46 Johannes van der Locht en Maria Goduvaerts e.l. verklaarden schuldig te zijn aan Adriaentje Hendricx weduwe en boedelhoudster van Jan Lucassen Vlinck in zijn leven rentmeester van de xxxx ( niet ingevuld) de Schellaert heer van Geijsteren etc, Helena van der Locht, Christina van der Locht, Peter Jacobs, Lucas Peters, Jan Baltisssen en Theunis Jans, allen tesamen erfgenamen van voornoemde Ariaentje Hendricx en Jan Lucassen Vlinck zaliger, een som van 300 gulden, procederende en gecommende uit de penningen ad 3000 carolusguldens die de comparanten neffens neffens de voornoemde Adriaentje Hendricx en haar erfgenamen op 20-06-1684 genegotieert hebben van Gerardt Tarre, belovende daarvan jaarlijks op de verschijndag ingevolge de obligatie ten behoeve Gerardt Tarre gepasseert, de intrest ad 6% te betalen, onder restrictie en speciale conditie nochtans, dat de losse van deze 300 gulden precies zal geschieden als het capitaal van 1000 gulden van Girrat Tarre zal afgelost worden bij de gezamenlijke erfgenamen voor de effectuele voldoening van ’t capitaal van 300 gulden als ook de de verlopen en vervallen interesse van dien, verbinde daarvoor hun persoon en goederen , zowel gerede als ongerede goederen, specialijk haar comparanten erfdeel in de goederen van Jan Lucasse Vlinck en Adriaentje Hendricx. Zonder datum, jaar of ondertekening.