Uw zoekacties: Personen Abdij van Egmond

356 Abdij van Egmond ( Noord-Hollands Archief )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
356   Abdij van Egmond
Inleiding
1. Voorwoord
2. Afkortingen
3. Inleiding
4. Bijlage
laatste wijziging 12-11-2022
2.593 beschreven archiefstukken
254 gedigitaliseerd
totaal 3.507 bestanden
Inventaris
1. Archief van de abdij van Egmond
2. Archief van memoriemeesters
3. Archief van de kosterij
4. Archief van hospitaalmeesters
5. Aanvulling
6. Regestenlijst, 889-1571
6.1. Afkortingen
6.2. Regestenlijst, 889-1571
6.2.1. Regesten 1 t/m 100
1 Arnolfus, koning, schenkt aan zijn graaf Gerolfus op diens verzoek tussen de Rijn (Renum) en Switherdeshaga in diens graafschap een woud en een stuk bouwland in Nordtla en Osprehtashem, een stuk land (hoba) in Bodokenlo, twee stukken land in Alburch, een stuk land in Hornum, een hoeve (mansa) in Huvi, een hoeve in Tecle en een hoeve in Alke, zulks met de goederen die daarbij horen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol. 3 vo)., 889 Augustus 4 (pridie Nonas Augusti actum Franconofurth)

2 Karolus, koning der Franken, schenkt op voorstel van graaf Hagano aan zijn getrouwen Theodericus enige goederen, t.w. de kerk in Ekmunda met alles wat rechtens daartoe behoort van Swithardeshagha tot Fortrapa en Kinnem.
a. Afschrift (Inv.no. 3, fol. 2 vo).
b. Afschrift van notaris Nicolaes Wilhelmi de Lyra (15e eeuw) (op perkament). (Inv.no. ), 922 (863) juni 15 (septimo decimo Kalendas julias anno tricesimo regnante domino Karolo rege. Actum Pladella villa)

3 Lothowicus, koning, schenkt op verzoek van zijn echtgenote, koningin Hemma, aan zijn getrouwe, graaf Theodericus, de foreest Wasda, gelegen in diens graafschap met de goederen, die daartoe behoren.
Afschrift (Inv.no. 3, fol. 3)., 969 (867) April 13 (Idus Aprilis regnante domino Lothowico anno quintodecimo indictione quinta decima)

4 Otto, koning, schenkt op verlangen van zijn moeder, keizerin Theophana en op voorspraak van Ekbertus, aartsbisschop van Treveris, en Heinricus, hertog van de Bavarii, aan zijn getrouwe, graaf Theodericus, in eigendom, wat deze tot dusver in beneficium gehouden heeft tussen de stromen Liora en Hisla, in de ville Sunnimeri, en tussen de stromen Medemelacha en Chinnelosara gemarchi(?), zulks met alles, wat daarbij in gebruik gegeven was; hij schenkt verder alle rechten. welke de graaf in de gouw Texla in benificium had gehouden met uitzondering van de "huslada" in de graafschappen Masalant, Kinhem en Texla.
Afschrift (Inv.no. 3, fol. 4)., 985 Augustus 25 (data octavo Kalendas Septembris anno autem tercii Ottonis regnantis secundo. Actum Noviomago)

5 Theodericus, graaf van Holtland (Holtlandensis comes), bevestigt, op verzoek van Stephanus, abt van de kerk in Ekmunda, de nader omschreven schenkingen door zijn voorgangers aan de abdij gedaan, regelt de rechtspraak in het aan de abdij behorende gebied tussen Wimnorasuetha en Herem, en maakt bepalingen omtrent de tolvrijheid en verdere rechten der lieden van de abdij binnen het gewest, alsook omtrent de rechtsmacht, welke de abt over deze lieden uitoefent terwijl hij voorts in een toegevoegde verklaring met S. Adalbertus ruilt 9 hoeven in Maseland tussen Schipleda en de Mosa, en 3 hoeven in Westerbeiran tussen de Mosa en Vronanslat, tegen een rente in Alcmere van 8 pond, en verder op verzoek van zijn echtgenote Othelhilda de rechtsmacht binnen Alcmere - ambacht geheten - aan abt Stephanus en zijn opvolgers afstaat.
a. Schijnb. oorsp. (Inv.no. 44).
b. Vidimus d.d. 1317 (Reg.no. 177).
c. Vidimus d.d. 1356 (Reg.no. 358).
d. Vidimus d.d. 1404 (Reg.no. 721).
c. Vidimus d.d. 1407 (Reg.no. 741).
f. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 26).
g. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 15)., 1083 juli 26 (actum est hoc publice in Flardinga, die septimo Kalendas Augusti)
6 Adallardus, abt van de kerk in Ekmunde verklaart, dat hij land in Wimnon gekocht heeft en uit de opbrengst 5 solidi voor de cariteit tot een wijnuitkering op zijn jaardag, en 6 denarii voor lichten in de kerk bestemd heeft; dat zekere broeder Gerbernus en zekere Bava eveneens inkomsten voor wijnuitkeringen aangewezen hebben; dat hij verder bepaald heeft, dat al wat voortaan aan de abdij geschonken zal worden eveneens voor wijnuitkeringen bestemd zal worden.
Afschrift (Inv.no. 3, fol. B)., (1105-1120) (acta sunt hec publice coram Florencio comite ante altare S. Petri in Hecmundo)
7 Adallardus, abt, gaat met goedvinden van graaf Florencius een ruiling aan met Eilgerus en Abbo de Meneslata, waarbij hij goederen in Scirmere, in Bemestra, in Boclo, in Graft en in Gerdinchmore afstaat tegen de Alting viertel en acht koeweiden bij Alcmere, een viertel in Linbon, een cijns van 5 unciën uit abtsland in Harragen en enige landen in Alcmere, Hondegeest en Linbon.
Afschrift (Inv.no. 3, fol. 7 vo)., (1105-1120) October 1 (in loco Harlem nominato Kalendas Octobris)
8 Florencius, graaf van Holtland (Holtlandensis comes), bevrijdt de burgers (cives) van Heilgonlo door tussenkomst van abt Adallardus van het begrafenisgeld, op voorwaarde, dat zij zekere tienden van veldvruchten en van vee zullen betalen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 16 vo)., 1108 April 12 (actum est hoc publice in Ekmunda in ecclesia beati Petri apostoli die pridie Aprilis idus, quando octave Pasche celebrantur)
9 Florencius, graaf van Holtland (Holtlandensis comes) bevrijdt de burgers (cives) van Alcmere door tussenkomst van abt Adalhardus van het begrafenisgeld, op voorwaarde, dat zij zekere tienden van veldvruchten en van vee zullen betalen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 17)., 1116 juli 16 (actum est hoc publice apud Alcmere in ecclesia sancti Laurentii)
10 Paus Innocentius verklaart de kloosters van Ecmunda en Rinisburg, door Thiedericus, graaf van Hollant op weg zijnde naar Jerosolima, en diens moeder, gravin Petronilla, aan S. Petrus in eigendom opgedragen, in eigendom en bescherming van de H. Roomse kerk aan te nemen, terwijl hij bepaalt, dat de goederen, die deze kloosters bezitten of zullen verkrijgen, eeuwig en onverminderd aan deze zullen blijven en dat deze ten teken, dat de kloosters onder S. Petrus staan, jaarlijks een cijns van 4 solidi Friese munt aan de pausen zullen betalen.
a. Oorspr. (Inv.no. 13). Met rota en loden zegel van de paus aan zijden koord.
b. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 28).
c. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 17 vo).
d. Afschrift (Inv.no. 4, onder letter a)., 1140 Februari 29 (datum Lateranis III Kalendas Marcii indictione III, incarnationis dominice anno M.CXXXIX pontificatus vero domni Innocentii II pape anno XI)
11 Hardbertus, bisschop in Traiectum, verklaart, dat bij gelegenheid van de wijding der kerk te Ekmunda voorgelezen is het door paus Innocentius II aan die kerk gegeven privilegie, hetwelk hij bevestigt terwijl hij bekrachtigt de schenking van een hoeve (mansus) te Golda, door de graaf en de gravin bij de kerkwijding gedaan terwijl hij voorts aan de monniken van het klooster van Ekmunda vrijdom van tol verleent in zijn onderhorig gebied bij het aankopen en vervoeren van goederen, die voor de kerk of voor hun gebruik nodig zijn.
a. Schijnb. oorspr. (Inv.no. 56). Het opgedrukte zegel van de bisschop is verloren.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 18 vo)., 1143 October 7 (Nonas Octobris)
12 Arnoldus, aartsbisschop in Colonia, verleent aan de kerk in Hecchemunt voor het vervoer van haar goederen vrijdom van tollen in Andrinachia, Nuxia en Colonia, zulks ter vervulling van de wens van Walterus, abt van het klooster en op voorwaarde, dat memoriediensten voor de aartsbisschop en zijn voorgangers in de kerk (van Egmond) gehouden zullen worden.
