Jacob Jansz Prins herroept zijn testament en legateert aan zijn vrouw Ploontgen Jacobsdr het vruchtgebruik van de helft van zijn goederen, de andere helft is voor zijn familie als erfgenamen.
Hij benoemt tot erfgenamen zijn neef Adriaen Jaspersz, en de kinderen van zijn overleden nicht, de zuster van Adriaen. Ploontgen moet een lijst maken van de aanwezige goederen.