Uw zoekacties: Kranten

Kranten ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )

Oude kranten zijn bij uitstek geschikt om informatie te vinden over grote en kleine gebeurtenissen uit het verleden, maar ook vind je er veel gegevens in over personen, advertenties van bedrijven, verslagen van sportwedstrijden enz.

Hier kun je op ieder willekeurig woord zoeken in tienduizenden krantenpagina's van voornamelijk lokale kranten uit Noordoost-Brabant:

- Boxmeers Weekblad, 1868-1945 (Boxmeer en omstreken)
- De Echo, 1881-1945 (Cuijk en omstreken, Gennep en Zuid-Gelderland)
- Graafsche Courant, 1852-1949 (Grave tot Boxmeer en omstreken)
- Udensche Courant, 1910-1970 (Uden, Veghel, Erp, Boekel, Gemert en omstreken)
- Krantenknipsels Bende van Oss

De jaargangen t/m 1945 zijn online te doorzoeken en bekijken, de jaargangen vanaf 1946 vanwege auteursrecht alleen op onze studiezaal.

Let op: alle teksten zijn via ocr (optical character recognition, automatische tekenherkenning door de computer) toegankelijk gemaakt. De ocr-software maakt daarbij veel fouten. Een i of l wordt dan bijvoorbeeld als een 1 herkend. Houd hier rekening mee bij het zoeken.

