Jan Tunnissen, weduwnaar van Grietje Willems; Hendrick Tunnissen, weduwnaar van Maria Nelissen en Johannes Jans, minderjarige zoon van Jan Thomassen en Jenneken Tunnissen, erfgenamen van hun ouders, respectievelijk grootouders; willen met de overige erfgenamen overgaan tot verkoop van het nagelaten huis, moeshoef en bouwland gelegen te Sambeek. Daar de eerste twee comparanten minderjarige kinderen hebben en de derde comparant zelf minderjarig is worden tot momboirs benoemd Jacob Wilms, Baltus Gossens en Roelof Wenders; allen wonend te Sambeek.

88/99 Johannes Ermers, wegwerker te Boxmeer voor zich en als gevolmachtigde van: Martinus Ermers, molenaarsknecht te Sonsbeek bij Xanten; Petrus van den Berg, arbeider te Sambeek gehuwd met Maria Ermers, Jacoba Ermers, arbeidster te Boxmeer en Petrus Ermers, kleermaker te Beuningen verkoopt een huis met schuur, erf, tuin, boomgaard met bouw- en weiland te Boxmeer aan de Hoogen Dijk sectie D 341, 342 en 368; alsmede een perceel bouwland in het Beugenseveld te Boxmeer en een perceel heide en turfgrond te St. Anthonis. Het huis gaat voor f 1.340,- aan Johannes Ermers, wegwerker voornoemd, die de koop mede heeft gedaan voor zijn zusters Johanna en Jacoba Ermers voornoemd. Het bouwland in het Beugenseveld gaat voor f 1.060,- aan Petrus van den Berg voornoemd. Het perceel heide gaat voor f 56,- aan Antoon Tunnissen, voerman en landbouwer te Boxmeer.

162 Compareert voor schout en schepenen van Boxmeer Willem de Raat, drost der vrije heerlijkheid die in kwaliteit uit krachte van een aangerichte verwinsbrief van 13-5-1734 geobtineerd tegen Jan Tunnissen; hij verklaart over te dragen aan Hendrick Moleman, zijn vrouw en erven halve weicamp toebehorend Jan Tunnissen voorschreven in de [ etse] steeg genaamd de darde merghens, toebehorend de andere helft aan van der Vucht, wonend te Venlo, herkomend van de ouders van Jan Tunnissen voorschreven en de inname van Sijbilla Jans door advocaat Bodinckhuijsen op 4-6-1734 bij evictie verkocht en bij Hendrick Moleman bij verkoop aan hem verbleven.

66 Schout en schepenen van Boxmeer verklaren dat voor hen zijn gecompareerd eerwaarde heer N. Groenewalt, kapelaan te Sint Anthonis; Hermen Arts en Catrijna Groenewalt zijn vrouw, die hebben verklaard als borgen en principale debiteuren van 600 gulden met alle verlopen rente als Wilhelm de Raet, drossaard van deze vrij-heerlijkheid en zijn vrouw Cornelia Margarita Sam van hun broer Albert Groenewalt en schoonzuster Maria Tunnissen 27-3-1731 in te staan en stellen als waarborg bouwland aan de Maas bij deling aangekomen; de kapelaan stelt bovendien tot borg een stuk land met een weitje op het Ham.