Uw zoekacties: Kranten

Kranten ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Oude kranten zijn bij uitstek geschikt om informatie te vinden over grote en kleine gebeurtenissen uit het verleden, maar ook vind je er veel gegevens in over personen, advertenties van bedrijven, verslagen van sportwedstrijden enz.

Hier kun je op ieder willekeurig woord zoeken in tienduizenden krantenpagina's van voornamelijk lokale kranten uit Noordoost-Brabant:

- Boxmeers Weekblad, 1868-1945 (Boxmeer en omstreken)
- De Echo, 1881-1945 (Cuijk en omstreken, Gennep en Zuid-Gelderland)
- Graafsche Courant, 1852-1949 (Grave tot Boxmeer en omstreken)
- Udensche Courant, 1910-1970 (Uden, Veghel, Erp, Boekel, Gemert en omstreken)
- Krantenknipsels Bende van Oss

De jaargangen t/m 1945 zijn online te doorzoeken en bekijken, de jaargangen vanaf 1946 vanwege auteursrecht alleen op onze studiezaal.

Let op: alle teksten zijn via ocr (optical character recognition, automatische tekenherkenning door de computer) toegankelijk gemaakt. De ocr-software maakt daarbij veel fouten. Een i of l wordt dan bijvoorbeeld als een 1 herkend. Houd hier rekening mee bij het zoeken.

