Cejourd'hui le vingt cinq Juillet dix huit cent onze, devans nous juge de Paix du Canton d'Eindhoven, arrondissement d'idem, département du bouche du Rhin, s'est présenté le nommé Arnold van Reijsingen, cultivateur, demeurant à Zelst, lequel à dit qu'il avait fait citer (dagvaarden) à comparaitre cejourd'hui devant nous, pour se concilier (verzoenen) si faire se peut avec Cretien Caumberg, tisserand, démeurant a Zelst relativement (betrekking hebbend) a un loyer d'une maison et de neuf lops de terre, montant à trente florin d'hollande, faissant en argent de franc soixante franc et quatre vingt dix, le citant (gedagvaarde) ayant fait un accord avec le plaignant (aanklager) de lui payer annuellement (jaarlijks) trente florins, ce dernier après le terme expiré, s'est réfusé de payer la dite somme et après avoir entendu les parties dans leurs dires respectifes, elles sont tombé d'accord de ce qui suit: Caumberg payera dans les vingt quatre heures la somme de trente florins. Samenvatting: Arnold van Reijsingen, landbouwer in Zeelst, heeft doen dagvaarden Christiaan Caumberg, wever in Zeelst, om tot overeenstemming te komen over de huur van een huis en 9 lopense grond, ten bedrage van 30 gulden jaarlijks. Caumberg, die aanvankelijk weigerde te betalen, zal dat nu binnen 24 uur doen.

Henri van Leyshout, landbouwer in Borkel, verklaart dat Pierre Royakkers, landbouwer, overleden in Borkel 8 mei 1811, vijf minderjarige kinderen heeft achtergelaten: Helena, Catherina, François, Antoine en Thomas. Marie Catherine Bots, de vrouw van Pierre Royakkers, is al overleden op 1 januari 1808. Voorstel om Jan Royakkers te benoemen tot voogd. Familieraad: Gerard Botz, oom van vaderszijde(!), wonend in Schaft, Henri Moonen, bloedverwant van moederszijde, Jan Artz (Arts), bloedverwant van vaderszijde, wonend in Borkel en Theodore Jonkers, achterneef. De familieraad gaat akkoord met het voorstel.

Jacob Smit, landbouwer in Gestel, heeft door J.F. Stercken, procureur in Eindhoven, doen dagvaarden Hertog Levie, bakker in Stratum, wegens een uitstaande schuld. Overeengekomen wordt dat Hertog Levie gedurende tien weken 20 gulden zal betalen en vanaf 8 oktober 1811 tot 7 februari 1812 een bedrag van 3 gulden per week. (akte door verbleking deels niet leesbaar)