14 Stad Steenwijk tot ca. 1811 ( Gemeentearchief Steenwijkerland )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
14   Stad Steenwijk tot ca. 1811
Inleiding van het oud-archief der stad Steenwijk
1.1. Bestuursinrichting
1.2. Geschiedenis van het archief.
1.3. Ordening van het archief
last modification 03-04-2024
1.094 described record copies
116 digitized
a total of 9.351 files
Inventaris
2.1. Archief van het stedelijk bestuur tot 6 Februari 1795
2.2. Archief van de commissie uit de Magistraat tot verrekening der vorderingen illiquide tusschen de provincie, de stad en het gasthuis
2.3. Archieven der elkander opgevolgde besturen
2.4. Archief van het Comité van Waakzaamheid
2.5. Doop-, trouw- en doodboeken
2.6. Bibliotheek van handschriften
2.7. Ter secretarie bewaarde archieven van niet stedelijke autoriteiten
2.8. Regestenlijst
1-R Johan, bisschop van Utrecht, bevestigt de rechten en vrijheden door vroegere Bisschoppen aan Steenwijk verleend, en kent aan de stad de rechten toe, welke Deventer, Campen, Swolle en andere Overijselsche steden bezitten.
2-R Gheert Renssenzoen, schout te Vollenhove, oorkondt, dat Johan Hillincberch en Otto Wyer aan Johan Rande verkocht hebben eene rente van 31/2 Vollenhoofsche emmers boter en 9 "groete" jaarlijks uit Volquens ten Ziele Coep Beringhs goed en erf, gelegen bij "den groeten siele" in het ambt van Vollenhoe, zoomede het recht dat zij aan dat goed en erve bezitten.
3-R Schepenen en Raden van de steden Swolle en Campen komen overeen, zich te zamen te zullen verzetten tegen het afwinnen van goederen hunner burgers met ander recht, dan waarmede zij ze in bezit kregen. Verder zullen zij gezamenlijk de rechten hunner burgers en steden zoo noodig tegen den Bisschop van Utrecht en anderen handhaven en geen nieuwen Bisschop erkennen, die hunne privilegiën, rechten en gewoonten niet heeft bevestigd. Afschrift op papier in inv. n°. 544.
4-R Johan Berentzoen, onderschout te Vollenhove, oorkondt, dat Lubbert Askenszoen, priester, pastoor te Genemuyden, aan de memoriemeesters van de H.-Kruismemorie te Campen verkocht en overgedragen heeft eene rente van 32 koppen boter en 9 olde Vlemschen per jaar uit het 1 erve ten Sijl, gelegen in het kerspel van Vollenhove,tusschen de twee "diepzielen".
' Afschrift in inv. n°. 568. Met n°. 2 op één vel papier, geëxtraheerd door den secretaris J. H. van Hoochstraten uit het boek van de H.-Kruismemorie te Campen, folio 99.
5-R Herman Cleyssz. en Johan Cleyssz., voogden en kerkmeesters van de St.-Clemenskerk te Steenwijk, bekennen, dat zij aan Ffemme Alers te Deventer verkocht hebben eene jaarrente van 4 enkele gouden Rijnsche guldens uit de kerkelijke goederen, losbaar met 20 dier guldens, welke som tot de "tymmeringe der nyer karcke voirsz." is gebruikt.
Oorspronkelijk in inv. n°. 269. Met het aan den benedenrand beschadigde zegel van de St.-Clemenskerk in groene was.
6-R Burgemeesters en Raad van Groningen verklaren, dat Roloff Schroder, voor hem en voor zijne zoons Wolter en Ffosse, hunne erfgenamen, vrienden en magen, aan Ludeken Yarges heeft vrij gescholden den doodslag, door hem begaan aan Schroders zoon Ffrederick, en dat hem "dat doetdeel" is betaald.