a. Oorspr. (Inv.no. 57). Het opgedrukte zegel in witte was van de oorkonden is afgescheurd; een rest ervan is aan het charter gehecht.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 19)., 1147
13 Gerardus, abt van de kerk van Epternacum, en convent dragen door hun advocaat Heinricus alle rechten, welke zij op zekere kerken en toebehoren hadden, n.l. in Flardinge, Kerkwerve, Velserburg, Helichelo, Putan, Hariche, Schi, Rinesburg, Warmunde, Leithemuthe, Rinsaterwald, Aslecarwald, Agatenkerka, Imazankerka, Ascamannadelf, Spernereswald, Scloten, Ekmunde, Alcmere, Schirmere, Misnen, Wognem, Aldenthorp en Vronle over aan Theodericus, graaf van Hollant, diens echtgenote, gravin Sophia en hun opvolgers, zodat alle twisten over deze rechten beslecht zullen zijn, waartegen de graaf, gravin en hun zoon Florentius aan de kerken van Epternacum enige nader beschreven goederen op het eiland Scolden overgedragen hebben.
a. Oorspr. (chirograaf) (Inv.no. 6771). Met de opgedrukte zegels in witte was van abt en convent van Echternach.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 19 vo)., 1156 (na juni 18) (actum est Epternacum)
14 Florentius III (tertius huius nominis), graaf van Hollandia, verklaart, dat hij - op verzoek van Wicboldus, abt van de kerk van Ekmunda en van het convent - de kerk van Flardinga, ten opzichte waarvan ten onrechte is beweerd, dat zij ten tijde van zijn vader erfelijk aan de kapelaan van de graven geschonken was, weer aan S. Adalbertus heeft toegekend en verzekert, dat hij (de abt) genoemde kerk met de tienden tussen de stromen de Madlinge en de Thurlede - Harga geheten - en alle verdere toebehoren, zoals graaf Arnoldus deze aan S. Adalbertus gegeven had en graaf Theodericus dit bevestigd had, vrij zal bezitten.
a. Oorspr. (Inv.no. 719).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 20 vo, 116)., 1162 Augustus 28 (actum est hoc publice in Ekmunda in ecclesia beati Petri apostoli sanctique confessoris Christi Adalberti)
15 Florentius, tiende graaf, heeft in het geschil tussen de kerk van Hecmunda en Dodo Berwoldusz. in de vraag, of de laatste de advocatie en het recht over het gebied van de abt (advocatie et ius totius abbatie) als leen bezat, na raadpleging van zijn "principcs et nobiles" verklaard, dat de graaf van Hollandia de enige wettige voogd van de kerk van Hecmunda is, terwijl hij verder heeft bepaald, dat degene, dien de graaf en de abt in gemeen overleg als advocaat zullen verkiezen - aangezien in kleinere zaken een advocaat eenmaal niet gemist kan worden - het advocaatschap niet als leen maar als een in bijzondere afspraak opgedragen recht (ex condicto) zal houden en wel zo lang, als abt en graaf nuttig zullen oordelen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 21)., 1174 October 3
16 Wiboldus, abt van Hecmunda, stelt de tol van Alkmere in handen van de broeders van het convent in dier voege, dat zij jaarlijks 5 ponden aan de cariteit zullen uitkeren, en de rest aan de abt of diens opvolgers zullen geven, en dit zo lang, totdat de abt of zijn opvolgers aan de broeders de 25 ponden terug betaald zullen hebben, welke zij de abt geleend hebben.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 21 vo)., 1174
17 Baldwinus, proost, Gozhelmus, deken, en kanunniken van de kerk van S. Maria in Trajectum verklaren, dat de parochianen van Eckersslote het recht van begraven, "legerstat" genoemd, van het kapittel en van hun priester, door het kapittel over hen gesteld, afgekocht hebben en wel door betaling van 12 ponden aan het kapittel voor aankoop van een allodiaal goed en van een rente van 10 unciën aan hun priester, te heffen uit zekere weiden, geheten Gewingernad, Horscamp en Hocamp, gelegen binnen hun parochie.
a. Oorspr. (Inv.no. 678). Met de resten van een klomp witte was; tot bezegeling is het niet gekomen.
b. Afschrift (inv.no. 3, fol, 21 vo)., 1175
18 Lubbertus, abt van Egmunda, verklaart in overleg met het kapittel een ruiling te zijn aangegaan met Wilhelmus de Ekthorp en diens echtgenote Alwi, waarbij de abdij afstaat land in Ekthorp en in Scorle, opbrengend resp. 7 en 6 unciën, en ontvangt 15 made land in Asmundelf, gelegen naast land, dat de abdij aldaar bezit, terwijl aan de broeders voor de cariteit 25 sol. gegeven zijn.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 22 vo)., (1210-1226)
19 Paus Innocentius verklaart de kerk van Egmunda, die onmiddellijk onder de pauselijke stoel staat, onder zijn bescherming te nemen.
a. Oorspr. (Inv.no. 14). Met loden zegel van de paus aan zijden koord.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 21 vo)., 1211 Maart 18 (datum Lateranis XV Kal. Aprilis pontificatus nostri anno quarto decimo)
20 Wilhelmus, graaf van Hollandia verklaart te zamen met zijn drossaart (dapifer) Ogerus ter boetedoening aan de kerk van Egmunda de gunst gegeven te hebben, dat de lieden, die op S. Adalbertsland in Popteswolde wonen, niet meer belasting zullen betalen dan die van Delf, en in geval die van Delf vrijgesteld zijn, dat zij dan gelijkgesteld zullen zijn met de bewoners in de Vrijenban.
a. Oorspr. (Inv.no. 654). Met de rest van het zegel van de oorkonden.
b. Gevidimeerd in de brief d.d. 1350 Maart 8 (Reg.no. 348).
c. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 22)., (1212-1214)
21 Wilhelmus, graaf van Holland (Hollandensis comes), verklaart besloten te hebben de dijk van Berghen tot Alcmer, welke ten tijde van zijn broeder Theodericus in overleg met vroede mannen was aangelegd maar sedertdien verwaarloosd was, te doen voltooien, waarna de landen, die in cultuur zullen komen, zijn eigendom zullen zijn; hij verklaart verder ter boetedoening aan S. Adalbertus geschonken te hebben ten gebruike van de ministri van S. Adalbert alles wat op zal komen en in gebruik zal komen tussen het Aremersweth en Wymnemersweth, terwijl hij aan S. Adalbertus overal, waar het klooster van Hecmunde in het aangrenzende gebied de tienden bezat, de tienden gegeven heeft van de nieuw-opkomende "slick" landen, wanneer deze in gebruik zullen komen.
a. Gevidimeerd in de brief d.d. 1339 April 26 (Reg.no. 254).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 22)., (1212-1214)
22 Lubbertus, abt in Ecmunde verleent zijn getrouwen Wilhelmus, advocaat van de kerk van Ecmunda, de advocatie en alle leengoederen, welke deze van de kerk houdt, met de voorwaarde, dat na Wilhelmus' overlijden zijn dochter de advocatie met het leen zal ontvangen, indien hij geen wettigen zoon nalaat, en dat zijn oudste broeder zal opvolgen, wanneer hij geen wettige dochter nalaat.
a. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 23).
b. Afschrift z.j. (Inv.no. 100)., 1213
23 Paus Innocentius verleent abt en het klooster van Emunda (sic) de gunst, dat zij in geval een generaal interdict wordt afgekondigd, diensten zullen mogen houden - evenwel zonder klokkenluiden, met gesloten deuren en gedempte stem - en dat zij broeders op kerkelijke wijze zullen mogen begraven.
a. Oorspr. (Inv.no. 23). Met het loden zegel van de paus aan hennepkoord.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 22)., 1215 juni 16 (datum Ferentinis XVI Kalendas julii pontificatus nostri anno octavo decimo)
24 Wilhelmus, graaf van Hollandia, oorkondt, dat in het geschil tussen Lub(b)ertus, abt van Ekmonda en Wilhelmus Walterust. van Ekmonda over de advocatie, over zekere rechten, door dezen - buiten diens leen - uitgeoefend binnen Aremmeresweth en Wimnemersweth, alsmede over tolinkomsten in (Egmond) en in Alcmare, na overleg van mannen (homines) van de graaf en van de abdij, met goedvinden van beide partijen overeengekomen is, dat genoemde Wilhelmus zijn rechten, door hem als leen gepretendeerd, slechts voor den duur van zijn leven en bij wijze van gunst zal hebben; dat de abt en Wilhelmus tezamen de rechtsmacht op nader beschreven wijze zullen uitoefenen; dat Wilhelmus de boeten zal ontvangen t.w. 2 denarii bij de lage ban; 2 solidi bij de hoge ban en 2 denarii of een hoen bij schouwzaken; dat Wilhelmus geen van de ministerialen van de abdij tot diensten zal mogen verplichten en dat een nader genoemde groep van personen tot de abdij in betrekking staande niet aan het recht van genoemde Wilhelmus onderworpen zullen zijn.
a. Gevidimeerd in de brief d.d. 1321 Augustus 28 (Reg.no. 182).
b. Afschrift z.j. (Inv.no. 100).
c. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 20 vo).
d. Afschrift Inv.no. 3, fol, 24 vo)., 1215 Augustus 28
25 Lubbertus, abt in Egmunda, en convent verklaren met toestemming van heer Wilhelmus, graaf van Hollandia, meester (magister) Theodericus "physicus" van Alesmar in leen gegeven te hebben een rente van 2 hoed tarwe en 2 hoed gerst, jaarlijks uit zijn tienden te Sasnem, welke rente benevens zeker land in Alesmar, dat Theodericus in leen bezit, aan zijn vrouw Ermengardis als lijftocht zal komen, terwijl het leen na haar dood bij ontbreken van zoons op een dochter zal overgaan; de rente zal vóór S. Andreas uit de graanschuur te Sasnem of door de pachters (pactionarii) door heer Wilhelmus de Theylinghe of zijn opvolgers jaarlijks uitgereikt worden.
