Uw zoekacties: Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam

90 Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Archief van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, 1879-1997
1.2. Inleiding
1.2.2. Geschiedenis van het archief
90 Rijksakademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam
Inventaris
1. Archief van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, 1879-1997
1.2. Inleiding
1.2.2.
Geschiedenis van het archief
Organisatie: Noord-Hollands Archief
Over de geschiedenis van de archieven van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten is zeer weinig bekend. Het archiefonderzoek leverde geen informatie op, bijvoorbeeld in de vorm van instructies of voorschriften, omtrent de archiefvorming of de wijze van ordening van het archief. Zeker is dat de achtereenvolgende hoogleraren-directeuren eindverantwoordelijkheid hebben gedragen voor de archiefvorming aangezien deze met de algemene leiding en verantwoordelijkheid voor de gang van zaken waren belast. *  Intern zal de archivering aan de administratie zijn gedelegeerd, maar hieromtrent werd in het archief geen nadere informatie aangetroffen. Aangenomen moet worden dat de archieven van de Rijksakademie en de Commissie van Toezicht altijd bij de instelling zelf hebben berust, in casu het gebouw van de Rijksakademie aan de Stadhouderskade, tot zij in twee gedeelten aan het Rijksarchief werden overgedragen. De eerste overdracht vond plaats op 23 juni 1978 en betrof 11 meter archief (1870-1927). De tweede overbrenging vondplaats op 7 juli 1992 toen 31 meter archiefmateriaal werd overgedragen (1928-1987). Het laatste archiefblok (1987-1997) werd niet overgedragen en bleef bij de Rijksakademie van Beeldende Kunsten berusten waardoor dit niet bij de huidige inventarisatie kon worden betrokken. * 
Op het Rijksarchief werd in 1992 door R. Jansen een begin gemaakt met het schonen van beide archieven (totale omvang 42 meter). Van het archief uit de periode 1928-1987 zonderde hij 12 meter ter vernietiging af. De vernietigingslijst was grotendeels gebaseerd op de 'Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende archiefbescheiden Rijksuniversiteiten en Hogeschool'. De formulering van enkele algemene categorieën werd door hem overgenomen uit de 'Lijst voor vernietiging in aanmerking komende stukken in gemeentearchieven'. *  Er bestaan geen aanwijzingen dat toen uit het archiefbestanddeel 1870-1927 werd vernietigd. Het archief werd in 1992 in ongesplitste vorm door A. Zuurbier in een plaatsingslijst beschreven. Als basis voor de plaatsingslijst maakte hij gebruik van de inventaris van L.J. Groeneveld (1978) waarin het archief van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, 1870-1927, was beschreven. Als inleiding op de plaatsingslijst bleef de ongewijzigde inleiding van Groeneveld fungeren. Middels deze plaatsingslijst werden de archieven van de Rijksakademie en de Commissie van Toezicht (1870-1987) op studiezaalniveau toegankelijk gemaakt en omvatte 24.3 meter series en 5.7 meter dossiers / bundels en losse stukken.
In 1995 werd de beslissing genomen om de plaatsingslijst tot een definitieve inventaris om te werken. Als argument werd ondermeer aangevoerd dat het hier een archief betrof van aanzienlijk cultuurhistorisch belang. Het archief gaf inzicht in de opleiding, vorming en ontwikkeling van jonge kunstenaars die tussen 1870 en 1987 op de Rijksakademie waren opgeleid en waarvan velen een belangrijke bijdrage hadden geleverd, of nog leveren, aan de ontwikkeling van de Nederlandse beeldende kunsten. Evenzeer bleek de mate waarin het publiek het archief raadpleegde deze beslissing te rechtvaardigen. Een nieuwe inventaris was overigens zeker gewenst aangezien de plaatsingslijst het archief niet optimaal ontsloot. De bestaande inleiding van de hand van L.J. Groeneveld was onvolledig en voldeed niet aan de binnen de archiefdienst gestelde eisen. In de tweede plaats kon de plaatsingslijst geen optimale toegankelijkheid waarborgen. De beschrijvingen waren summier, evenals de indeling, terwijl een deel van de beschrijvingen niet specifiek genoeg was beschreven waardoor deze in een verkeerde rubriek waren geplaatst. In 1996 werd een begin gemaakt met de herinventarisatie van het archief.
Tijdens de inventarisatie bleek dat het archief van de Rijksakademie volgens een duidelijke systematiek moet zijn gevormd. De series bleken doorgaans duidelijk onderscheiden en van een eigen nummering en doorgaans van systematische toegangen voorzien. De interne ordening binnen de series kon hierdoor behouden, of gereconstrueerd, worden. De series notulen, correspondentie (ingekomen, minuten van uitgaande en ingekomen en minuten van uitgaande), agenda's, stamregisters, studentendossiers en puntenboeken zijn hier goede voorbeelden van. Ondanks deze duidelijke aanwijzingen van een systematische archiefvorming bleek het niet mogelijk om de oude orde in het archief, dus buiten de series, te herstellen. De wijze waarop de series en de ongenummerde losse stukken en dossiers onderling geordend waren bleef volstrekt onduidelijk aangezien eigentijdse toegangen niet waren overgeleverd.
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1870-1997
Omvang in meters:
35,40
Periode documenten:
(1851) 1870-1997
Openbaarheid:
gedeeltelijk openbaar
Opheffing openbaarheidsbeperking:
toestemming directeur
Raadpleegmogelijkheid:
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-850. Bij een aantal inv.nrs. zijn beperkende bepalingen ten aanzien van de openbaarheid gesteld. Inv.nrs. 265, 273, 622-623, 625-650 zijn pas openbaar tussen 2033 en 2065. De inv.nrs. betreffen persoonsdossiers van hoogleraren, 1870-1989, waarbij geldt dat dossiers jonger dan 75 niet openbaar zijn. Inv.nrs. 111, 166, 501, 656 en 751 zijn loze nummers. Inv.nr. 656 is inv.nr. 649 geworden. Index op inv.nrs. 175-177 (Studentenregisters, 1870-1927) is online te raadplegen op www.noord-hollandsarchief.nl/zoeken/personen. Lijst van hoogleraren-directeuren, 1870-1997, alfabetische lijsten van hoogleraren, 1870-198(0), lectoren en docenten, 1870-198(0), en leden van de Commissie van Toezicht op de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, 1870-1930, in de inventaris.