33 Rechtbank van eerste aanleg Haarlem ( Noord-Hollands Archief )
33
Rechtbank van eerste aanleg Haarlem
Inleiding
De Franse rechterlijke organisatie trad in werking op 1 maart 1811 met de installatie van het Keizerlijke hof te 's-Gravenhage. Het tegenwoordige Noord-Holland, (dat met de provincie Utrecht het Departement van de Zuiderzee vormde) was aanvankelijk verdeeld in twee arrondissementen: Amsterdam en Hoorn. In de hoofdplaatsen van de arrondissementen waren de rechtbanken van eerste aanleg gevestigd, bij berechting van criminele zaken correctionele rechtbanken genaamd. Ingevolge Keizerlijk decreet van 18 oktober 1810 zouden behalve in deze twee hoofdplaatsen van deze arrondissementen ook rechtbanken van eerste aanleg, c.q. correctionele rechtbanken worden gevestigd in Alkmaar en Haarlem. De arrondissementen waren verdeeld in kantons; in de kantonale hoofdplaatsen hadden de vrederechters hun zetel. Deze kantons waren weer verdeeld in gemeenten met een maire (burgemeester), waaronder weer dorpen en gehuchten ressorteerden zonder eigen maire. Bij de rechtspraak binnen de kantons onderscheidde men vredegerechten, onder welke benaming de vrederechter de onder zijn competentie vallende civiele zaken behandelde, en gerechten van eenvoudige politie of politiegerechten, onder welke benaming de vrederechters en de buiten de kantonale hoofdplaatsen zetelende maires de onder hun respectieve competenties vallende criminele zaken berechtten.
Bij besluit van 27 december 1810 van de gouverneur-generaal werd de eerste verdeling van het departement van de Zuiderzee in kantons vastgesteld. Dit besluit bleek niet in overeenstemming met de bij Keizerlijk decreet van 20 januari 1811 vastgestelde indeling van de departementen in arrondissementen met daaronder ressorterende plaatsen, omdat bij het besluit van de gouverneur-generaal geen kantons waren gebracht onder de jurisdictie van de rechtbanken in Haarlem en Alkmaar en deze plaatsen als kantonale hoofdplaatsen bij de arrondissementen Amsterdam en Hoorn ingedeeld. Dientengevolge kwam er op 17 april 1811 een wijziging in de indeling. Tenslotte is bij Keizerlijk decreet van 21 oktober 1811 een definitieve indeling vastgesteld. Hierbij was het tegenwoordige Noord-Holland verdeeld in vier arrondissementen: Amsterdam, Haarlem, Hoorn en Alkmaar. Uitgaande van de indeling van 21 oktober 1811, ressorteerden onder het arrondissement Haarlem: de kantons Haarlem, Bloemendaal, Heemstede, Beverwijk, Westzaan en Zaandam.
De bevoegdheid van de rechtbanken van eerste aanleg in civiele zaken is te vergelijken met die van onze arrondissementsrechtbanken. Zij namen kennis van alle persoonlijke en zakelijke acties en acties van gemengde aard voorzover deze niet tot de competentie behoorden van de vrederechters en rechtbanken van koophandel, indien deze laatste althans in het arrondissement aanwezig waren. Was dit niet het geval, dan was de rechtbank van eerste aanleg bevoegd. In beroep namen zij kennis van de voor appel vatbare beslissingen van de vredegerechten binnen hun arrondissement. Van de appellabele beslissingen van de rechtbanken in civiele zaken bestond beroep op het Hooggerechtshof.
In criminele zaken waren de rechtbanken onder de benaming correctionele rechtbank bevoegd tot de berechting van de zogenaamde wanbedrijven of délits. Wanbedrijven zijn strafbaar met boetstraffen: gevangenzetting voor zes dagen tot vijf jaar in een verbeterhuis; opschorting voor een tijd in zekere burgerschapsrechten, burgerlijke rechten en rechten van maagschap; geldboete boven vijftien francs (de koers, althans in de Franse tijd was een gulden voor 2,1 francs). In beroep namen zij kennis van de voor beroep vatbare beslissingen van de politiegerechten binnen hun arrondissement. Van de appellabele vonnissen van de correctionele rechtbank in Haarlem stond beroep open op de correctionele rechtbank in Amsterdam, de hoofdplaats van het arrondissement.
In januari 1812 is in Haarlem een Rechtbank van Koophandel ingesteld. Zij was samengesteld uit een president met een aantal leden, deze werden gekozen uit notabele kooplieden. De rechtbanken van koophandel namen kennis van alle geschillen tussen handelaars, kooplieden en bankiers, van geschillen tussen alle personen daden van kooplieden betreffend en van faillissementen van zakenlieden. Appel was mogelijk op Hooggerechtshof bij een hoofdsom boven 1000 francs. Voor de periode maart 1811-januari 1812 was de rechtbank van eerste aanleg in Haarlem in zaken van koophandel bevoegd.
laatste wijziging 17-02-2023
391 beschreven archiefstukken
6 gedigitaliseerd
totaal 990 bestanden
Inventaris
1. Rechtbank van eerste aanleg
1.2. Burgerlijke kamer
87-114 Audiëntieblad, 1811-1838
110 1834
33 Rechtbank van eerste aanleg Haarlem
Inventaris
1. Rechtbank van eerste aanleg
1.2. Burgerlijke kamer
87-114 Audiëntieblad, 1811-1838
87-114 Audiëntieblad, 1811-1838
110
1834
laatste wijziging 17-02-2023
391 beschreven archiefstukken
6 gedigitaliseerd
totaal 990 bestanden
Kenmerken
Datering:
1811-1838
Omvang in meters:
21,00
Periode documenten:
1811-1838 (1853)
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk binnen 30 minuten
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-396. Bevat ook het archief van de Rechtbank van koophandel te Haarlem, 1812-1838. Nrs. 74-79 zijn loze nummers.
Categorie:
laatste wijziging 17-02-2023
391 beschreven archiefstukken
6 gedigitaliseerd
totaal 990 bestanden