Afschrift (Inv.no. 3, fol. 8)., 1215
26 Lybbertus, abt van Egmunde, verklaart met goedvinden van de broeders de jaarlijkse graanrente, die de burgers (cives) van Bokele, die parochianen zijn van Helegelo, als pacht aan de abdij opbrachten aan Reibrandus, pastoor in Helegelo, en diens opvolgers te schenken, waartegen de burgers van Bokele 14 ponden en 10 sol. aan de abdij betaald hebben, waarmee zij voor eeuwig van begrafenisrechten aan de pastoor van Helegelo en van de pacht aan de abdij bevrijd zullen zijn.
a. Oorspr. (Inv.no. 705). Met het geschonden zegel van de abt.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 22 vo)., c. 1215
27 Henricus, abt van Hecmunda, Isbrandus, prior, en convent verklaren Wilhelmus, advocaat van de kerk van Hecmunda, de advocatie, door hem onder goede titel in leen gehouden, en alle leengoederen, welke hij van de kerk heeft, op zodanige voorwaarde verleend te hebben, dat zijn oudste dochter genoemde advocatie en lenen zal verkrijgen, wanneer hij geen wettigen zoon nalaat, terwijl zijn oudste wettige broeder zal opvolgen, wanneer hij geen wettige dochter zal nalaten.
a. Gevidimeerd in den brief d.d. 1310 januari 18 (Reg.no. 151).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 25).
c. Afschrift z.j., (Inv.no. 100)., 1226 December
28 Henricus, abt van Hecmunda, verklaart ter vermijding van twisten over de opvolging der goederen, welke heer Wilhelmus van Hecmunda onder goede titel als leengoederen bezit, op zodanige voorwaarde in leen te hebben gegeven, dat deze in het geslacht van Wilhelmus blijven zullen; dat deze goederen in geval Wilhelmus zonder zonen of dochters na te laten overlijdt, aan de nakomelingen van dezen zullen komen en vervolgens aan de naaste mannelijke of vrouwelijke wettige erfgenamen zullen overgaan, met dien verstande, dat bij gelijke graad van verwantschap het mannelijk geslacht zal voorgaan.
a. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 25 vo).
b. Afschrift z.j. (Inv.no. 100)., 1227 November
29 H(enricus), abt van Egmunda, verklaart in overleg met zijn broeders aan Wilhelmus de Egmunda, advocaat van het klooster, op diens verzoek, in erfelijke huurwaar te hebben gegeven zeker land, genoemd Altrudelant, zoals Altrude deze landen bij haar leven bezeten heeft en op voorwaarde, dat genoemde Wilhelmus jaarlijks 3 ponden en 15 denariën zal betalen; dat zijn erfgenamen het land op dezelfde voorwaarden zullen hebben en dat Wilhelmus of zijn opvolgers het land aan anderen in huurwaar of ter bezaaiing zullen kunnen geven.
a. Oorspr. (Inv.no. 311), Met rest van het zegel in witte was van de oorkonden.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 26 vo)., 1228 Augustus 16 (actum apud Egmundam)
30 lsbrandus, prior van het kapittel in Hecmunda, en het gehele convent verklaren hun toestemming te geven voor de opdracht van het Adeltrudenland aan heer Wilhelmus door hun abt, welke opdracht zij aanvankelijk niet goedgekeurd hadden.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 26 vo)., 1228 November 25
31 Arnoldus, abt van Hecmunda, verklaart op verlangen van heer Florentius, graaf van Hollandia en in overleg met het convent, de advocaat Wilhelmus de Egmunde en mannen van de kerk de ministerialen van de kerk, die tussen de beek Galenvoerde en de parochie Casterkum wonen, alsmede hun zoons en dochters tegen zekere som gelds vrijgesteld te hebben van de keurmede op voorwaarde, dat deze tot de andere diensten verplicht zullen blijven, en met dien verstande, dat wanneer van een hun met een ministeriale van de kerk huwt, die aan de keurmede onderworpen is, de zonen de staat van de moeder zullen volgen.
a. Gevidimeerd in de brief d.d. 1319 Maart 27 (Reg.no. 180).
b. Afschrift d.d. 1319 Maart 24 (Inv.no. 1, fol, 13 vo).
c. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 26 vo)., 1230 januari 14 (apud Haerlem nono decimo Kal. Februarii)
32 Arnoldus, abt van Hecmunda, verklaart, dat Werenboldus Vastradusz. hem gegeven heeft 3 pond op voorwaarde, dat hij bij kinderloos overlijden van zijn oom Adalbertus de Haghe het goed, dat deze van de kerk in leen heeft, als leen zal ontvangen; dat zijn broeder Ascelinus het leen zal ontvangen, wanneer Werenboldus overlijdt zonder zoon na te laten, en hun broeder Vastradus, wanneer Ascelinus overlijdt zonder zoon na te laten; dat verder de goederen bij overlijden van genoemde Adalbertus door zijn vrouw Aleydis in lijftocht gehouden zullen worden.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 33 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 27)., 1230 April 23 (actum apud Hecmundam)
33 Lubbertus, abt van Egmonda verklaart met toestemming van zijn kapittel Gerardus, zoon van zijn zuster Gertrudis, uit de ministerialiteit ontslagen te hebben, waarbij nader bepaald is, dat hij bij huwelijk hetzij met een ministeriale van de graaf, hetzij met een vrije vrouw, de erfenis van zijn moeder als een vrije zal verkrijgen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 27 vo., 1244 September 8 (in nativitate beate Marie virginis)
34 Paus Innocentius neemt het klooster van Egmonda en de goederen onder zijn bijzondere bescherming zoals zijn voorganger paus Innocentius dit op verzoek van 'Theodericus, graaf van Hollant, gedaan heeft en gelast aan abten ten bewijze, dat de abdij onmiddellijk onder het recht van S. Petrus staat, jaarlijks den cijns van 4 sol. te betalen.
a. Oorspr. (Inv.no. 15). Met het loden zegel van den paus aan zijden koord.
b. Transsumpt (z.j.) (Inv.no. 91), gestoken door de brief d.d. 1307 April 4 (Reg.no. 141).
c. Getranssumeerd in de brief d.d. 1424 November 13 (Reg.no. 833).
d. Afschrift (Inv.no. 4, onder letter b)., 1245 Augustus 31 (datum Lugduni II Kalendas Septembris pontificatus domini Innocentii pape IIII anno tercio)
35 Paus Innocentius verleent een aflaat van 20 dagen aan allen, die het klooster van S. Adalbertus in Egmunda, waar het lichaam van de heilige rust, jaarlijks op diens jaardag bezoeken.
a. Oorspr. (Inv.no. 141). Met het loden zegel van de paus aan zijden koord.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 28).
c. Afschrift (Inv.no. 4, onder letter m)., (1246) juni 4 (datum Lugduni II Nonas junii pontificatus nostri anno tertio)
36 Paus Innocentius neemt het klooster van S. Adalbertus in Egmunda onder zijn bescherming; bepaalt dat de regel van S. Benedictus gevolgd zal worden; verklaart, dat de kloostereigendommen verzekerd zullen zijn en dat geen novaaltienden enz. opgelegd zullen worden; dat het klooster vrijen en vrijgelatenen ter bekering (ad conversionem) zal opnemen; geeft verder voorschriften omtrent de ontbinding van geloften van geprofesten, omtrent de diensten ten tijde van generale interdicten, omtrent de wijdingen; verbiedt, dat nieuwe kapellen binnen het gebied van de parochie zonder toestemming van diocesaan en abt zullen opgericht worden, dat nieuwe lasten door geestelijke of wereldlijke machten opgelegd zullen mogen worden; vergunt, dat elk in de abdijgrond begraven kan worden, dat vervreemde tienden en rechten teruggekocht kunnen worden, dat de abtskeuze bij gemeen overleg of volgens de meerderheid gedaan zal worden; bevestigt alle rechten en vrijheden door zijn voorgangers en wereldlijke overheden verleend.
a. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 28 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 4, onder letter c)., 1246 juni 5 (datum Lugduni Nonas junii indictione quarta)
37 Lubbertus, abt van Egmonda, verklaart met toestemming van zijn kapittel de tiende in Wijnnem, welke Wilhelmus van Egmonde, heer Gerardusz, in pand had, in leen gegeven te hebben op dezelfde voorwaarde, als deze andere goederen van de abdij in leen had.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 21)., 1248 October 8 (in crastino dedicationis ecclesie nostre)
38 Guillermus, Rooms koning, schenkt aan zijn getrouwe, Luppertus, abt van Egmunda en de kerk aldaar de kapel in Hijllingen, verleent hun het voorrecht, dat zij hem de twintigste penning, welke hem door de paus over het gehele rijk is toegestaan, niet behoeven te betalen, en bevestigt aan de kerk alle vrijheden en privileges, welke door zijn voorouders zijn geschonken.
a. Oorspr. (Inv.no. 45). Het zegel van de oorkonden is verloren.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 29 vo)., 1248 October 21 (in castris apud Werdam)
39 Wilhelmus, Rooms koning, verklaart aan zijn familiaris Lybbertus, abt van de kerk in Egmunda uit dank voor diensten aan de kerk, het Rijk en hem bewezen, te schenken 20 hoet gerst jaarlijks, te leveren uit zijn tienden in Texel, waartegen de abt afstand gedaan heeft van de helft van het "oppidum de Alcmar" (volgens de deling door 's konings gemachtigden met Symon de Harlem gemaakt), alsmede van de tol en de mudpenningen (denarii modii) aldaar, terwijl de koning verder de "abtscamp" in Northeke, die hij de abt enige jaren onthouden heeft, afstaat en de overdrachten en vrijheden, die zijn voor ouders aan de kerk geschonken hebben, bevestigt.
a. Oorspr. (Inv.no. 437). Met het merk van de Rooms koning; het zegel is verloren.
b. Gevidimeerd in de brief d.d. 1316 December 31 (Reg.no. 169).
c. Afschriften op perkament (Inv.no. 437) (omstreeks 1465).
d. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 29).
e. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 29 vo)., 1248 November 5 (in curia nostra magni Aquisgrani)
40 Florencius, zoon van de graaf van Hollandia, verklaart, dat hij de ruil van de helft van de villa in Alcmar en van de tol aldaar en de mudpenningen tegen 20 hoet gerst, jaarlijks uit Texel te leveren, welke door zijn broer, de Rooms koning en abt Luppertus en de kerk in Echmunda was gesloten, bevestigd heeft.
a. Oorspr. (Inv.no. 437). Met het geschonden zegel in witte was van de oorkonden.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 30 vo)., 1248 November 20 (in castris apud Werdam)
41 Wilhelmus, Rooms koning, verklaart aan abt en convent van Hecmunda te schenken de novaaltienden, van de aan de abdij behorende kerken van Voirholt, Noirteche en Sassenem, van de grens der genoemde kerken tot halverwege het bos "Alardesrode" genoemd, en van de zee tot aan de Leithenmere.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 30 vo)., 1248 November 22
42 Florentius de Hollandia, broer van de Rooms koning Wilhelmus, verklaart diens schenking van de novaaltienden van de kerken in Voirholt, Noirteche en Sassenem aan het klooster van Hecmunda te bevestigen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 31)., 1248 November 23 (in castris apud Werdam)
43 Paus Innocentius verklaart, op een verzoek van abt en convent van Egmunda, dat door brieven van pausen of legaten geen dwang kan worden opgelegd bij de begeving van inkomsten (pensiones) en beneficiën, tenzij hiervan in die brieven speciaal melding gemaakt wordt.
a. Oorspr. (In.no. 24). Met het loden zegel van de paus aan zijden snoer.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 31 vo).
c. Afschrift (Inv.no. 4, onder letter J), (1249) januari 4 (datum Lugduni II Nonas januarii pontificatus nostri anno sexto)
44 Paus Innocentius gelast de deken van Aqua in het diocees Leodiurn om zorg te dragen voor de handhaving van het aan abt en convent van Egmunda geschonken Privilegie, dat hun geen dwang kan worden opgelegd door brieven van pausen of legaten bij de begeving van beneficiën.
a. Oorspr. (Inv.no. 24). Met het loden zegel van de paus aan hennep koord.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 31 vo)., (1249) januari 4 (datum Lugduni II Nonas januarii pontificatus nostri anno sexto)
45 Lubbertus, abt van Hecmunda verklaart met goedvinden van zijn kapittel ten behoeve van het herstel van de dijken bij Hargan en Scaghen Theodericus Reynboldusz. van Hairlem tegen een zekere som geld beleend te hebben met het derde deel van de novaaltienden, gewoonlijk het "rodtlant" genoemd van de grenzen der kerken van Voirhout, Noirtighe en Sassenem tot midden in het bos Allerdesrode genaamd en van de zee tot de Leythenmere met uitzondering van de tienden in de reeds in cultuur gebrachte grond in Broec bij Sassenem; met de bepaling, dat het leen zal vererven op kinderen en kleinkinderen (zoons of dochters) uit het huwelijk van Reynboldus en Hathewigis, en in geval deze geen zoons hebben, op de zoons en dochters uit het eerste huwelijk van Reynboldus.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 12).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 32)., 1249 juli 31 (in vigilia sancti Petri ad vincula)
46 Lubbertus beleent Theodericus Porchaes met een derde deel der tienden als in Reg.no. 45, met de bepaling, dat het leen zal vererven op kinderen en kleinkinderen, zoons of dochters, terwijl het vervolgens alleen als recht leen zal overgaan.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 16).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 32)., 1249 juli 31 (in vigilia sancti Petri ad vincula)
47 Lubbertus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van zijn kapittel een vaste overeenkomst gesloten te hebben met zijn hoevenaars in land van het klooster bij Scaghen, gelegen tussen twee sloten, "vronslot" genoemd, en zich uitstrekkend van "Bergeswerck" tot de zee, welk land eertijds door graaf Theodericus II, de vader van graaf Arnulf, aan het klooster in eigendom was gegeven en na grote inbraken onlangs met grote kosten opnieuw was bedijkt; hij regelt hierbij verder de vererving en overdracht der goederen en de rechtspraak.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 32 vo)., 1250 ... (apud Hecmundam anno Domini Mo CCo quinquagesimo, indictione octava)
48 Wilhelmus, Rooms koning oorkondt, dat door groten en getrouwen van het Rijk (magnates et fideles imperia) en leenmannen van de kerk (abdij) in Middelburch op een door Nicolaus, abt van Middelburch, gestelde kwestie als oordeel gesproken is en door allen bevestigd is, dat leengoederen van de kerk van genoemde abt, in geval de beleende zonder mannelijke erfgenaam overlijdt, aan de kerk terugvallen, tenzij de leenhouder uitdrukkelijk met goedkeuring van de abt een opvolger heeft aangewezen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 35)., 1251 Februari 3 (apud Middelburch anno Domini Mo CCoo quinquagesimo primo Nonas Februarii indictione nona)
49 Wilhelmus, Rooms koning, gelast de dekens en baljuwen in Hollandia om het privilegie te handhaven, waarbij aan zijn kapelaan, de abt van Hecmunda, en het convent door de Apostolische Stoel het voorrecht is gegeven, dat geen dwang uitgeoefend mag worden bij de begeving van inkomsten (pensiones) of kerkelijke beneficiën door apostolische brieven of mandaten van legaten.
a. Oorspr. (Inv.no. 24). Met de resten van het zegel van de oorkonden aan zijden snoer.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 36 vo)., 1251 Februari 9 (apud Middelburgam anno Mo CCoo quinquagesimo, quinto Idus Februari indictione nona)
50 Lubbertus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van het kapittel aan zijn broeder Arnoldus, aan wie hij wegens uitgaven voor het herstel der dijken bij Harghen en Scaghen 100 pond Hollands verschuldigd is, enige tienden in leen gegeven te hebben - met uitzondering van de kleine tienden - t.w. bij Heiligheloe aan de overzijde van de Ee, bij Alcmar in Secgleghe, bij Oudthorp op Suenegheest en in de "mere" tussen Berghen en Alkmar, met bepalingen omtrent de vererving van deze goederen in de mannelijke en vrouwelijke lijn.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 33 vo)., 1251 April 19
51 Paus Innocentius geeft vergunning aan de abt van Egmond en diens opvolgers om de mijter, ring en andere pontificale sieraden te dragen.
a. Oorspr. (Inv.no. 25). Met het loden zegel van de paus aan zijden snoer.
b. Gevidimeerd in de brief d.d. 1263 September 17 (Reg.no. 75).
c. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 34).
