Tijdens de archeologische begeleiding bij de aanleg van een fietspad zijn een bermsloot en een ophogingspakket aangetroffen die betrekkingen hebben op de aanleg van de Friesestraatweg.

Voorafgaande aan de verbreding van de Friesestraatweg (N355) is de ondergrond archeologisch onderzocht door middel van boringen. De bodem bleek tot zeker 2,5m onder maaiveld met name uit kleilagen van verschillende aard te bestaan. Verder is in enkele boringen een vegetatiehorizont gezien (datering mogelijk midden-, late ijzertijd) en in twee boringen ter hoogte van een wierde is een humeuze laag waargenomen. Uit deze laag kwamen een botfragment en een kogelpotscherf (datering late middeleeuwen).

De bodem bestaat voornamelijk uit kleilagen van verschillende aard waarbij in veel boringen een vegetatieniveau is waargenomen. Op het gedeelte waar bij eerder onderzoek een huiswierde is waargenomen was sprake van de verrommelde resten van een wierdenlaag.

Op de plek waar een rotonde was gepland is een kleine wierde uit het begin van de jaartelling opgegraven. Deze is ooit aangelegd op een oeverwal die langs een aantal geultjes lag. Uit deze periode stamt een aantal sloten en greppels, paal(kuilen) en waterputten uit de Romeinse tijd (1e en 3e-4e eeuw na Chr.). ...
Uit verschillende sporen zijn zadenmonsters verzameld en onderzocht op de aanwezige plantensoorten. De resultaten hiervan zijn in een aparte publicatie beschreven.

(citaat uit Conclusie:) Slechts een gering deel van de aangetroffen plantenresten is afkomstig van
cultuurplanten. Met uitzondering van vlas, zijn de meeste cultuurplanten maar
door een beperkt aantal plantenresten vertegenwoordigd. Het is op basis van
deze kleine aantallen dan ook niet mogelijk om een uitspraak te doen over de
verhouding waarin de verschillende planten verbouwd of ingevoerd werden.
Opvallend is wel dat gerst en vlas in relatief veel monsters vertegenwoordigd zijn
en het is aannemelijk dat in ieder geval deze beide gewassen lokaal verbouwd
werden. Dat er ook sprake was van consumptie van gewassen die elders verbouwd
werden, blijkt in ieder geval uit de aangetroffen rogge. Rogge is een diepwortelend
graan dat gebonden is aan droge grond en daardoor goed gedijt op
zandgronden met een lage grondwaterstand.
Ondanks het geringe aantal resten van cultuurplanten dat in de onderzochte
monsters is aangetroffen, is toch een vrij gevarieerd beeld beschikbaar van planten
die door de mens werden gebruikt. Zowel planten die granen, peulvruchten,
olie en vezels leveren alsmede planten met eetbare vruchten zijn vertegenwoordigd.
De ondervertegenwoordiging van de cultuurplanten is niet te wijten aan de
conservering, die juist goed is dankzij de continu hoge waterstand, maar aan de relatief kleine hoeveelheid grond die onderzocht is op plantenresten. Het ligt dan
ook voor de hand te veronderstellen dat de bewoners van de wierde over meer
cultuurplanten hebben beschikt.