De aanleiding tot het hier beschreven inventariserend veldonderzoek door middel van boringen zijn de plannen van gemeente Groningen voor de aanleg van een voet- en fietsbrug en het fietspad tussen Rigaweg 18 en Euvelgunnerweg 31 te Groningen. Omdat deze plannen met bodemverstorende ingrepen gepaard gaan, is er een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd conform de Monumentenwet van 1988. Gemeente Groningen heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven het onderzoek uit te voeren. Voorafgaand aan het veldwerk is er een Plan van Aanpak opgesteld, dat goedgekeurd is door de bevoegde overheid, gemeente Groningen.
Het onderzoeksterrein maakt deel uit van het Groningse kleigebied. Er kunnen geulvullingen, oeverwallen en oeverafzettingen van de Hunze verwacht worden. Op de oeverwallen van de Hunze kunnen bewoningssporen en/of resten van agrarische activiteiten worden verwacht uit de periode midden-ijzertijd tot en met de nieuwe tijd. De oeverwallen zijn ontstaan bij het dichtslibben van de voormalige Hunzegeul.
In de oeverwallen kunnen bewoningsniveaus of oude bouwvoren voorkomen, die in verband staan met bovengenoemde bewoning en/of agrarische activiteiten. Onder de oeverwallen liggen geulvullingen. In de geulvullingen moet rekening gehouden worden met watergerelateerde vondsten als visweren, fuiken en vaartuigen. Tevens kunnen depotvondsten (rituele deposities) worden aangetroffen. Eventuele archeologische resten uit geulvullingen kunnen stammen uit de periode mesolithicum tot en met midden-ijzertijd, aangezien de oude Hunze-geul in de midden-ijzertijd of eerder is dichtgeslibd. De geul zal niet ouder zijn dan mesolithisch, aangezien de Hunze is ontstaan tijdens het smelten van het landijs na de laatste ijstijd. Het mesolithicum betreft de periode die wordt ingeluid met het einde van deze laatste ijstijd.

Samenvatting
Laagland Archeologie heeft in maart 2017 een Archeologische begeleiding uitgevoerd aan het Vrijheidsplein te Groningen. Op het terrein is eerder archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is besloten dat er een aanvullend onderzoek dient plaats te vinden in de vorm van Archeologische begeleiding.
Deze is uitgevoerd op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd PvE.1 De archeologische begeleiding (AB) heeft tot doel om mogelijk nog aanwezige resten van de Hoornsedijk te documenteren. Het onderzoek volgt hierin het protocol AB opgraven. Het doel van een AB-protocol opgraven is het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden.
De binnen het onderzoeksgebied verwachte Middeleeuwse dijk langs het Hoornse Diep / de A is niet aangetroffen. Of deze elders gelegen heeft en het tracé van de rivier dus anders verliep dan we tot nu toe dachten, of dat de resten van dijk en rivierloop in de loop van de 20e eeuw geheel zijn opgeruimd door het bouwrijp maken van de woonwijk, valt op basis van de onderzoeksresultaten niet te bepalen. De aangetroffen archeologische sporen bestaan uit sloten en delen van een houten beschoeiing. Deze resten lijken vrij jong qua datering: late 19e of begin 20e eeuw.
6. Waardering
De doelstelling van een onderzoek op basis van KNA protocol 4003: Inventariserend Veldonderzoek, variant Archeologische begeleiding is het opsporen van een eventueel aanwezige archeologische vindplaats en het komen tot een waardering daarvan. In dit geval is de te verwachten vindplaats – de Middeleeuwse Hoornsche dijk – niet aangetroffen en kan daarvoor dus ook geen waardering worden opgesteld.
De sporen en structuren die wel zijn aangetroffen behoren tot de verkavelingsstructuur uit de Nieuwe tijd en zijn daarom geklassificeerd als off-site-structuren. Daarom is er voor gekozen hiervan geen waardering op te stellen