d. Afschrift (Inv.no. 4, onder letter c)., (1251) juni 5 (datum janue Nonas junii pontificatus nostri anno octavo)
52 Lubbert, abt van Egmunda, verklaart aan de hoevenaars (mansionarii) binnen zijn rechtsgebied bij Popswoude het recht gegeven te hebben, dat bij hun overlijden, hetzij zij vrijen zijn dan wel dienstlieden van de graaf of een ander zijn, hun zoons of dochters of de wettige erfgenamen de roerende goederen zullen erven; dat deze evenzo land van de abdij gehouden, in erfhuur zullen ontvangen en verdelen, mits de overlevende echtgenote de helft zal behouden en de weduwe en de erfgenamen de gebruikelijke bijdrage-"voermiede" genoemd zullen betalen; dat bij vererving op personen, die buiten het rechtsgebied wonen, deze binnen het jaar in Popswoude zullen moeten komen wonen; dat erfgenamen beneden de 12 jaar vrijgesteld zullen zijn van dijkgelden en dat de persoon, aan wie hoevenaars eventueel hun goederen verkopen, door hem (abt) moet aanvaard worden.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 73 vo) (met vertaling fol, 74).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 34)., 1251 juni 28 (in vigilia apostolorum Petri et Pauli)
53 Lubbertus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van zijn kapittel tot lossing van zekere schuld aan Allardus, zoon van Greta, verkocht te hebben aan Arnoldus de Hecmunda, zijn broeder, en Wermboldus uten Haghe (ex Haghe) al het land tussen Wymnemerzweth en Goetlosenbusen, binnen- en buitendijks, behalve de goederen, die hij reeds in leen heeft, de duinen en de eventueel nog te verwerven landen aldaar.
a. Afschrift (InV.nG. 1, fol, 33 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, foll 34 vo)., 1252 December 31 (in vigilia circumscisionis Domini)
54 Lubbertijs, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van zijn kapittel ten behoeve van de cariteit verkocht te hebben aan het convent, een rente van drie ponden op het Adeltrudisland bij Rynnighem, welke hij jaarlijks op S. Martinus van Wilhelmus van Hecmunda ontving.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 34 vo)., 1252 (?) December 31 (in vigilia circumscisionis Domini)
55 Lubbertus, abt van Hecmunda, verklaart, dat hij in overleg met het convent aan Wermboldus ex Haghe (Utenhaghe) de gunst heeft verleend, dat diens leengoederen - met uitzondering van de goederen die hij van Theodericus de Lane gekocht heeft - zullen vererven op zijn wettige zoons en dochters.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 34).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 36)., 1253 November 30 (in die S. Andree)
56 Wilhelmus, Rooms koning, verklaart in overleg met zijn raad, al zijn dienstleden (ministerialen) tussen Wimnemswethe en Aremereswethe, welke schotplichtig waren (nobis in pensione nostre precarie astrictorum) geruild te hebben tegen dienstlieden (ministeriales et mancipia), die het klooster van Egmond in 's graven gebied bij Wimnem en Bachem heeft.
a. Oorspr. (Inv.no. 124). Met fragment van het zegel van de oorkonden in witte was.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 35)., 1254 Mei 21 (in castris apud Vroinlo in Westfrisia XII Kalendas junii)
57 Wilhelmus, Rooms koning, gelast A(rent?) de Emecekerke, burggraaf van Torenburg, baljuw van Kenemaria, dat hij, wanneer abt en convent van Egmunda verklaren, dat een persoon in zijn rechtsgebied hun dienstman is (ministerialis vel mancipium) en dit door 6 of 7 getuigen kan bewijzen, abt en convent in het rustig bezit van dezen zal laten.
a. Oorspr. (Inv.no. 125). Het zegel van de oorkonden is verloren.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 35 vo)., 1254 September 12 (apud Hagam II Idus Septembris)
58 Wilhelmus, Rooms koning, verklaart al zijn ministerialen binnen Wynnem (villam de Wynnem) verblijvend, welke hij door ruil van abt en klooster van Hecmunda verkregen heeft, met hun nakomelingschap de vrijheid gegeven te hebben, met bepaling, dat - ingeval een hunner of hunner nakomelingen opnieuw door huwelijk of op andere wijze in ministerialiteit of onvrijheid vervalt - de graaf van hun allodiale goederen enz. in Wynnem gediend zal worden, alsof zij vrijen waren, terwijl hij verder vaststelt, dat geen ministerialis van buiten goederen in Wynnem zal kunnen verwerven dan op voorwaarde, dat de graaf hieruit gediend zal worden, alsof deze aan een vrije behoren. Gevidimeerd in de brief d.d. 1399 December 29 (reg.no.668), 1254 October 31 (apud monasterium Hecmundense pridie Kalendas Novembris indictione duodecima)
59 Wilhelmus, Rooms koning, bevestigt de schenking van de grote tiende in Vorholta, welke zijn kapelaan, Lubbertus, abt van Egmond, tot vermeerdering van de prebenden der broeders gedaan heeft en schenkt een rente van 10 pond jaarlijks uit zijn herfstbede in Alesmaria voor datzelfde doel.
a. Oorspr. (Inv.no. 218). Met het licht geschonden "sigillum majestatis" van de oorkonder in bruine was.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 36 vo)., 1255 September 22 (datum Egmunde X Kalendas Octobris)
60 Nicolaus, de Harlem, genaamd Persin, ridder, lijdende aan een ernstige ziekte, verklaart een rente van 2 pond jaarlijks aan het klooster van Egmond schuldig te zijn, welk bedrag zijn ouders bij testament aan het klooster vermaakt hadden, half ten behoeve van de bouw van het klooster, half ten behoeve van de cariteit van de broeders, welke rente hij thans met goedkeuring van zijn oudste zoon, abt en broeders op het scroodambt van Haarlem vestigt, terwijl hij zich voor de onthouden gelden aan de regeling, bij uitspraak van de prior der predikheeren te Utrecht, van zijn pastoor en zijn oudste zoon te maken, onderwerpt.
a. Oorspr. (inv.no. 351). Met (zeer geschonden) zegel van de oorkonder in witte was.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 37)., 1255 October 6 (apud Velsen in octava Michaelis archangeli.)
61 Lubbertus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van het convent Euphrosina, dochter van Cristina, met haar drie zoons, Theodericus Godekinusz. en diens vrouw, Cristina, zuster van Euphrosina, met hun twee kinderen tegen zekere som geld uit de ministerialiteit ontslagen te hebben.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 48).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 37 vo)., 1257 April 4 (pridie nonas Aprilis)
62 Lubbertus, abt van Egmunda, verklaart, dat de dagelijkse prebende van brood en wijn voor de monniken vermeerderd zal worden, en bepaalt, dat de 10 pond jaarlijkse rente, die Wilhelmus, Rooms koning, uit de herfstbede in Alsmer voor de verbetering der prebende geschonken heeft, de groeiende in Vorhoute, de oude inkomsten van de cariteit, en wat verder aan de cariteit geschonken zal worden, voor de aankoop van wijn bestemd zal worden, terwijl de administratie hiervan aan twee monniken opgedragen zal worden; dat 12 hoet rogge en 13 hoet gerst, jaarlijks uit de graanschuur van het klooster te verkopen, 4 pond en 15 sol. uit de meierij van wijlen (ridder) Scoterus bij Hevigelo en alle landen bij Utgheest, in Banesce en bij Kasterkem en een viertel met 8 weiden bij Backem, welke aan het klooster toebehoren, voor de aankoop van tarwe gegeven zal worden, terwijl hij de aankoop hiervan aan de cellerarius van het klooster opdraagt.
a. Afschrift (Inv.no. 846, fol. I).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 37 vo)., 1257 juni 6
63 Reynfridus, prior, en convent van Hecmunda, verklaren voor abt Lubbertus uit dankbaarheid, dat deze voor hen een dagelijkse prebende van tarwebrood en wijn heeft ingesteld na diens dood memoriën zullen houden op dezelfde wijze als zij voor zijn voorganger abt Walterus plegen te houden.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 21 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 39)., 1257 juni 6
64 Heinricus, bisschop van Traiectum, bevestigt op verzoek van Lubbertus, abt van Hecmunda, diens bepalingen betreffende de prebenden van wijn en tarwebrood voor de conventualen.
a. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 39).