7-R Burgemeesters, Schepenen en Raden enz. vernieuwen de verbroken vriendschap met de stad Swolle en vergunnen, dat van hunne sententiën partijen mogen appelleeren aan Burgemeesters, Schepenen en Raad aldaar, belovende hetgeen dan voor recht wordt verklaard, als zoodanig te zullen erkennen.
8-R Burgemeesters, Schepenen en Raden van Deventer, Campen en Swolle sluiten een nieuw eeuwigdurend verbond. Zij verzekeren "guede Sint Hartens ende des gestichts van Uutrecht luyden ende litmaeten te weesen ende te blyven", elkanders privilegiën niet te zullen verkorten en elkaar te zullen bijstaan in lasten en nooden. Deventer en Campen verbinden zich bovendien om Swolle tegen den Hertog van Gelre te helpen verdedigen "mit lijff, goedt ende bloedt".
9-R Burgemeesters en Raden oorkonden, dat Rutger Wernersz. van Delden en Ymme, zijne vrouw, als erfgenamen van Ffemme Alers, de rente, bedoeld in den brief dd. 28 Juli 1506, waardoor deze gestoken is (zie n°. 5), en eene jaarrente van een goudgulden uit het nu aan Cornelis Andriesz. toebehoorende huis en erf aan de Oisterstraat verkocht en overgedragen hebben aan Claes Dubbels van Campen.
Oorspronkelijk in inv. n°. 269. Met het aan den rand beschadigd stadszegel van zake nin gele was.
10-R Karel, Roomsch keizer enz., geeft, daar de stad door hare hereeniging met Overijsel wordt verplicht tot betaling van hare oude schulden aan dit Landschap, aan Steenwijk, tot onderhoud harer vestingwerken, terug de inkomsten van de Zuidermeente en van de landerijen de stadweren en het Loo, welke inkomsten in 1523 - toen de stad bij Friesland was gevoegd - waren bestemd ten behoeve van den Keizer en tot onderhoud van een blokhuis binnen de stad, behoudende de Keizer voor zich en zijne nakomelingen de eveneens in 1523 van de stadsinkomsten afgescheiden halve waag en de "turfmande" en bovendien jaarlijks 20 wagens turf ten behoeve van "onsen officier van Steenwijck", mits hij die op zijne kosten laat delven en thuisbrengen.
11-R De erfgenamen van Pieter Snoick verklaren aan de Memoriemeesters te hebben verkocht de helft van 6 mudden rogge en van1 mud zomerzaad jaarlijks, "gelegen over de Haule tot Westerhesselte", welke rente betaald wordt door de geërfden van de Haule blijkens een bezegelden brief dd. 1389, des anderen daeges na Purificationis Mariae Virginis (Februari 4).
Afschrift op papier, in inv. n°. 308, geëxtraheerd uit den "Ligger der copiën van de bezegelde brieven der landen, pachten en incompsten, toebehoorende Onser-Liever-Vrouwen-memorie binnen Steenwijck tot behoef der huisarmen" en gewaarmerkt door den secretaris Z. ter Stege.
12-R De Burgemeesters verklaren, dat Jan Arentszoen Tymmerman en Elisabeth, zijne vrouw, verkocht hebben aan Anna Bruyns en aan mr. Clement Bruyns, als momber van de zusterskinderen van Anna, eene rente van 4 Hertog-Philipsguldens jaarlijks uit des verkoopers huis, stede en hof, gelegen in de H.-Geeststraat.
Oorspronkelijk in inv. n°. 308. Het stadszegel ontbreekt. De plaats, waar het aan het charter bevestigd was, is beschadigd.
13-R Roeloff van Uuterwijck, schout van Steenwijkerwolden (Scherwolde), bekent, dat Dyrck Koensen, als gemachtigde van Johannes Wonnynck, verkocht en gerichtelijk overgedragen heeft aan de Memorie van O. L. Vrouwe (te Steenwijk) eene jaarrente van 2 1/2 postulaetsguldens uit het erve ten Tye, gelegen op Steenwijck(erwold).
Oorspronkelijk in inv. n°. 308. Mét het gave zegel van den Schout in groene was.