Tip: veel Brabantse kranten kun je ook doorzoeken via www.delpher.nl

> Algemene hulp en zoektips

beacon
2.271  zoekresultaten
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
Krantenknipsels Oss, criminaliteit Oss en omgeving; 208
Naam krant:
Krantenknipsels Oss
Pagina:
208
Jaargang:
25-04-1938 / 23-06-1938
WAAR HET OM GAAT IS ER UITGELICHT! Destijds afgedwongen door den volks- wil was het enquete-voorstel van den heer Wendelaar opgezet als een onder zoek naar de ontneming der opsporings bevoegdheid aan de brigade der mare chaussee te Oss. Zooals ik in het Voor loopig Verslag heb uiteengezet, heeft de minister zich door zijn wederrechtelijk optreden schuldig gemaakt aan het ambtsmisdrijf, genoemd in artikel 355 sub 3 van het Wetboek van Strafrecht. De enquete had in haar oorspronkelijken opzet hierover eenig licht kunnen wer- pen. De minister had moeten terecht- staan voor den Hoogen Raad, zooals ook Mau van Zwanenberg terecht staat, Doch de heer Wendelaar, die bij de eerste interpellatie Drop verklaarde, dat het betoog van den minister glashelder was, om vervol- gens in de memorie van Toelichting op zijn enquete-voorstel te betoogen, dat de verkla- ringen opheldering behoefden, trekt nu weer zijn enquete-voorstel in. Want daarop komt de wijziging der enquete neer! „Het onderzoek naar de bevoegdheid van den minister vervalt", aldus de heer Wendelaar, „evenals dat naar alles, awt zweemt naar een onderzoek over het beleid des ministers...." Kan men vollediger dan de heer Wen delaar capituleeren, vraagt spr. Kan men een schuldigen minister beter dekken, dan hij doet bij zijn jarenlangen vriend Goseling? DE KAMER DOET HIERAAN MEE De heer Wendelaar is echter slechts de spreekbuis van het heele systeem van Joden en Jodenkinderen. De VOORZITTER; Ik roep u tot de orde. Als ik nog een dergelijke uitdrukking hoor, zal ik u het woord ontnemen. Ik waarschuw u voor het laatst. ROST VAN TONNINGEN; De heeren weten beter dan het volk, dat slechts onbestemd ver- moedt hoe verslapt het beheer te Oss is en hoe door en door corrupt het wanbeheer in Brabant is, dat haar zelfbehoud de doofpot-politiek tot een dwingende noodzakelijkheid maakt. In de afdeelingen hebben de Staatspartij ers en de met hen verbonden z.g. christelijke par tijen ondubbelzinnig te verstaan gegeven, dat zij een onder
Gevonden alinea's: 1
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
Krantenknipsels Oss, criminaliteit Oss en omgeving; 202
Naam krant:
Krantenknipsels Oss
Pagina:
202
Jaargang:
25-04-1938 / 23-06-1938
De heer Albarda heeft zich gekeerd tegen I anti-papisme en sensatie. Van beide heeft heeft spr. zich onthouden. Spr. blijft er bii, dat de kans tot samengaan van de fracties voor een enquete-voorstel gering zou zijn geweest. Bovendien wilde spr. er de poli- tiek buiten houden. Spr. ziet niet in, dat de anquete-commissie den minister geen in lichtingen zou kunnen verzoeken, welke deze ongetwijfeld zou verschaffen. Tegen een nota door de regeering is het bezwaar groot, dat de zaak eenige maanden wordt stopgezet, en er is juist spoed bij vereischt. En weet de minister wel, wat er in de nota moet staan? Wat de Kamer eigenlijk interesseert? Spr. vreest dat de minister niet geheel juist en geheel volledig is ingelicht. Zou zich dat met een nota niet kunnen herhalen? De heer van Maarseveen denkt, dat de roep om recht voor het ambtenaren-gerecht be- antwoord zal worden. Spr. ziet groot verschil tusschen dit gerecht en een enquete-com missie. Zoo wordt de verhouding van ge- meente-politie en marechaussee te Oss voor het gerecht niet voldoende belicht, vermoe- delijk. Als een kleine minderheid gewoonlijk een interpellatie toegewezen krijgt, worde aan een groote minderheid een enquete niet ont houden. De geheele Kamer wenscht meer licht. Het eenige nu juiste middel is de enquete. Spr. handhaaft zijn voorstel. Spr. bedoelt niets tegen den minister. Wat is er dan tegen de enquete? Motie, De heer ALBARDA (S.D.) repliceert. Spr. blijft een nota van den minister gewenscht achten, ook al wordt er een enquete inge- steld, en dan ter voorbereiding. Een volledig vragenlijstje echter is niet te maken. De Kamer moet bij het vragen van een nota zich bepalen tot een algemeene formule, zooals de heer Wendelaar in zijn voorstel innam, ter- wijl de minister er verder in kan opnemen wat hij wenscht. Spr. dient mede namens den heer Oud een motie in, waarin de minister wordt uit- genoodigd, schriftelijke inlichtingen te ge ven omtrent de feiten en omstandigheden op grond waarvan op 1 April 1.1.
Gevonden alinea's: 1
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
Krantenknipsels Oss, criminaliteit Oss en omgeving; 201
Naam krant:
Krantenknipsels Oss
Pagina:
201
Jaargang:
25-04-1938 / 23-06-1938
De heer VAN MAARSEVEEN (R.K.) zegt dat het antwoord van den minister bij de interpellatie van den heer Drop duidelijk is geweest. De heer Rost van Tonningen stelt in den minister geen vertrouwen, de heer Wendelaar wel, doch wil m e e r inlichtin- gen. Nu zou de eerste een interpellatie wil- len, terwijl de tweede een enquette voorstclt. De houding van den heer Wendelaar is vol gens spr. niet juist. Spr. acht het bevreem- dend, dat de heer Wendelaar verband legde tusschen de kabinetsformatie en de enquete. M e e r licht kan gewenscht zijn. Het gaat alleen om den modus quo. Is hiertoe een enquete vereischt? Spr. ziet het niet. De roep om recht heeft zich reeds geconcretiseerd door een beroep der ambtenaren ten deze op het ambtenarengerecht. Al de quaesties ko- men daarbij ter sprake. Het vertrouwen in den rechtsstaat kan dus niet geschokt zijn. Een enquete over dezelfde zaak is niet alleen overbodig, doch schadalijjis;. Het algemeen belang is betrokken bij de vraag of het ge- rechtelijk onderzoek tegen bepaalde perso- nen gestuit is. Zeker, doch het is reeds ge- bleken dat er geen strafbaar feit was ge- pleegd. De verdachtmakingen, waaraan het „Na- tionaal Dagblad" zich schuldig gemaakt heeft hebben geen enkelen grond. Daarmede is dit uit. Er is helaas kunstmatig een sfeer van wan- trouwen in het leven geroepen. Nu kan het parlement recht hebben op nadere inlichtin- gen.. Maar een enquete is daartoe niet het ge- eigende middel. De Kamer kan andere we- gen volgen. De heer Wendelaar voert aan, dat de mi nister geen nadere mededeelingen zal kun- nen doen. Doch de minister heeft bij de in terpellatie verklaard, zich zeer te beperken. Er is dus geen bezwaar voor een nieuwe in terpellatie, en tegen het stellen van nieuwe vragen. Door gerucht en sensatie mag men zich niet laten dringen op ongewone wegen. De minister heeft in zake de brigade-Oss zijn plicht gedaan. De Kamer moet dit ook doen. De Kamer moet de enquete afwijzen. De heer VAN HOUTEN (Chr. Dem.) vraagt zich af, wa
Gevonden alinea's: 1
 