b. Afschrift (Inv.no. 846, blz. 19)., 1257 juni 29 (Traiecti in die Gervasii et Prothasii)
65 Lubbertus, abt van Hecmunda, bepaalt, dat het aantal monniken en scholieren tezamen het getal 30 niet mag overschrijden; dat geen prebende van wijn en tarwebrood aan een leek of seculiere klerk verkocht of gegeven mag worden, tenzij aan rechtsgeleerden of medici, die diensten doen aan het klooster; dat de twee monniken, belast met de administratie van de wijn, en de cellararius twee malen per jaar rekenschap zullen afleggen van de administratie van de wijn en tarwe aan abt en convent, of tenminste aan drie of vier van de senioren van het convent; dat wijn en tarwebrood niet aan gasten gegeven zal worden, nadat zij twee dagen in het convent verblijf gehouden hebben, tenzij aan personen, die zeer aanzienlijk of zeer bevriend met hen zijn.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 21 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 38 vo)., (ca. 1257)
66 Lubbertus, abt van Egmonda, oorkondt, dat hij aan zijn broeders zoon Johannes de Dunis en diens vrouw Aleydis en kinderen al het land, dat Johannes van de abdij houdt, t.w. de Halve Hoeve, gelegen in de Neghen Viertel en naast de Scuer Viertel, alsmede de Half Viertel, gelegen naast de Scuer Viertel, en het stuk land, waarop hij woont, in erfhuur gegeven heeft en wel tegen een jaarlijkse huur van 10 sol. Hollandse penningen. Getranssumeerd in de brief d.d. 17 juni 1388 (Reg.no. 572)., 1259 September 17 (in festo sancti Lamberti in parrogia sencte Agathe virginis)
67 Schepenen van Leiden oorkonden, dat de abt van Egmondia na de dood van Arnustus de Bosscusen het leengoed, dat deze hield van de abdij, n.l. 8 juk land in Busscusen, op Arnustus' kinderen Margarete en Wiburghe zal laten vererven, met bepaling o.a., dat op S. Lambertusdag een jaarlijkse huur van 14 sol. Hollandse penningen zal betaald worden en dat de abt, als het leen openvalt, Gerardus, zoon van Hille vóór andere van zijn bloedverwanten zal begunstigen.
Oorspr. (Inv.no. 595). Het zegel is verloren., 1260 November 25 (apud Leyden in die S. Katerine)
68 Aleydis, weduwe van heer Johannes de Avesnis, voogdes van Hollandia en Zeelandia, verklaart, dat zij voor haar en haar neef Florentius de tienden, welke Wilhelmus de Steynhuys en diens broer, Jacobus, eertijds van haar en haar neef in de parochie van Poelgheest in leen gehad en vóór leenmannen weer opgedragen hadden, aan het klooster van S. Adalbertus in Hecmunda heeft geschonken, mits het klooster zekere ruil met genoemde Wilhelmus ten aanzien van de genoemde en andere goederen gesloten, zal bevestigen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 39 vo)., 1261 October 31 (apud Harenam comitis in vigilia Omnium Sanctorum)
69 Heinricus, bisschop van Traiectum, bevestigt de ruil of verkoop van een hof in Suesen (?), gedaan door de abt van Hecmunda en Wilhelmus de Lapidea domo, terwijl hij zijnerzijds van alle aan- spraken afziet.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 39 vo)., 1261 November 16 (Traiecti feria quarta post festum beati Martini Hiemalis)
70 Wilhelmus de Domo Lapidea, verklaart met toestemming van vrouw Aleydis, weduwe van heer Johannes de Avesnes, voogdes van Hollandia én Zeelandia, verkocht te hebben aan heer Lubbertus, abt, en het convent van Hecmunda tienden in Poelgheest, door hem van het graafschap Hollandia in leen gehouden, terwijl hij belooft brieven van bevestiging te zullen leveren van de graaf (wanneer deze meerderjarig zal zijn) en van de bisschop van Traiectum, en stelt als borgen verder heer Simon van Hairlem, Johannes genaamd Persijn, Hugo van Naeldwyck, Theodericus de Poelghiest, ridders H(eidenricus), abt van St. Paulus in Traiectum, voegt hieraan toe het stuk op verzoek van de oorkonder bezegeld te hebben.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 40)., 1261 November 18 (in octavo obitus beati Martini)
71 Lubbertus, abt, en het convent van Egmond, oorkonden, dat zij na gemeen overleg al het land in de parochie Limben en van Lymben tot Outhburghelane in de parochie van Heyligheloe, met uitzondering van de landen, die tot de meiery van Ekmont en Reninghem en tot de kelnarv, de cariteit, de kosterij of het hospitaal van het klooster behoren, aan Simon "dictus de Harlem", ridder, in erfpacht gegeven hebben tegen een jaarlijkse huur van 50 ponden Hollandse penningen, 120 ganzen en 120 hoenderen, met de bepaling, dat Symons recht op zijn zoons en zijn broeders Walterus en Wilhelmus en daarna op Wilhelmus de Ekmonda, zoon van zijn zuster Beatrix, zal vererven; dat hij als borgen voor de richtige nakoming van deze overeenkomst met verplichting tot leisting binnen Harlem gesteld heeft Theodericus, heer van Teylinge, Johannes dictus Persijn, Hugo de Naldwic, Jacobus de Woude, Gerardus de Wateringe, ridder, en Willem de Ekmonda. Gevidimeerd in de akte d.d. 1315 januari 13 (Reg.no. 165)., 1261 November 18 (beati Martini episcopi confessoris)
72 Prelaten en kapittels van S. Martinus, S. Salvator, S. Petrus, S. joharmis, S. Maria en abt en convent van S. Paulus te Trajectum verklaren naar aanleiding van het verzoek van abt en convent van Ecmunda, dat zij hen wederkerig in hun confraterniteit opnemen, hen in de gemeenschap van alle vigiliën, gebeden en beneficiën zullen besluiten; dat zij in de werkzaamheden en de kosten voor het behoud van de Egmondse kerk zullen steunen; dat zij de memoriën van de conventualen bij hun uitvaarten en op hun jaargetijden zullen celebreren; dat zij de conventualen in geval van ziekte tijdens eventueel verblijf bij hen zullen verzorgen en na overlijden de uitvaart zullen geven, die zij aan hun mede-kanunniken plegen te geven.
a. Oorspr. (Inv.no. 145). Met de test van het zegel van het kapittel van S. Martinus, en de geschonden zegels van de vier andere kapittels en van het convent van S. Paulus. De zegels van S. Salvator en S. Maria zijn voorzien van contra-zegels.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 40)., 1262 Mei 25 (Trajecti in die beati Urbani pape et martyris)
73 Lubbertus, abt van Hecmunda, bepaalt met goedvinden van zijn convent, dat de leengoederen, welke door zijn broer, ridder Arnoldus de Hecmunda, van de abdij gehouden worden, zullen vererven op diens wettige zoons en hun erfgenamen en in geval er geen zoons zijn, op diens wettige dochters en haar erfgenamen en wel zolang er wettige mannelijke of vrouwelijke erfgenamen van zijn zoons of dochters leven.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 16 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 41)., 1262 juli 24 (in vigilia b. Jacobi apostoli)
74 Lubbertus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van zijn kapittel in leen te hebben gegeven aan Theodericus, zoon van Theodericus Reynboldusz., burger van Hairlem, de tienden te Rijnsburch op de "mersche", een deel van de tiende bij Sasnem n.l. van de "beke" (lopende door het bos van Lisse) tot aan het bos, benevens de abtsvenne bij Noirtighe en bepaalt, dat in geval genoemde Theodericus zonder erfgenamen kwam te overlijden, zijn zuster Machtildis de goederen in leen zal verkrijgen.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 52 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 41 vo)., 1262 October 16 (apud Haerlem secunda feria post Calixti pape et martiris)
75 Henricus, bisschop van Traiectum, geeft vidimus van de brief d.d. 1251 juni 5 (Reg.no. 51).
a. Oorspr. (Inv.no. 24). Het zegel van de bisschop is verloren.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 42)., 1263 September 17 (in Daventria in die S. Lamberti)
76 Heinricus, bisschop van Traiectum, oorkondt, dat hij zijn officiaal naar Ecmunda gezonden heeft om het geschil tussen abt en convent enerzijds en de parochianen van Ecmunda anderzijds, over het onderhoud van de parochiekerk of de beide kapellen, die laatstgenoemden als parochiekerk gebruiken, te beslissen waarop de officiaal heeft bepaald, dat abt en convent de kapel van S. Maria, gelegen aan de zuidzijde op het kerkhof van Ecmunda, waar het doopvont zich bevindt, en het kerkhof aldaar zullen onderhouden en dat de parochianen de kapel, die ten westen bij de duinen ligt en het kerkhof aldaar zullen onderhouden, welke uitspraak de bisschop verklaart te bevestigen.
a. Oorspr. (Inv.no. 117). Met de rest van het zegel van de bisschop, het geschonden zegel van abt Nicholaus en de zegels van het convent van Egmond en Willem van Egmond.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 41 vo)., 1264 januari 1 (anno MCCLX tercio in die circumcisionis Domini)
356 Abdij van Egmond
Inventaris
6. Regestenlijst, 889-1571
6.2. Regestenlijst, 889-1571
6.2.1. Regesten 1 t/m 100
76
Heinricus, bisschop van Traiectum, oorkondt, dat hij zijn officiaal naar Ecmunda gezonden heeft om het geschil tussen abt en convent enerzijds en de parochianen van Ecmunda anderzijds, over het onderhoud van de parochiekerk of de beide kapellen, die laatstgenoemden als parochiekerk gebruiken, te beslissen waarop de officiaal heeft bepaald, dat abt en convent de kapel van S. Maria, gelegen aan de zuidzijde op het kerkhof van Ecmunda, waar het doopvont zich bevindt, en het kerkhof aldaar zullen onderhouden en dat de parochianen de kapel, die ten westen bij de duinen ligt en het kerkhof aldaar zullen onderhouden, welke uitspraak de bisschop verklaart te bevestigen.
a. Oorspr. (Inv.no. 117). Met de rest van het zegel van de bisschop, het geschonden zegel van abt Nicholaus en de zegels van het convent van Egmond en Willem van Egmond.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 41 vo)., 1264 januari 1 (anno MCCLX tercio in die circumcisionis Domini)
NB:
Gedrukt O.H.Z. II, 108. Zie voor de jaarstijl gebruikt onder bisschop Hendrik van Vianden: Fruin. Handboek der Chronologie, blz. 64.