14-R Roeloff van Uutterwijck, schout van Steenwijkerwold en van Scherwolde, bekent, dat Hermen Clasen en Jacob,
zijne vrouw, aan Zeyne Gerys en Griete, zijne vrouw, verkocht en overgedragen hebben eene rente van 5 goudguldens jaarlijks uit 6 dagmaten land en uit 5 dagmaten land, genaamd "dat Rot", gelegen in het gericht van Scherwolde, zoomede uit een vierendeel van het door de verkoopers bewoonde huis, schuur en hof.
Oorspronkelijk in inv. n°. 308. Onderteekend door den Schout en met zijn zegel in bruine was.
15-R De Ridderschap en de Gedeputeerden van de steden Deventer, Campen en Swolle zoomede alle kleine steden, representeerende de Staten van Overijsel, beloven en zweren, dat zij, na het overlijden van Zijne Keizerlijke Majesteit, Philips, prins van Spanje enz., en zijne erven en nakomelingen, als Graven van Holland en Erfheeren van den lande en de steden van Overijsel, getrouw en "geholt" zullen zijn en alles zullen doen hetgeen goede en getrouwe onderzaten aan hunnen natuurlijken landsheer en erfheer verschuldigd zijn te doen.
a. Afschrift op papier in inv. n°. 546.
b. Afschrift in inv. n°. 539 lett. k.
16-R Burgemeesters en Meenslieden komen met Rickman Coepsz. overeen, dat hij den dijk te Ghijthoren behoorlijk zal onderhouden, wraarvoor ieder geërfde in de Westerkluft, die tot dien dijk behoort, hem jaarlijks na Odulphi (Juni 12) zal betalen een halven blanck, welke de on-willigen zullen worden gedwongen te betalen "by sneren realen executiën".
Afschrift in inv. n°. 1, fol. 2, van een "chartabell in den olden memoriaelboick liggende van Henrico Bugell ontworpen." i
17-R Burgemeesters, Schepenen en Raden oorkonden, dat zij met toestemming van de Meenthen, aan Kaerl Schenck, vrijheer van Tautenburch, hebben verkocht eene jaarlijksche rente van 25 gouden Rijnsche guldens uit de opkomsten, renten en emolumenten der stad en zulks ingevolge een contract van "wisselende permutatie", den 18en Maart 1541 gesloten met Harmen van den Clooster, griffier der landschap Overijsel, als administrateur en executeur, en Johan Otterbeeck, schout van Vollenhove en Wanneperveen, als rentmeester van het sterfhuis van-Tautenburch.
Oorspronkelijk in inv. n°. 77. Met het aan den rechterkant geschonden stadszegel in bruine was.
18-R Reynnoult van Bourmannia, drost van Coeffoorden en Drenthe, en zijne vrouw Elizabeth van Braickel bekennen, dat zij van Burgemeesters, Schepenen, Raden enz. van Steenwijk vergunning hebben verkregen om de turf, welke zij uit hunne erven te Nyenslick graven, door het verlaat van de stad te vervoeren tegen betaling van 20 goudguldens per jaar.
Oorspronkelijk op papier, in inv. n°. 85.
19-R Johan Otterbeke. schout van Vollenhoe en Wanneperveen, verklaart, dat de zijlmeesters van Bluckzijll aan Mette Brants verkocht hebben eene jaarrente van lljz goudguldens en daarvoor hebben verbonden 6 dagmaten land, liggende voor Bluckzijll, en "den dagelix penninck, toekomende den erfgenaemen van die scuttinge des verlaets".
Oorspronkelijk in inv. n°. 568. Met gave zegels van den Schout en van den zijlmeester Tycoon Ysebrans in groene was.
