Uw zoekacties: Bestanden
beacon
797  zoekresultaten
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
52a Register houdende namen en adressen (straat en woonplaats) van de leden van het gilde Onze Lieve Vrouwe van de qualen uit Middelburg en overige plaatsen op Walcheren, [circa 1506]. 1 deel
Datering:
[circa 1506]
Vorm:
1 deel
NB:
Dit register werd gebruikt door de gasthuismeesters ten behoeve van de inning van het gildengeld en de doodschuld. Het gilde functioneerde in het gasthuis waar het zowel materiële als spirituele diensten verrichtte. In 1506 telde het gilde 125 leden, zowel mannen als vrouwen. Het gildengeld bestond uit het ‘inkomgeld’ bij verkrijging van het lidmaatschap en de jaarlijkse contributie (‘jaarzang’). Bij overlijden werd uit de nagelaten boedel de daarmee gepaard gaande kosten (‘doodschulden’) betaald aan het gilde.
Variantnaam:
Onze Vrouwegilde, Onze Lieve Vrouwegilde, Onze Lieve Vrouwe van der qualen St. Job en St. Juliaen, Onze Lieve Vrouwe van der qualen
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Volgnummer:
14 van 16
Organisatie: Zeeuws Archief
 
 
 
 
 
Organisatie: Zeeuws Archief
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
311 ‘Rood costuumboeck’, register houdende afschriften van privileges en ordonnanties, 1340-1599. 1 band
Datering:
1340-1599
Vorm:
1 band
NB:
Met voorin een losse inhoudsopgave, circa 1960.
Raadpleegvestiging:
Middelburg, Hofplein
Volgnummer:
153 van 168
Copie
 
Wy, burchmeesters ende scepenen der stede van Der Vere in Zeelandt,
doen te weten eenen yegelicken dien ’t aengaen mach dat alsoe de schouteten,
scepenen ende de gemeene ondersaten van Der Gapinge, Seroiskercke ende den polder
mitsgaders d’andere landtluyden van ’t plattelandt daeromtrent ende rontsomme gelegen
by zekere requesten van huerlieder wegen gepresenteert, te weten eene an myne heeren
de staten des eylants van Walcheren, noch eene an myne heere de marquis van Der Vere ende
de derde aen den regeerders deser stede, alle drie wesende van gelycken inhouden, te
kennen gegeven hebben dat zyluden moeten sustineren, dragen ende gedoogen groote,
zwaere lasten zoe van schot, watergelt, d’onderhoudinge van den dyckaigen bezuyden ende
benoorden Der Vere als van andere extraordinaris beden ende ongelden, waervooren
zyluden geene remuneratie noch voordeel gehadt noch gevoelt en hebben duerdien
datter eenen wech gelegen heeft an den waterganck buyten Der Vere daer de supplianten
nootelick moeten over passeren, die men ’s winters noch tzomers beryden en mach
overmits de groote leeghde van dien ende d’overvloedicheyt van tslants waterganck
die den wech geheel t’onderbrochte, waerduere de supplianten dicwils benoodicht zyn
geweest huerlieder gleuy ende ryet metten lyve te dragen over den voetwech
tot huerlieder grooten achterdeele, omme waerinne te remediëren zylieden
geraemt hadden henlieden oorboorlick te zyne van den voorn. wech te maken een
cauchiestrate van der lenghde van tseventich roeden ende van anderhalve roede breet,
d’welck costen soude by estimatie hondert ponden grooten Vlaems. Ende alsoe
Gevonden alinea's: 1
Organisatie: Zeeuws Archief