139 Onderzoek van een missive van generaal Cromstrom gouverneur van ’s-Hertogenbosch met een memorie over enige maatregelen die voor een beleg behoren genomen te worden, waarop na deliberatie is goedgevonden en besloten dat een kopie van het 1e punt van de memorie rakende de noodzakelijkheid om in de stad enig geld in voorraad te hebben zal worden doorgestuurd naar de thesaurier generaal Van der Does om te overwegen op welke manier hieraan het beste voldaan kan worden; vervolgens de gouverneur en bij dien afwezigheid de commandeur van de stad of commanderend officier te autoriseren om in geval van beleg zoveel roermakers met hun knechts, smeden, radenmakers, slotenmakers, draaiers, timmerlieden, schrijnwerkers en verder bekwame arbeiders op kosten van het land aan te nemen als hij nodig zal oordelen; voorts om met overleg van de 1e aanwezige ingenieur en officier van de artillerie het vereiste getal gabions fascines en worsten in gereedheid te brengen bij publieke aanbesteding of op een andere wijze; voort s tot brandhout te mogen emploijeren de takken die van de bomen op de wallen zullen worden gesnoeid alsmede de bomen op zulke plaatsen van de wal staande daar geen bres te verwachten is en in ’t generaal om zodanige mesures [= maatregelen] te nemen als hij ter defensie van de aan hem toevertrouwde vesting meent dat onvermijdelijk is – zie ook folio 1028

302 Schepenen hebben zich vervoegd ten woonhuize van Johan Ernest baron Sloet, heer van Zwijnsbergen. Baron Sloet laat testament opmaken. Hij is zwak van lichaam maar nog sterk van geest. Hij legateert aan zijn nicht vrouwe Frida Margaretha Sloet, gemalin van Boldewijn baron Sloet, heer van Lindenhorst al zijn zilverwerk. Hij legateert aan Boldewijn baron Sloet zijn gouden horloge met gouden ketting. Aan zijn broer Adriaan baron Sloet, kolonel in het regiment van generaal-majoor Moulart en zijn gemalin vrouwe Frederica Johanna Grevinck legateert hij al zijn goederen in de provincie Overijssel. Zijn broer Adriaan en zijn vrouw zijn gehouden enige bedragen te betalen in contanten binnen zes weken na zijn overlijden: aan Gijsbert Frederik Sloet van Merksfelt en ook aan jonkvrouw Anna Catherina Petronella Sloet bedrag van 400 gulden; baronesse Sloet tot Beele een bedrag van (…..) gulden; zijn dienstmaagd Jenne Maria Bres bedrag van 200 gulden. Alle andere goederen gaan naar voorzoon van zijn overleden vrouw, Johan Alexander Ludovicus Koninghsmarck en zijn echtgenote Maria Catherina Jacoba Verster.

292 De weledelgestrenge Johan Ernest baron Sloet, heer van het kasteel Zwijnsbergen, ziekelijk bij het vuur gezeten, maar gezond van geest laat testament opmaken. Hij doet alle eerdere testamenten te niet. Hij legateert aan zijn dienstmeid Jenne Maria Bres 200 gulden te betalen 14 dagen na zijn overlijden. Hij verklaart tot zijn universele erfgenamen de voorzoon van zijn overleden vrouw uit zijn eerste huwelijk, Johan Alexander Ludovicus Koninghsmarck en zijn echtgenote Maria Catherina Jacoba Verster. Zij krijgen het vruchtgebruik van alle goederen die hij nalaat. Het erfrecht van deze goederen gaat naar hun kinderen in even gelijke porties en zij verwerven deze goederen na de dood van beide vruchtgebruikers. Koninghsmarck en zijn vrouw worden geacht deze goederen verstandig te beheren en in goede staat achter te laten aan hun kinderen. De akte is gepasseerd ’s avonds ten huize van Baron Sloet. In de marge deze akte is op 7-9-1748 aangepast.

186 Jan Goess Wilmssoen draagt op Gerit Struijff een huijs ende hoffstadt lants in Lith aen die lang affterstraet, belendingen: Jan Aernt de Bres; Jan Wkenss erfgenamen; de strate; dorpsgraft. Hieruit te betalen enen gulden tsiaers ende noch 14 stuijvers tsiaers aen priester ende coster tot Lith. Testes Wilm Henricx, Peter Lamberts.