Zie ook:
Organisatie: Noord-Hollands Archief
laatste wijziging 11-11-2022
77 Nicolaus, abt van Hecmunda, ontslaat - op verzoek van vrouwe Elizabeth, eertijds Rooms koningin, en van vrouwe Machtildis, eertijds gravin van Hollandia - Fredericus, zoon van Hellebernus en Gertrudis met goedvinden van zijn convent uit de ministerialiteit.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 42 vo)., 1264 April 1 (Kalendis Aprilis)
78 Nicolaus, abt van Hecmunda, ontslaat - op verzoek van zijn getrouwen Wilhelmus en Florencius, zoons van wijlen IJsbrandus de Ekmonda - Almoda, dochter van Meyburgis en haar zoons met goedvinden van zijn convent uit de ministerialiteit.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 42 vo)., 1264 April 1 (Kalendis Aprilis)
79 Nicolaus, abt van Hecmunda, draagt op verzoek van zijn getrouwe, Wilhelmus de Ekmonda het beheer van de meierij van Rynnighem op aan Walterus, genoemd Friso en wel voor de duur van zijn leven, wanneer hij deze functie richtig vervult.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 42 vo)., 1264 April 1 (Kalendis Aprilis)
80 Nicolaus, abt van Hecmunda, prior en convent aldaar, ontslaan hun ministerialen en hun erfgenamen in de "villa" bij Rynighem van de beek, genoemd Galenvorht tot Wimnem - met uitzondering van enige met name genoemde personen - van de verplichting tot betalen van de keurmede, waarvoor de abdij zal ontvangen 50 koeien, terwijl vastgesteld wordt, dat de overige verplichtingen van de ministerialiteit blijven bestaan en dat tot vermijding van moeilijkheden de namen van hen, die hierbij van de keurmede bevrijd worden, op een aangehecht schrift in de vorm van een chirograaf opgenomen zullen worden, dat bij de abdij en bij de genoemde ministerialen bewaard zal worden.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 42 vo)., 1264 juni 23 (in vigilia beati Johannis baptiste)
81 Nicolaus, abt van Hecmunda, prior en convent van Hecmunda, verklaren ten behoeve van het herstel van de dijken bij Harghen verkocht te hebben aan heer Arnoldus de Heemskerc, ridder, tegen 175 ponden Hollands het land in Bachem met uitzondering van enige goederen die Arnoldus de Hecmunda daar als leen bezit, van de 12 weiden die het leen van Augustinus heten, van de 8 weiden, door de voormalige schout aldaar Nicolaus genoemd Nanno aan de abdij gelegateerd en van de weiden, die bij het land van de abdij in Casterkem behoren.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 44 vo)., 1264 September 21 (in die beati Mathei ewangeliste)
82 Nicolaus, abt van Hecmunda, verklaart, dat Arnoldus, genaamd "de Hecmunda", met hun toestemming verkocht heeft aan Wilhelmus, zoon van wijlen heer Pelegrinus de Alkmer, ridder, de tienden, welke hij van de abdij in leen heeft gehouden tussen de beek genaamd E en de wateren, genaamd Secleghe en de "mere" tussen Berghen en Alkmer binnen de parochies van Alkmer en Heyligheloe, met uitzondering van de kleine tienden, welke Arnoldus weer aan de abdij heeft opgedragen; dat zij (abt en convent) genoemde tienden aan genoemden Wilhelmus in leen hebben gegeven op dezelfde voorwaarde als Arnoldus deze heeft gehad.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 44 vo.), 1264 November 7 (in die Willibrordi episcopi)
83 Paus Clemens bevestigt op verzoek van abt en klooster van Egmunda alle voorrechten en immuniteiten, hun door zijn voorgangers en door wereldlijke overheden geschonken.
a. Oorspr. (Inv.no. 16). Met het loden zegel van de paus.
b. Afschrift (onvolledig) (Inv.no. 3, fol, 45).
c. Afschrift (onvolledig) (Inv.no. 4, onder letter N)., (1265) juli 13 (Perusie III Idus julii pontificatus nostri anno primo)
84 Nicolaus, abt van Egmonda, bepaalt na overleg met de prior en broeders, dat de monniken jaarlijks 6 el stof, genaamd "ghiselsai" voor een onderkleed (tunica) en om de twee jaar twee stukken linnen (lintheamina) van 18 el zullen ontvangen, dat bij de maaltijden schotels toegevoegd zullen worden bij de tot dusver gebruikelijke, terwijl aan de prior voor zijn moeiten jaarlijks 2 ponden Hollands zullen uitgekeerd worden, waarvan de keldermeester, hospitaalmeester, thesaurier en ziekenmeester ieder 10 sol. zullen verstrekken; de prior en het convent verklaren hierop de memorie van de abt na diens overlijden in missen, viligiën, gebeden enz. te zullen houden op dezelfde wijze als zij dat voor wijlen de abten Walter en Lubbertus gewoon zijn te doen.
a. Afschrift (Inv.no. 846, blz. 21).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 45)., 1266 januari 2 (in octava beati Stephani prothomartiris)
85 Nicolaus, abt van Hecmunda, verklaart, dat in het geschil met bestuurders (procuratores) en parochianen van de kerk te Schie over de verplichting één pond was te leveren telkens als de abt persoonlijk in zijn hof te Schie komt, door tussenkomst van enige met name genoemde ridders en andere personen bij minnelijke schikking overeen gekomen is, dat de bestuurders van genoemde kerk namens de parochianen jaarlijks tijdens de markt van Delft, n.l. op S. Odulfsdag, in 's abts hof te Schie drie ponden was zullen leveren, waartegen de abt erkent niets meer te kunnen eisen.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 45 vo)., 1266 Mei 25 (in die beati Urbani pape)
86 Florentius, graaf van Hollandia, gelast schout, schepenen en inwoners (opidani) van Alkmaria om van de 5 pond, die zij hem jaarlijks op Kerstmis schuldig zijn, jaarlijks een bedrag van 2 pond te betalen aan abt en convent van Egmond.
a. Gevidimeerd in de brief d.d. 1431 oktober 4 (Reg.no. 894.).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 46,)., 1266 September 30 (in vigilia S.S. Remigii et Bavonis)
87 Nicolaus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van zijn convent op verzoek van heer Hugo de Rietwijc, ridder, Emeza, dochter van Rodolphus en Hildeghardis met haar zoons Fredericus en Gerardus en dochters Sophia en Agneta tegen zekere som gelds uit de ministerialiteit ontslagen te hebben.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 48).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 461)., 1266 October 18 (in die beati Luce ewangeliste)
88 Alewinus, ridder, en Arnestus de Wulvin, erkennen het patronaatrecht van de abt van Egmonda over de door hen in Berckel gebouwde kerk.
a. Oorspr. (Inv.no. 689). Het zegel van Arnestus de Wulvin is verloren.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fel, 46 vo)., 1266 December 11 (Sabbato post Nicholai)
89 Nicolaus, abt van Hecmunda, verklaart met goedvinden van zijn prior en convent aan Arnoldus, genaamd van Hecmunda, dat de goederen, die deze gekocht heeft van Wilhelmus, genaamd van Rynighem, zoon van wijlen heer IJsbrandus, ridder, op dezelfde wijze zullen vererven als de andere goederen, die hij van de abdij houdt en die hem onder de zegels van de abt - wijlen heer Lubbertus - en convent verleend waren.
a. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 14 vo).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 46 vo)., 1267 juni 30 (in crastino apostolotum Petri et Pauli)
90 Nicolaus, abt, en convent van Hecmunda, verklaren, dat zij het land in de parochie van Wyc tussen de landen van de zoons van Jacobus de Hilsenbroec en van Willem, genaamd de Korte (Brevis) aan heer Albertus, priester van de kerk in Wijc, in eeuwige pacht gegeven te hebben met de voorwaarde, dat deze levenslang 17 sol. Hollandse penningen als jaarlijkse pacht zal betalen, terwijl zijn erfgenamen of wie hij het land verkocht of gelegateerd zal hebben 20 sol. zullen betalen, en dat het land niet aan enige kloosterkerk behalve de Egmondse overgedragen zal mogen worden zonder hun toestemming.
