert Ghijsbertzn. Utrecht is ontvangen 12 gulden voor "het garden en latten", en nog ontvangen door Aris H. 2.6.8. Door Aris H. is ontvangen op 27 augustus - 20 gulden en 5 stuivers en 27 gulden aan geld per quitantie.