Uw zoekacties: Stad Steenwijk tot ca. 1811

14 Stad Steenwijk tot ca. 1811 ( Gemeentearchief Steenwijkerland )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding van het oud-archief der stad Steenwijk
1.1. Bestuursinrichting
1.2. Geschiedenis van het archief.
1.3. Ordening van het archief
Inventaris
2.3. Archieven der elkander opgevolgde besturen
2.3.10. Kerkelijke, kapittel- en vicariegoederen
14 Stad Steenwijk tot ca. 1811
2. Inventaris
2.3. Archieven der elkander opgevolgde besturen
2.3.10.
Kerkelijke, kapittel- en vicariegoederen
N.B.: De overstortingen van de batige saldi der rekeningen van den kerkmeester in de kas van den rentmeester der kapittelen vicariegoederen, duurden tot 1799. In het volgende jaar hielden zij op *  Ook bracht het gemeentebestuur den 18en Juni 1806 de jaarwedde van den organist en koster, waarmede Raad en Meente in 1748 het rentambt der Memoriegoederen hadden bezwaard, weder ten laste van het rentambt van de kapittel- en vicariegoederen. *  De schade, welke de kas van den kerkmeester door de bedoelde overstortingen van 1748 tot 1799 had geleden, werd door bemiddeling van den Prefekt in het Departement der Monden van den IJsel den 8en Februari 1811 met den Kerkeraad geregeld en vergoed met f 7500. * 
Bij de uitvoering te Steenwijk van het 6e additioneele artikel der Staatsregeling van 1798 bleven de kerkgebouwen aldaar in gebruik van de Hervormde gemeente; maar de door eene commissie voorgestelde en door het plaatselijk bestuur den 28en September 1798 geapprobeerde voorloopige schikking tusschen de verschillende kerkgenootschappen bracht geene verandering in het toezicht van dat bestuur op de administratie en de verplichtingen van den kerkmeester. *  Het Koninklijk decreet van 2 Augustus 1808 (n°. 26) had echter tengevolge, dat de superintendentie van het gemeentebestuur op de kerkgebouwen ophield en, op nadrukkelijken last van den Minister van Eeredienst en Binnenlandsche Zaken dd. 5 December 1809 (n°. 20), met ingang van1 Januari 1810 overging aan den Kerkeraad der Hervormde gemeente. * 
Tegen den in het 2e lid van artikel 3 van het reeds genoemde decreet van 2 Augustus 1808 voorgeschreven afstand aan de Publieke schatkist van de kerkelijke goederen en fondsen, welke nog onder beheer van plaatselijke besturen stonden en waaronder ook de kapittel- en vicariegoederen te Steenwijk begrepen waren, verzette de Magistraat zich. * 
Het rentambt van het kapittel bleef daarna nog tot 1818 onveranderd bestaan. Maar, vermoedelijk ten gevolge van eene bepaling, voortvloeiende uit de organisatie van het bestuur der Hervormde kerken bij Kon. besluit van 7 Januari 1816, of uit het voorstel van het Provinciaal kerkbestuur aan den Commissaris-generaal belast met de Zaken van den Hervormden Eeredienst, bij missive van 17 April 1817 gedaan, om de fondsen, die nog door plaatselijke besturen werden beheerd, onder het bestuur van kerkelijke commissies te stellen, gelastten de Gedeputeerde Staten van Overijsel, bij schrijven van 5 Mei 1818 (n°. 3), den Burgemeester van Steenwijk de rekening van den rentmeester over 1817/18 nog te laten afhooren door het gemeentebestuur, en het saldo dier rekening over te dragen aan de kerkelijke, commissie, aan wie de administratie en het beheer waren overgegaan. De latere rekeningen moeten zich dus in het kerkelijk archief bevinden.
Bij Koninklijk besluit van 2 Juli 1820 (n°. 22) werd een reglement gearresteerd op de administratie der kerkelijke fondsen en de kosten van den Eeredienst bij de Hervormde gemeenten in Overijsel. Artikel 1 van dit reglement droeg de administratie dier fondsen in elke gemeente op aan kerkvoogden onder toezicht van een Provinciaal college.

Kenmerken

Auteur:
P. Berends