20-R De Burgemeesters verklaren, dat Coep Praestinge, voor hem zelf en als momber van Gheert, Engbert, Griete en Wolter, kinderen van wijlen zijn broeder Claes Praestinge, benevens Johan Claesz. en Geertien Claesdochter, overgedragen hebben aan Heyn Evertsz. Bentinck en Ariaen, zijne vrouw, 2/3 gedeelten van het erve Praestinge, gelegen in de Oostwijk in de vrijheid van Steenwijk, met verschillende tot dat erve behoorende stukken land.
Oorspronkelijk in inv. n°. 73. Met het beschadigd stads secreetzegel van zaken in bruine was.
21-R De Burgemeesters verklaren, dat Berent Praestinck aan Hendrick Evertsz. Bentinck en Ariaen, zijne vrouw, verkocht en overgedragen heeft het hem toebehoorende 1/3 deel van het in de acte van 10 April 1553, waardoor deze gestoken is (zie n°. 20), genoemde erve Praestinge c.a.
Oorspronkelijk in inv. n°. 73. Met beschadigd secreetzegel van zaken in bruine was.
22-R Johan van Tongeren, schout van Steenwijk, en Johan Claeszoen, schout van Paezeloe, verklaren, dat Henrick Eeversz. Bentinck en Ariën, zijne vrouw, aan de Burgemeesters van Steenwijk, ten behoeve der stad, overgedragen en verzet hebben het in den brief van 10 April 1553, waardoor deze gestoken is (zie n°. 20), genoemde erve en goed Praestinge en het erve Coeninge, onder conditie, dat deze overdracht en verzetting binnen 99 jaren mag worden ingelost en kwijtgekocht met 1800 goudguldens.
Oorspronkelijk in inv. n°. 73. Met de zegels van den schout Johan Claeszoen en van Arent Wolters in groene was. Het zegel van den schout Johan van Tongeren is verdwenen.
23-R Burgemeesters, Schepenen, Raden enz. bekennen aan Berent Praestingh te hebben verkocht eene jaarlijksche rente van 4 goudguldens uit de stadsdomeinen of -inkomsten.
Oorspronkelijk in inv. n°. 77. Het stads secreetzegel van zaken ontbreekt.
24-R Burgemeesters en Schepenen verklaren, dat Berent Praestingh aan de echtelieden Johan Jacobsz. alias Cueper én Cornelis Seynnendochter gerichtelijk verkocht en overgedragen heeft eene rente van 4 goudguldens, jaarlijks te ontvangen naar den inhoud van den koopbrief, "daer desen transfixbrieff duer gesteecken is" (zie n°. 23).
25-R De gemeene broeders van het St.-Anthoniusaltaar in de O.-L.-Vrouwekerk te Steenwijk schenken, ten behoeve van de herstelling en vernieuwing van de St.-Clemens-kerk aldaar, den kelk en hetgeen verder tot dat altaar behoort. Daarentegen nemen de kerkvoogden van de vervallen St.-Clemenskerk aan, jaarlijks op St.-Anthoniusdag op het H.-Cruisaltaar missen te laten doen voor de broeders en zusters, die in God verstorven zijn.
Afschrift op het voorlaatste blad van het stadboek in inv. n°. 61.
26-R De Burgemeesters zijn met Johan Louwe en andere schippers en turf kopers, die turf door de Aa vervoeren, overeengekomen, dat degene, die drek of ander afval in de Aa werpt, zal worden beboet, en dat de schippers jaarlijks uit hun midden twee personen zullen aanwijzen om hierop toezicht te houden en de overtreders aan de Burgemeesters bekend te maken. i
27-R Burgemeesters, Schepenen, Raden enz. bekennen aan jonkvrouwe Claes Helmkens te hebben verkocht eene rente van 18 goudguldens uit de stads "rentcamer, domeinen, landen, venen, incompsten, renthen ende goederen", losbaar met 800 goudguldens, welke gebruikt zijn tot reparatie van de vervallen kerk, zullende de aflossing, volgens eene overeenkomst met Henrick van Vyenden, secretaris van Campen, stiefvader van juffer Helrnkens, uitsluitend mogen geschieden met "enkele daelers vuer dato dieses breifs gemuntet".