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Krantenpagina
Krantenknipsels Oss, criminaliteit Oss en omgeving; 197
Naam krant:
Krantenknipsels Oss
Pagina:
197
Jaargang:
25-04-1938 / 23-06-1938
(Van onzen parlementairen redacteur). zaak-Oss heeft, begrijpelijk, in bijzondere mate de aandacht ge- vestigd op- en belangstelling ge- vraagd voor het Ambtenaren gerecht. Welke is de positie van het college, waarop de wachtmeesters der voormalige brigade Oss een be- roep hebben gedaan in verband met het hun ontnemen van de opspo- ringsbevoegdheid door den minister van Justitie? De Ambtenarengerechten en de Centrale Raad van Beroep in ambtenarenzaken be- rusten op de Ambtenarenwe t-1929, een regeling welke, na geruimen tijd van moel- zame voorbereidlng, waartoe de eerste groote stap gedaan is door de benoeming in 1917 van de Staatscommissie-Dresselhuys, tot stand is gekomen. Het op haar arbeid berustende wetsontwerp van minister Heemskerk, op 10 Ja«uari 1920 ingediend, is echter nooit in behandeling ge komen en in 1926 gaf minister Donner niet onduidelijk te kennen, dat aan handhaving er van niet te denken viel. De economische en politieke omstandigheden waren sedert 1920 belangrijk gewijzigd en minister Donner kwam dan ook in 1928 met een minder kostbaar en minder centraliseerend ontwerp tot regeling van den rechtstoestand van ambtenaren. Na- dat nog tal van wijzigingen waren aangebracbt, zoowel door den minister als bij amendement, is het ontwerp-Donner als Wet van 12 Decem ber 1929 in Staatsblad 530 opgenomen. De Militaire-Ambtenarenwet, welke slechts enkele afwijkingen kent, dateert van 1931. Wij zullen ons er thans niet in verdiepen wie als ambtenaar in den zin der wet wordt beschouwd, welk overheidspersoneel buiten de wet valt, noch een overzicht geven van het materieele ambtenarenrecht. De bedoeling is slechts, aan den vooravond van de behande ling van de .zaak-Oss, welke toevalligerwijs aansluit bij de parlementaire discussie over het enquetevooVstel-Wendelaar, iets te vertel- len van den rechtsgang van gedingen in ambtenarenzaken in het algemeen om ten slotte te wijzen op de militaire afwijkingen. Eenvoudige rechtsgang. ZOO'N geding voor een Ambtenarengere
splreeren door de organisafle, welke reeds be- stond in de Raden van Beroep voor de Ongeval- lenverzekering en in den Centralen Raad van Beroep. Deze, door de Beroepswet geschapen gerechten, bewogen zich reeds op publiekrech- telijk terrein, met name de Centrale Raad, welke reeds bij verscheidene wetten met de beslissing van pensioenkwesties was belast. Aan den Centralen Raad van Beroep kon een voudig de rechtspraak in hooger of eenig be roep worden opgedragen. Ten aanzien van de in eerste instantie oordeelende colleges, moest de oplossing wel ingewikkelder zijn. De bestaande Raden van Beroep (O.) recru- teeren immers hun leden uit de kringen van werkgevers en werknemers en konden dus niet zonder meer als ambtenarengerecht dien.st (Joen. Ten aanzien van het beroepspersoneel — voorzitter, griffier, beeedigde klerken en verder griffiepersoneel — is de samenstelling Van een Ambtenarengerecht dus identiek aan die van den overeenkomstigen Raad van Be roep (0.); voor de bijzitters, telkens vier in aantal, plaatst de minister van Justitie de leden op een lijst, waarvan zij dan voor iedere zaak bij toerbeurt worden aangewezen. Vrouwen zijn ook benoembaar, doch niet benoembaar is o.m. bij of zij, die deel uitmaakt van het bestuur of in dienst is van een ver- eeniging van ambtenaren. Ledenlijst. ZOO'N 1 e d e n 1 ij s t van een ambtenaren gerecht geldt telkens voor zes kalender- jaren en wordt dan door den minister van Justitie vastgesteld voor 1 Januari. ledere lijst bevat als regel twintig namen, behoudens de mo°-elijkheid van verhooging of verlaging van dit^aantal in verband met den omvang der Werkzaamheden van een bepaald gerecht. De leden worden beeedigd. Het onpartijdig staan der leden is door tal van waarborgen omgeven. De ambtenarengerechten hebben, bij den ge- kozen opzet dezelfde standplaats en hetzelfde rechtsgebied als de Raden van Beroep, be- doeld in art. 1 der Beroepswet. Er zijn er 2 e v e n, gevestigd in Amsterdam, Rotterdam, Arnhem, 's-Gravenhage, Groningen,
Gevonden alinea's: 2