a. Getranssumeerd in de brief d.d. 1362 juli 24 (Reg.no. 390).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 46 vo)., 1267 November 25 (in die Katerine)
91 Wilhelmus de Ekmunt, verklaart af te staan aan heer Nicholaus, abt van het klooster van Ekmunda, 19 grazen land bij Reninghim, die hij van het klooster in erfhuur had.
a. Gevidimeerd in den brief d.d. 1356 Mei 13 (Reg.no. 363).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 47)., 1268 Mei 26 (in vigilia Pentecostes)
92 Nicolaus, abt van Hecmunda, verklaart, dat hij in pacht heeft gegeven aan Theodericus, zoon van zijn broeder Gerardus, en diens kinderen al het land gelegen in de parochie Sassenhem, hetwelk genoemde Gerardus van zijn voorganger, heer Lubbertus, voor de duur van zijn leven in pacht gehad had, alsook het land in het moeras van Sassenhem "Reddelf" genoemd, zulks op voorwaarde, dat jaarlijks op de markt van Valckenburch 18 sol. Hollands minus drie denarien als pacht betaald zullen worden, dat zijn erfgenamen in het jaar van opvolging dubbele pacht zullen betalen en dat de landen na de dood van Theodericus' kinderen aan de abdij zullen terugkeren.
a. Geïnsereerd in de brief d.d. 1290 oktober 22 (Reg.no. 114).
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 47)., 1268 September 11 (in die Prothi et Iacincti)
93 Florentius, graaf van Hollandia, en Theodericus, heer van Theylinghe, oorkonden, dat Thomacinus van Noirthighe en zijn vrouw Hadewigis de 1 viertel land, door hen van Henricus, abt en convent van Egmunda gekocht, na hun leven schenken aan het klooster van Egmunda, zulks wegens de fraterniteit, die hun door genoemd klooster geschonken was.
Afschrift (Inv.no. 3, fol, 47),, 1270 December 8 (feria secunda proxima post Nycolai)
94 H(enricus), abt van Egmond, bepaalt, dat het goed, hetwelk Wilhelmus genaamd de Korte (Brevi), van abt en klooster in leen heeft, op diens nakomelingen in de mannelijke en vrouwelijke rechte lijn zal vererven.
a. Gevidimeerd in de brief d.d. 1368 April 13 (Reg.no. 431).
b. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 47 vo).
c. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 47 vo)., 1271 juli 25 (in die beati Jacobi apostoli)
95 Heinricus, abt van Ekmunda, en convent, verklaren in erfpacht gegeven te hebben aan de drie zonen van Nicolaus de Buschusen, genaamd Thomas, Theodericus en Petrus drie viertel land bij Buschusen tegen een jaarlijkse huur van 3 ponden Hollands te betalen op Valkenburger markt, met bepaling, dat de goederen op zonen zullen vererven, dat bij ontbreken van zoons de broeders de goederen zullen verkrijgen, dat het goed verder in rechte lijn (in linea parentele recto tramite) en niet in de zijlinie (in linea transversali) zal overgaan; dat bij overgang van de goederen 10 solidi - zo de goederen binnen 6 weken verzocht zullen zijn - verschuldigd zullen zijn.
a. Oorspr. (Inv.no. 596). Met de resten der zegels van abt en convent in witte was.
b. Afschrift (Inv.no. 1, fol, 62).
c. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 47 vo)., 1271 September 17 (in festo beati Lamberti martiris)
96 Florentius, abt van Egmonda, verklaart in leen te hebben gegeven aan Wilhelmus, genaamd Brane, en zijn nakomelingen, het erf van de weduwe van Alewaert benevens de vier akkers daarnaast, eertijds in huur gehouden door de opvolgers van wijlen Lubbertus en Duve, met bepaling, dat de goederen zullen vererven in de vrouwelijke linie, als Wilhelmus zonder wettige zoon sterft.
Afschrift (Inv.no. 3, fot, 48)., 1274 januari 13 (Sabbato proximo post Epiphaniam Dornini)
97 Florens, graaf van Holland, uitspraak doende in een twist tussen het godshuis van Egmonde en heer Florens van Rodenborch over de grensscheiding van drie hoeven land, elk groot 32 morgen, gelegen aan de Rijn (in Leiderdorp), welke hoeven heer Florens van het godshuis in leen zal houden, stelt de grenzen vast.
Afschrift (Inv.no. 1, fe)], 65 vo)., 1275 September 8 (in den Haghe op Onser Vrouwendach als si gheboren wart)
98 Florentius, abt van Egmond, verklaart in erfleen gegeven te hebben aan Wilhelmus genaamd Brune en zijn wettige nakomelingen de Stevenscamp, het Dissele, het Sliklant en een akker land bij de Sudmersch, met bepalingen omtrent de vererving in de mannelijke en vrouwelijke lijn.
a. Oorspr. (Inv.no. 313). Met het licht geschonden zegel van de abt in gele was.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 48)., 1277 Augustus 17 (in octava beati Laurentii martiris)
99 Florentius, abt van Ekmunda, verklaart, dat abt en convent in gemeen overleg aan Rutgherus Kirstantii, burger in Leyden en Aleydis, zijn vrouw, in erfhuur gegeven hebben het land van Arnestus, gelegen in Bushusen, tegen een jaarlijkse huur van 14 solidi, te betalen op Valkenburger markt, met de bepalingen, dat het goed zal vererven op de oudste zoon subs. dochter, mits betalende een "vorhure" van 14 solidi, en dat Rutgherus en Aleydis of hun erfgenamen het goed zullen mogen verkopen of verschenken mits zij de abt 8 dagen tevoren hiervan bericht geven.
a. Oorspr. (Inv.no. 595). Met de rest van het zegel van het convent in witte was; dat van de abt is verloren.
b. Afschrift (Inv.no. 3, fol, 48 vo)., 1281 April 25 (in die beati Marci ewangeliste)
100 Florens, abt van Egmonde, bepaalt, dat de tienden, korentienden en "smale tienden", die heer Florens van Rodenburch van het godshuis in leen heeft, welke gelegen zijn tussen Erinsdorperlant en de tienden van heer Nicolaes van Catse, en tussen de Riin en Vriesmaerlant ("tvisken Erinsdorperlant ... ende tuiscken heren Nicolaes tienden van Catse ende tuiscken den Riin ende Vriesmaerland") op zijn dochter Lisebette, gewonnen bij de dochter van heer Willem van Foreyst, zullen vererven, in geval hij geen zoons nalaat, terwijl de tienden aan dit godshuis zullen terug komen als Lisebet zonder zoon overleed.
Afschrift (Inv.no. 1, fol, 65 vo)., 1282 October 16 (op sente Gallendach)
6.2.2. Regesten 101 t/m 200
6.2.3. Regesten 201 t/m 300
6.2.4. Regesten 301 t/m 400
6.2.5. Regesten 401 t/m 500
6.2.6. Regesten 501 t/m 600
6.2.7. Regesten 601 t/m 700
6.2.8. Regesten 701 t/m 800
6.2.9. Regesten 801 t/m 900
6.2.10. Regesten 901 t/m 1000
6.2.11. Regesten 1001 t/m 1100
6.2.12. Regesten 1101 t/m 1200
6.2.13. Regesten 1201 t/m 1300
6.2.14. Regesten 1301 t/m 1400
6.2.15. Regesten 1401 t/m 1500
6.2.16. Regesten 1501 t/m 1557
laatste wijziging 12-11-2022
2.593 beschreven archiefstukken
254 gedigitaliseerd
totaal 3.507 bestanden
Erfgoedstuk

Kenmerken

Datering:
1140-1574
Omvang in meters:
10,00
Periode documenten:
1140-1574
Openbaarheid:
openbaar
Raadpleegmogelijkheid:
Haarlem, Jansstraat, raadpleging mogelijk na transport
Gebruiksinformatie:
Inventaris inv.nrs. 1-1008. Inv.nrs. 79, 100, 132, 160, 167, 179, 191a, 544, 577, 586, 679, 710, 715, 837-838 ontbreken. Inv.nr. 828 is vervallen. De inventaris bevat een uitvoerige regestenlijst, 889-1571. Het archief is alleen op microfiches te raadplegen. Meer informatie over inv.nr. 13 (Bul, waarbij paus Innocentius II de abdijen van Egmond en Rijnsburg in eigendom en bescherming neemt, 1140) en de transcriptie van het stuk zijn te vinden op www.noord-hollandsarchief.nl>Ontdekken>Schatkamer>Het oudste stuk van het Noord-Hollands Archief.
Licentie metadata:
Creative Commons Zero (CC0) - Public Domain Dedication
Categorie:
laatste wijziging 12-11-2022
2.593 beschreven archiefstukken
254 gedigitaliseerd
totaal 3.507 bestanden