119 Voor Aardt Joosen als president en Jan Aertssen Dortmans als schepenen verscheen de personen van Dirck Willem Lamberts, Willem Paulusse van Ijperen en Peeter Roeffen medeschepenen die hier die op verzoek van de heer drossaard Broekhuijzen een verklaring hebben afgelegd. (193) Ze verklaren dat ze op 23 november na de miiddag omstreeks 5 uur toen zij vanaf het huis kwamen van secretaris Niekens, waar ze gemeentelijke zaken hadden afgehandeld, dat ze naar huis wilden gaan. Toen zijn ze gevolgd geweest door Cornelis Spierincx die nabij hun huis woonde, nabij het huis van Thonij Aert Theunissen alhier. Deze Cornelis heeft hen met zeer scherpe woorden bejegend zeggend waarom zij op de rol tegen hem vonnis hadden uitgesproken en daarop hadden de depenenten gezegd dat ze daarin alles hadden gedaan zoals het hoorde. Daarop was Spierings furieus geworden en had gezegd dat zij schepenen en hun confraters grote schelmen waren (194) om een dergelijk schelmachtig vonnis uit te spreken tegen hem en verder gebruikte hij beledigende woorden. Hij had gezegd dat de schepenen met zoete woorden zaken probeerden te verzetten. Om verdere moeilijkheden met Spierings te vermijden hebben zij zich teruggetrokken. Datum 5 december1708, getekend : Aert Joosten, Jan Aert Dortmans, D. Niekens secretaris. (in marge : woorden zijn uitgesproken in dronkenschap etc.)