Henrick Gerritszn. en Jan Meliszn., wonend 't Hoochlant, verklaren "bij ware woorden" in plaats van eede, op verzoek van Claes Dirckzn., wonend binnen Amersfoort, dat omstreeks Pinksteren laatstleden, zij (getuigen), alsmede Claes D. en anderen, waren ten huize van Cornelis Ariszn. op 't Hoochlant, alwaar verscheidene woorden onder elkaar over worstelen gevallen zijn en daarbij wilde elk de sterkste zijn. Zo heeft Claes Dirckzn. gezegd: "gijlieden houdt van worstelen: ik wil wel tegen u allemaal worstelen, eentje zou mij niet onder de voet werpen". Dit is gepasseerd terwijl zij aan tafel zaten en toen is Claes Dirckzn., voornoemd, opgestaan om een kop vol bier te halen en toen heeft Hendrick Lambertszn. (mede wonend op 't Hoochlant), staande met zijn beide handen voornoemde Claes in zijn gezicht gekrabt, zodat het bloed langs zijn gezicht liep. Claes is kwaad geworden toen hij zijn bloed zag, en heeft gezegd: "dat is geen worstelen, wilt ge dat, kom dan met mij voor de deur". Toen heeft zijn zwager, Cornelis Arissen, hem uit het huis gekregen en buiten zijnde heeft Claes gezegd: "als je een rechtschapen kerel bent, kom dan voor de deur", en hij heeft zijn schede met het mes uit zijn zak gehaald en heeft het in zijn mouw gestoken. En gaande uit de hofstede en over het "vonder" zijnde, heeft hij gezegd: "ik ga met God, ik heb de brui van alle molcken tovensters" en hij heeft niemand genoemd of iemand te na gesproken, zonder dat zij (getuigen) hoorden dat Claes iemand noemde.
Voor redenen van wetenschap verklaren zij, hetgeen voornoemd is, gehoord en gezien te hebben en willen dit, indien verzocht, met de eed gestand doen.