Oorspronkelijk in inv. n°. 77. Met het aan den rand beschadigd stads secreetzegel in groene was.
28-R De Burgemeesters verklaren, dat Claes Jansen en Gheertien, zijne vrouw, aan Rickman Wulf s. als memoriemeester der memorie van O.-L.-Vrouwekerk binnen Steenwijk, ten behoeve der armen, geschonken en overgedragen hebben twee mudden roggepacht jaarlijks uit Henrick van Coverden's huis en stede, gelegen binnen de stad in de Vrouwenstraat.
29-R De Burgemeesters en de provisoren van het Lazersche huis hebben in bewaring van Wilm .... zer en Johan, zijne vrouw, gesteld de "oesterzijt" van dat huis en de met name genoemde tilbare goederen, welke zich daarin bevinden, onder voorwaarde, dat de eigen goederen van Wilm en Johan, na hun dood, in het huis moeten blijven. i
30-R Peter van Leuwarden, rentmeester in het land van Vollenhove en Kuenre, publiceert, dat alle St.-Maartens-liedende St.-Maartensgoederen, welke zij aan vrije personen hebben verkocht, belast of verzet, weder zullen terugbrengen tot de hoeven, waartoe die goederen behoorden, dat de plaats gehad hebbende verhuringen van St.-Maartensgoederen aan vrije lieden waardeloos zijn, dat die goederen slechts aan St.-Maartenslieden verhuurd mogen worden en dat de vrijen, die zulke goederen hebben gekocht, ze moeten teruggeven aan de verkoopers of hunne erfgenamen, die de door de huurders en koopers te lijden schade zullen vergoeden. i
31-R Johan van Ligné, graaf tot Arenborch etc., stadhouder van Friesland, Groningen, Overijsel en Lingen, stelt op last van Zijne Majesteit de grenzen vast tusschen de landen en venen van 1°. Steenwijk. Onna en Callencote t.e. en de Drentsche kerspels Havelte en Hesselte t.a.z., 2°. Steenwijk en Suitveen t.e. en Colderveen en Nieveen in Drente t.a.z., door welke scheiding de jaren lang tusschen die plaatsen gevoerde processen worden ontscheiden.
a. Afschrift in inv. n°. 63 lett. L
b. Afschrift in inv. n°. 539 lett. x.
32-R De provisoren van het melaatschenhuis hebben, op advies van de Schepenen, daarin opgenomen Johan Joachims, die bij zijne komst in het huis moet medebrengen een bed met toebehooren en jaarlijks zes goudguldens zal bijdragen in de onderhoudskosten van het huis. i
33-R Dirck Arentsz. van Duysborch en Geertruyt Thomas Costersdochter, vrouw van wijlen Albert Groten, zijn op verzoek van heer Oier Altz en anderen uit de gevangenis ontslagen en hebben gezworen, dat zij zich niet zullen wreken op Schepenen en Raden, de stadsdienaren, burgers en inwoners van Steenwijk, op straffe van eerloosheid, verbeurte van hals en lijf en onder borgstelling van hunne ziel en zaligheid. Bovendien beloven zij niet weder in de stad te zullen komen, tenzij de Burgemeesters er verlof toe geven. i
34-R Schepenen en Raden hebben overeenkomsten gesloten met Govert Wilms en andere personen aangaande de betaling, aan den rentmeester Peter van Leuwarden, van de pacht van landerijen van het erve Preistinge, welke de stad gedeeltelijk had verpand. Het contract met hem zal worden gewijzigd, indien de stad het erve weder met recht "conde vervorderen". i
35-R Pauwel Jacobsz. en Thijs Jansz. hebben, namens Schepenen en Raden, met heer Evert Stevens, vicaris van de Costersvicarie in de St.-Clemenskerk, en met Jacob Claesz. geruild twee stukken bouwland, gelegen aan de zuidzijde van het Zuider-loe, tegen twee stukken bouwland, liggende in het midden van het stads-loeland op den Steenwijkerkamp. i
