2131 Clarissen Megen ( Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) )
2131
Clarissen Megen
Inleiding
laatste wijziging 03-05-2022
197 beschreven archiefstukken
196 gedigitaliseerd
totaal 196 bestanden
Inventaris
Regesten
59 8 juli 1503.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, op verzoek van zuster Margriet Mijs, moeder-overste van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus, het klooster toestaat om op het erfgoed dat aan hem is verkocht naast het erfgoed van Allard Baellaers, deken van de Sint-Petruskerk te Boxtel, strekkend tot de nieuwe stroom aan de Koppel bij het washuis van de zusters, in de lengte 25 voet richting De Dommel, gaande van de ingang van de kerk inwaarts naar het water toe, een dijk te maken rond hun kerkhuis en ander erfgoed binnen de palen, op voorwaarde dat de zusters de dijk op die wijze maken dat de heer van Boxtel of zijn nakomelingen daar geen schade van ondervinden in zijn erfgoed de Koppel. Indien er schade ontstaat, dan moeten de zusters dat vergoeden. Mochten andere personen op hun erfgoed aan de Dommel een dijk bouwen waardoor de heer van Boxtel schade ondervindt, dan zullen de zusters die schade niet vergoeden. De heer van Boxtel heeft aan de zusters vrijwaring beloofd, behalve voor acht oude groot die zij eeuwig jaarlijks zullen betalen aan hem. Als de palen van de dijk op de ene plaats meer naar binnen staan en op de andere meer naar buiten dan 25 voet met instemming van de heer van Boxtel en op advies van de werklieden, mogen de zusters twee overstekende toiletten maken zonder daarvoor andere palen te steken in de Dommel. Tevens staat de heer van Boxtel de zusters toe hun washuis vijf voet over de dijk te zetten, op voorwaarde dat de gracht waar het washuis op staat 24 voet breed is, gerekend van het ene eind tot het andere en dat de platte boten daar door mogen varen. Als de palen vergaan zijn, mag het klooster nieuwe palen slaan. Ook staat de heer van Boxtel toe om de acht oude groot in het cijnsboek op te tekenen zonder dat daarvoor een sterfelijke laat moet komen en hij vrijwaart de zusters voor eventuele boeten die ze daarin schuldig zijn, zoals dat bij het teboekstellen wel zou moeten gebeuren.
Jan van Horne, ridder, heeft hiermee ingestemd. i
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, op verzoek van zuster Margriet Mijs, moeder-overste van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus, het klooster toestaat om op het erfgoed dat aan hem is verkocht naast het erfgoed van Allard Baellaers, deken van de Sint-Petruskerk te Boxtel, strekkend tot de nieuwe stroom aan de Koppel bij het washuis van de zusters, in de lengte 25 voet richting De Dommel, gaande van de ingang van de kerk inwaarts naar het water toe, een dijk te maken rond hun kerkhuis en ander erfgoed binnen de palen, op voorwaarde dat de zusters de dijk op die wijze maken dat de heer van Boxtel of zijn nakomelingen daar geen schade van ondervinden in zijn erfgoed de Koppel. Indien er schade ontstaat, dan moeten de zusters dat vergoeden. Mochten andere personen op hun erfgoed aan de Dommel een dijk bouwen waardoor de heer van Boxtel schade ondervindt, dan zullen de zusters die schade niet vergoeden. De heer van Boxtel heeft aan de zusters vrijwaring beloofd, behalve voor acht oude groot die zij eeuwig jaarlijks zullen betalen aan hem. Als de palen van de dijk op de ene plaats meer naar binnen staan en op de andere meer naar buiten dan 25 voet met instemming van de heer van Boxtel en op advies van de werklieden, mogen de zusters twee overstekende toiletten maken zonder daarvoor andere palen te steken in de Dommel. Tevens staat de heer van Boxtel de zusters toe hun washuis vijf voet over de dijk te zetten, op voorwaarde dat de gracht waar het washuis op staat 24 voet breed is, gerekend van het ene eind tot het andere en dat de platte boten daar door mogen varen. Als de palen vergaan zijn, mag het klooster nieuwe palen slaan. Ook staat de heer van Boxtel toe om de acht oude groot in het cijnsboek op te tekenen zonder dat daarvoor een sterfelijke laat moet komen en hij vrijwaart de zusters voor eventuele boeten die ze daarin schuldig zijn, zoals dat bij het teboekstellen wel zou moeten gebeuren.