Tip: veel Brabantse kranten kun je ook doorzoeken via www.delpher.nl

> Algemene hulp en zoektips

beacon
16  zoekresultaten
sorteren op:
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
19270813 Boxmeers weekblad, 1927-08-13; p. 6
Naam krant:
Boxmeers weekblad
Pagina:
6
Datum:
1927-08-13
Jaargang:
1927
uitdrukking, dat men bet vroegrijpe mis- maakte kind niet durfde te ohdervragen waarom hij zoo droef was, maar stil sloop - men van hem weg als had men een man in zijn stille smart betrapt. Tante Pot schudde bij zulk gebeuren met haar al-wijze hoofd en was van mee- ning, dat Ben toch een wonderkind was en het nooit goed met hem zou alloopen. Het gevoel van het bultje was eigenlijk al te fijn en te teer, omdat een onbewust gevoel, zijn kinderinstinct, hem alles deed aanvoelen en inzien. Alles wat hij in zieh opnam — en hij had open oogen en hem ontging niets — sloot hij weg in z'n weeke ziel en daar vormde hij zich dan een eigen wereld, niet als die van de romantici met groote blauwe en gels sterren, die aan trossen bloeien en 'n was-bleeke maan die als en blanke zwaan voortdrijft, maar een wereld, die zich van de uiterlijke slechts hier en daar onderscheidde, dat in haar zuiverder licht alles veel fijner en teederder verscheen, zoodat elke ruwe aan- raking ze kon doen samenbreken en uit haar evenwicht brengen. Al de groote pijnen, zooals die op hun wijze door een kinderhart zoo ontstuimig en heet kunnen jagen, werden er in opge- borgen en daar nog verscherpt. Het was een blijvend mijmeren over levensraadsels, een tasten en zoeken, een roerig woelen en een voortdurend onbegrepen lijden. Langzamerhand kwam het zelfs zoover dat hij door een enkel woord zoo geprik- keld kon worden, dat hij stil en zonder een woord te zeggen plots wegliep en z'n hoekje in het winkeltje opzocht, waar nie- mand hem zag en waar hij dan al maar schreide, heet en doelloos. Toch kwam er nooit een woord over z'n lippen, omdat hij niemand had bij wien hij zijn hart eens kon leeggooien. Voor zijn vader, die meer en meer kindsch werd, ondervond hij een onverklaarbare schuw- heid, verbonden met een teere kinderliefde en aanhankelijkheid. En deze schuwheid had hem misschien toch wel toegestaan z'n innerlijk aan zijn vader open te leggen, maar z'n liefde verbpod het hem, omdat zij zoo groot was dat h
Gevonden alinea's: 1
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
19270820 Boxmeers weekblad, 1927-08-20; p. 5
Naam krant:
Boxmeers weekblad
Pagina:
5
Datum:
1927-08-20
Jaargang:
1927
macht gedreven, was hij dichter naar Tine gevlucht, zoodat hij maar enkele schre- den meer van haar verwijderd stond. Voor z'n oogen hing een waas en hij hoorde niets als: Wat heeft die bult hier ta ma ken. Sla 'm op z'n kast, 't scharminkel! En toen stormden drie jongens op hem aan, pakten hem bij zijn kraag, sioegen hem met de vuist op zijn hoofd en zijn bultje en onder luid gejoel en hatelijke schimp joegen en stompten ze hem voor zich uit, het plein af en omdat hij heele- maal niet huilen wilde, kreeg hij nog een paar trappen toe. Star staarde de kleine Ben voor zich uit. Het waren niet de mishandelingen, die hem zoo'n onzegbaar wee deden en ook niet dat hij de diepe oorzaak er van niet begreep, gaf hem die stekende pijn die hij plots voelde; dat Tine niet oogenblikkelijk op hem toegesprongen was om hem te ver- dedigen, maar vol nieuwsgierigheid toege- zien had, hoe de jongens hem aanpakten — dat kon hij niet verwinnen. Terwijl hij voortliep vloog hem een steen na, die hem aan den schouder trof, zoodat hij een kreet van pijn uitstiet, maar dan dacht hij weer aan Tine met in zijn oogen een dreigende, stomme vraag en een vreem den lijdenden glans. Toen hij thuis kwam was het donker en stil. De oude Peter zat in z'n leunstoel en bewoog de lippen, wat een zalvend, ge- heimzinnig geluid veroorzaakte. Wat zoo pas gebeurd was, was te overweldigend voor zijn weeke kinderziel; dat kon hij niet meer alleen dragen. — Vader! Rustig lispelde de grijze Peter door. — Vader i — Vader! Waarom haten ze mij en waar om vloeken, ze mij? Ze hebben mij geslagen en beschimpt, als een hond hebben ze mij van het plein met steenen weggejaagd. — Vader! Waarom? — Wat heb ik hen idaan? Men zou het niet geloofd hebben dat het nog een kind was, dat 766 de kreet van zijn gepijnigde ziel uitschreeuwde. Maar de kleine Ben was vroeg-rijp. Met alle geweld poogde hij een snikken te smoren. De bevende handen van den grijzen Pe ter klampten zich zwaar en krampachtig om de stoelleuning en in het wazig-
En al maar had hij de kleine Tine gezien, met haar groote oogen zonder meiielijden, maar vol louter nieuwsgierigheid en daar om wist hij niet goed of hij weer naar haar toe zou gaan. Toen zij hem zoo bleek en verlegen zag staan, werd ze gemelijk. Hij was ook zoo dom en hoe hij er uitzag met z'n bultje. — „Jij, — ik speel nooit meer met je, — en energiek stampte ze met haar kleine voetje op den grond. Het arme kind kromp ineen; hij kon 't niet vatten. — Maar.... waarom.... niet? bracht hij eindelijk uit. Zij wist nauwelijks wat ze zei. En ter wijl ze haar bal hoog in de lucht wierp en hem dan weer opving, zei ze de woorden die ze gister gehoord had: omdat je een smerige bult hebt Ben keek haar star en groot aan. Z'n oogen sperden wijd open van pijn, pijn — „Jij!" schreeuwde hij gesmoord en verder niets. Tine draaide zich om en liep het tuin- pad over naar huis. Aan de deur keerde ze zich nog eens om en liep het tuinpad over naar huis. Aan de deur keerde ze zich nog eens om, als in twijfel of ze toch maar niet liever met hem spelen zou, maar toen viel het haar in dat ze haar pop nog moest aankleeden en ging vlug naar binnen. Ben voelde niets; enkel 'n kille rilling liep ijzig over z'n lijf en in zijn moede hoofd hamerden harder en harder de woor den: smerige bult! smerige bult! — Me- chanisch sloop hij terug door de heg en liep door naar den treurenden wilg aan de beek. Tine zou niet meer terugkomen, nooit meer met hem spelen — nooit, nooit! Voor zijn vader had hij sinds gisteravond een bange schuwheid in zich; alien be schimpten hem — en nu had ook Tine zich van hem afgewend. Maar dat kon niet. Ze zou terugkomen, ze moest terugkomen, ze moest, op't oogenblik nog, spoedig, binnen een half uur. Eh Ben wachtte De uren sioegen, de wagens rolden in de verte, het water murmelde. En Tine kwam niet. — De schemering sloop naderbij; als een fijnen nevel steeg zij uit den grond en de golfjes en als uitgestrekte slanke witte han den vleiden de dampen. Het water klotste voort, ee
Gevonden alinea's: 2