203 de 4e december. Paulus Jans Vogels ende Adriaan van Veghel en Willem Handrik Vogels, beijde in qualiteit als testamentaire voogden over Dina minderjarige dogter van wijlen Jan Vogels voorschreven. Dewelke transporteeren aan de heer Jacobus Aerts, rooms priester alhier, een huijs met sijne gragten en aangelag, groot omtrent twee loopens of soo groot en klijn als het selve binnen deese vrijheit onder de heertgang de oude vrijheijt geleege is. Aan erve met eene seijde de weduwe Hendrik van de Cam, soo afgepaalt is, aan de ander seijde de transportante, het een eijnde Jan van den Boome en Cornelis Brox, het ander eijnd de weduwe van de Cam voorschreven. De transportante aengekomen bij successie van haere ouders en wijders bij scheijdinge en deijlinge teegens henne suster en broer alhier de 6e april 1764. Sijnde tussen de heere verkrijger en transportante in hunne qualiteit geconditioneert dat de transportante te eeuwige dage sullen blijven hebben en behouden het regt om nevens de sloot, leggende tussen de hier voor getransporteerde gronden en de erve van Cornelis Brox en Jan van den Boomen, opgaande boomen te mogen planten, soo ende gelijk dier nu geplant is. Welke boomen ook in eijgendom blijven behouden. Wijders blijven uit deese coop uitgeslooten den schuur, stal, schop en alle verder opgaande boomen op voorschreven grond staande. Welke alles door de verkopers op den eerste bequame tijt en wel uiterlijk voor belooken paeschen eerstkomende sullen moeten worden geruijmt. Ook sullen de verkoopers naest de suidsijde van de hier voor getransporteerde goederen op twaalf voeten na, bij deeze erve geene boomen moge planten en dus twintig voete met deselve van de Roomsche kerkschuur moeten afblijven. Ook is alnog bedongen dat de Heere verkrijger sal gehouden weese de huurcedulle tusschen de transportanten en Cornelis van de Laar op de 26e november laatstleden alhier gepasseert gestand te doen.