Jan van Horne, ridder, heeft hiermee ingestemd. i
2131 Clarissen Megen
Inventaris
Regesten
59
8 juli 1503.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, op verzoek van zuster Margriet Mijs, moeder-overste van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus, het klooster toestaat om op het erfgoed dat aan hem is verkocht naast het erfgoed van Allard Baellaers, deken van de Sint-Petruskerk te Boxtel, strekkend tot de nieuwe stroom aan de Koppel bij het washuis van de zusters, in de lengte 25 voet richting De Dommel, gaande van de ingang van de kerk inwaarts naar het water toe, een dijk te maken rond hun kerkhuis en ander erfgoed binnen de palen, op voorwaarde dat de zusters de dijk op die wijze maken dat de heer van Boxtel of zijn nakomelingen daar geen schade van ondervinden in zijn erfgoed de Koppel. Indien er schade ontstaat, dan moeten de zusters dat vergoeden. Mochten andere personen op hun erfgoed aan de Dommel een dijk bouwen waardoor de heer van Boxtel schade ondervindt, dan zullen de zusters die schade niet vergoeden. De heer van Boxtel heeft aan de zusters vrijwaring beloofd, behalve voor acht oude groot die zij eeuwig jaarlijks zullen betalen aan hem. Als de palen van de dijk op de ene plaats meer naar binnen staan en op de andere meer naar buiten dan 25 voet met instemming van de heer van Boxtel en op advies van de werklieden, mogen de zusters twee overstekende toiletten maken zonder daarvoor andere palen te steken in de Dommel. Tevens staat de heer van Boxtel de zusters toe hun washuis vijf voet over de dijk te zetten, op voorwaarde dat de gracht waar het washuis op staat 24 voet breed is, gerekend van het ene eind tot het andere en dat de platte boten daar door mogen varen. Als de palen vergaan zijn, mag het klooster nieuwe palen slaan. Ook staat de heer van Boxtel toe om de acht oude groot in het cijnsboek op te tekenen zonder dat daarvoor een sterfelijke laat moet komen en hij vrijwaart de zusters voor eventuele boeten die ze daarin schuldig zijn, zoals dat bij het teboekstellen wel zou moeten gebeuren.
Jan van Horne, ridder, heeft hiermee ingestemd.
Schepenen van Boxtel oorkonden dat Hendrik van Ranst, ridder, heer van Boxtel en Kessel, op verzoek van zuster Margriet Mijs, moeder-overste van het klooster Sint-Elisabethsdal te Boxtel van de derde regel van Sint-Franciscus, het klooster toestaat om op het erfgoed dat aan hem is verkocht naast het erfgoed van Allard Baellaers, deken van de Sint-Petruskerk te Boxtel, strekkend tot de nieuwe stroom aan de Koppel bij het washuis van de zusters, in de lengte 25 voet richting De Dommel, gaande van de ingang van de kerk inwaarts naar het water toe, een dijk te maken rond hun kerkhuis en ander erfgoed binnen de palen, op voorwaarde dat de zusters de dijk op die wijze maken dat de heer van Boxtel of zijn nakomelingen daar geen schade van ondervinden in zijn erfgoed de Koppel. Indien er schade ontstaat, dan moeten de zusters dat vergoeden. Mochten andere personen op hun erfgoed aan de Dommel een dijk bouwen waardoor de heer van Boxtel schade ondervindt, dan zullen de zusters die schade niet vergoeden. De heer van Boxtel heeft aan de zusters vrijwaring beloofd, behalve voor acht oude groot die zij eeuwig jaarlijks zullen betalen aan hem. Als de palen van de dijk op de ene plaats meer naar binnen staan en op de andere meer naar buiten dan 25 voet met instemming van de heer van Boxtel en op advies van de werklieden, mogen de zusters twee overstekende toiletten maken zonder daarvoor andere palen te steken in de Dommel. Tevens staat de heer van Boxtel de zusters toe hun washuis vijf voet over de dijk te zetten, op voorwaarde dat de gracht waar het washuis op staat 24 voet breed is, gerekend van het ene eind tot het andere en dat de platte boten daar door mogen varen. Als de palen vergaan zijn, mag het klooster nieuwe palen slaan. Ook staat de heer van Boxtel toe om de acht oude groot in het cijnsboek op te tekenen zonder dat daarvoor een sterfelijke laat moet komen en hij vrijwaart de zusters voor eventuele boeten die ze daarin schuldig zijn, zoals dat bij het teboekstellen wel zou moeten gebeuren.
Jan van Horne, ridder, heeft hiermee ingestemd.
Organisatie: Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)
laatste wijziging 19-06-2018
1 gedigitaliseerd
laatste wijziging 03-05-2022
197 beschreven archiefstukken
196 gedigitaliseerd
totaal 196 bestanden
Kenmerken
Vindplaats origineel:
Clarissenklooster Megen
Categorie:
laatste wijziging 03-05-2022
197 beschreven archiefstukken
196 gedigitaliseerd
totaal 196 bestanden