170 Jan Hendrik Verhagen weduwnaar Haarske Jan van Lit gaat hertrouwen met Lambertje Jan Bos en laten huwelijkse voorwaarden opmaken. De goederen die ingebracht worden door Jan Hendrik Verhagen blijven voor zijn kinderen uit eerste huwelijk alsmede perceel land, onlangs gekocht van Hendrik Jans van Aalst. Hij heeft en houdt ook nog schuld van f 150,-- ten behoeve van Jan Gijsbers van Roij te Berlicum en f 100,-- ten behoeve van Dries Lamberts te Rosmalen.

169 Inventarisatie van goederen van wijlen Haarsken Jans van Lit, welke nu in vruchtgebruik zijn bij haar man Jan Hendrix Verhagen en waarvan de kinderen erfrecht bezitten. Genoemd worden karren en verder landbouwgereedschap, huisraad, bedden en beddengoed, koper- en tinwerk en kleding. Inventarisatie in bijzijn van Jan Jans van Lith, Hendrik Jans van Aalst en Hendrik Jans van Rosmalen, als ooms en vrienden van de kinderen; evenals in bijzijn van Lambertje Jans Bos aanstaande vrouw van Jan Hendrix Verhagen voornoemd, bijgestaan door haar broer Jan Jans Bos en haar oom Willem Jans Vorstenbos. Inventaris is getaxeerd op f 50,-- en blijft gereserveerd voor de kinderen.

106 Op verzoek van Johan van Niel, koopman te ’s-Hertogenbosch gaan schout en schepenen naar Caathoven binnen heerlijkheid Berlicum, alwaar Johan van Niel enkele percelen teulland heeft aangewezen, grenzend aan de hei, welke eertijds toebehoorden aan Hendrik Janssen van Aalst en thans aan Johan van Niel. Het voorhoofd van deze percelen mag niet worden bepoot of beplant zoals ook is aangegeven op de pootkaart. Schout en schepenen gaan akkoord met beplanting en laten dit nu bekend maken ter aanmoediging voor eigenaren van andere percelen grenzend aan de hei.

241 Voor schepenen van Helvoirt legt Theunis Dircksen Groenenwegh, oud 25 à 26 jaar geboren te Berkel bij Delft verklaring af onder ede op verzoek van kwartierschout. Hij heeft kamer betrokken bij Jan Cornelis van Abeelen in het Swart Leeuwke op ’t Eijndt. Op Roomse heiligendag, zo rond 8 december van dit jaar zat hij ’s avonds bij de haard een pijp te roken in de gelagkamer. Er waren veel gasten aanwezig in de herberg. Een zekere Gerrit Jansen van de Graaff, radmaker van beroep kwam naar hem toe en vroeg hem van welke religie hij was. Hij antwoordde daarop: “Gerrit, dat weet gij toch wel”, waarop Gerrit hem op zijn beurt repliceerde: “Gij zijt een geus en alle die van uw geloof zijn, die zijn vervloekt en eeuwig verdoemd, maar gaat gij met mij en doet gij wat ik doe, dan zult gij wel doen, want ons geloof is het ware geloof en geen ander. Groenenwegh reageerde niet op woorden van De Graaff, waarop De Graaff wederom retirade tegen hem afstak met woorden als dat hij en zijn mede-gelovers, gereformeerden in de hel zouden moeten branden. Om einde te maken aan deze belasteringen en dit gescheld ging Groenenwegh naar zijn kamer. Er waren voldoende getuigen van deze scheldkanonnade: Jan Path, weversknecht bij Francis Adriaans van Aalst, de kortste of kleinste knecht van weduwe Jan Adriaans Schuurmans genaamd Peter (hij heeft pruikje op zijn hoofd), de herbergier Jan Cornelis van Abeelen, zijn vrouw en zijn twee dienstmeiden en ook vele anderen die Groenenwegh als nieuweling in het dorp niet kent.