Uw zoekacties: Bestanden

Bestanden ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

In deze index doorzoekt u bestanden van archiefstukken die door middel van OCR technieken of het toevoegen van transcripties inhoudelijk doorzoekbaar zijn.

 

beacon
2.045  zoekresultaten
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
2 Notitie aan fracties uit Provinciale Staten over openen en sluiten vergaderingen met gebed, 1982-1983
Datering:
1982-1983
Vindplaats origineel:
Den Bosch
Volgnummer:
9 van 14
De ambtseed staat niet alleen onder druk van nieuwe opvattingen, maar ook in een spanningsveld met zeer oude ideeën. Wij duiden hier op de situatie waarin een plaatselijke christelijke overheid of raadslid kan komen te verkeren wanneer deze graag een Bijbels verant- woord beleid wil voeren, maar daartoe geen mogelijkheden ziet zonder in strijd te komen met de Nederlandse wetgeving.3 Er zijn mensen die menen dat het 'God meer gehoorzaam zijn dan mensen' in zo'n geval van de plaat- selijke overheid vraagt de betreffende wetten te overtreden en het voorgeno- men beleid ten uitvoer te brengen. Deze stelling zal misschien bij sommigen op het eerste gezicht als zeer Bij- bels overkomen. Toch is zij dat zeker niet. Men vergeet namelijk dat ieder raadslid bij het afleggen van de ambtseed heeft beloofd de wetten van het Rijk trouw te blijven. Wie de rijkswetten dan toch doorkruist en de grenzen van de gemeentelijke bevoegdheid overschrijdt, schendt de afgelegde ambt- seed, overtreedt het derde en het vijfde gebod en handelt dus - met alle goede bedoelingen - juist niet Bijbels.4 Ten aanzien van beide opvattingen moet ook worden gesteld dat belofte en eed dezelfde juridische kracht bezitten. Wanneer de overheid de mogelijk- heid van de belofte biedt vordert zij toch wel degelijk 'een' eed, zij het dat men ten onrechte niet zweert bij God almachtig, maar bij zichzelf. De belofte biedt dan ook niet meer ruimte voor een innerlijk voorbehoud dan de eed, ook schending van de belofte wordt door de wet als meineed be- schouwd. Voor de betreffende overheid blijft niets anders over dan te opereren binnen de grenzen van de wet en te trachten deze gewijzigd te krijgen. De verant- woordelijkheid voor het gehalte van die wet ligt elders.
Gevonden alinea's: 1
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Scan bij een inventarisnummer
12 Agenda enz, 1977
Datering:
1977
Vindplaats origineel:
Den Bosch
Ga naar dit stuk:
Volgnummer:
55 van 95
Mevrouw Schilthuis stemt in met mondelinge adviesinwinning wanneer dit spoedshalve gebeurt, maar acht het ter bevestiging van het bestuurlijke standpunt wenselijk en zeker niet tijdrovender dat schriftelijk bestuurlijke advies inx^inning plaatsvindt. De Minister verklaart de door de DG-OOV i.c. gevolgde procedure uit de haast waarmee gwerkt moest worden, waarvoor hij begrip heeft. Ook hem is helaas het wetsontwerp niet ter beoordeling voorgelegd voordat het in de Minister- raad ter sprake kwam. De heer Toxopeus blijft de gevolgde procedure verkeerd vinden. Vooral plano- logen moeten daarop gewezen worden. Hij kan zich informatieve ambtelijke contacten indenken, maar wenst het geven van beleidsoordeel over te laten aan bestuurders. Gelukkig hebben i.c. de kabinetschefs allen in soortgelijke en naar nu blijkt ook in bestuurlijk aanvaardbare zin gereageerd. De Minister pleit er voor de provinciale medewerkers te instrueren, dat in voorkomende gevallen aan departementsambtenaren om een bestuurlijke advies- aanvrage moet worden gevraagd. De heer Vrolijk brengt naar voren, dat de adviestaak van de P.P.D. wettelijk is geregeld. In de (te ruime) praktijk beroept men zich van die zijde daarop. De heer Van Dijke legt er de nadruk op, dat van BiZa-zijde nimmer welbewust met voorbijgaan aan een C.d.K. of een andere bestuurder ambtelijk adviezen worden ingewonnen die ten departemente vervolgens als bestuurlijke adviezen worden bestempeld. In het onderhavige geval moest spoedshalve ambtelijk x?orden gereageerd op een ambtelijke adviesaanvrage van Justitie; van bestuur- lijk voorbehoud is daarbij melding gemaakt. Het is de verantwoordelijkheid van departementsambtenaren en (i.c.) provinciale ambtenaren om over die procedure hun bestuurders in te lichten. Noch de heer Toxopeus noch de heer Rijpstra hebben in de gevolgde procedure kwade trouw verondersteld maar hebben slechts willen wijzen op het in het algemeen onwenselijke karakter van dergelijke procedures. De heer De Wit acht he
Gevonden alinea's: 1