Jacob Kemenaer, deurwaarder, Christiaen Benjamin Stomphuis, Pieter van Armelen, Zeger de Haes en Jan Meesen, allen wonende alhier, verklaren op verzoek van Francois van Straaten, gemachtigde van François Casteleijn, pachter van de impost op 't kleijn zegel en de gedrukte papieren alhier, het volgende.
Op 30 oktober 1714 zagen zij op het Haringvliet ter hoogte van het huis van Wilkeson, koopman in wijnen en brandewijnen alhier, een boot liggen waarin enige gevulde kruiken geladen waren en een volle kelder.
Aan Arnolda van Leeuwen, echtgenote van Wilkeson, vroegen ze naar het biljet voor de ingeladen goederen, maar zij weigerde dit te tonen.
Van Straaten geeft dan opdracht de boot vast te houden, met een scheldpartij en handgemeen als gevolg.