36-R De gedeputeerden en gevolmachtigden van het kerspel Onna beloven, dat zij de stad in vriendschap of met recht zullen helpen "uthdragen" de quaestie, ontstaan tusschen die van Callencote t. e. en de stad Steenwijk met die van Onna t. a. z., belangende zeker veldveen en heide, waarover eene sententie tegen die van Havelte en Hesselte is gepronuncieerd. i
37-R De Schepenen zijn met Ide van Coevorden overeengekomen, dat zij Hillien Johan Egbertz. vrouw zal huisvesten en onderhouden, tegen eene vergoeding van lx/o Brab. stuiver van het Gasthuis,1 pond en een "deeltien" boter van de Memorie per week en drie voeren zwarte turf en vrije huishuur (van de stad). i
38-R Burgemeesters, Schepenen en Raden bekennen schuldig te zijn aan Govert Wilmsz. en Hille, zijne vrouw, 41 goudguldens, welke zij geleend hadden op bouwland van het erve Preistinge en die terugbetaald zullen worden met bovendien 3 gg. handgeld op Lichtmis (15)63, en 5 oort gg. voor de schade, welke Govert en Hille leden, doordien zij het geld sinds St. Laurens anno (15)61 hebben gemist. i
39-R Schepenen en Raden hebben aan Johan Hebelens gedurende 12 jaren verhuurd het reeds door hem bewoonde huis, staande achter de oude raadhuisstede, voor 2 Philippusguldens per jaar en de verplichting om het huis wand- en dakdicht te onderhouden en het met gesneden latten te laten verdekken.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 19. i
40-R Schepenen en Raden zijn met Wicher Bentinck overeengekomen, dat zij jaarlijks 4 goudguldens rente zullen betalen van de 67 goudguldens, die Wicher aan de stad op Preistingewoert heeft geleend, en zulks totdat de verpachting, van de woerd door den rentmeester te Vollenhove eindigt. Daarna zal de stad hem de hoofdsom, verminderd met eene boete van 2000 steenen, die Wicher's zoon aan de stad heeft verbeurd, teruggeven.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 24 verso. i
41-R Schepenen en Raden leenen aan de molenaars Frans van Vollenho en Henrick Altz. opnieuw 25 enkele Philippusguldens, onder de conditiën, vermeld in een bezegelden brief dd. 1517 op St.-Gallendag (October 16), van welk bedrag de stad jaarlijks op St. Peter ad Cathedram (Februari 22) zal ontvangen 2 goudguldens uit den molen en de molenstede, staande en gelegen aan den Steendijk buiten de Woldpoort. i
42-R Heer Johan Claesz. heeft aan den Burgemeester bekend gemaakt, dat Grete Zemmen in haar uterste" vijf goudguldens per jaar heeft gelegateerd aan Anna. de natuurlijke dochter van haar zoon Johan Wolters, en, daar men Anna in een klooster te Haarlem wil "bestellen", hebben Schepenen en Raden goedgevonden, dat de l, 2 of 3 goudguldens, welke boven het legaat aan Anna's kleeding worden besteed, genomen worden van het geld van de echte kinderen van mr. Johan Wolters, opdat Anna geholpen worde "ende op gheen dwaalwech" komt.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 26. i
43-R De deken mr. Frederick Blessinck en Schepenen en Raden hebben, met ingang van Mei e.k., gedurende twee jaren, Wilhelmus ten Tye aangenomen tot rector van de school. Hij zal met mr. Henrick Halewech of een anderen ondermeester de school en het koor naar behooren "verwaeren", en daarvoor genieten 20 goudguldens per jaar, de helft te betalen door het kapittel en de helft door de stad.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 26. i
44-R Johan van Ligne, graaf toe Arenborch etc., stadhouder van Friesland, Groningen, Overijsel en Lingen, stelt, op verzoek van de ingezetenen en geërfden van Giethoorn en van Dinxterveen, na oculaire inspectie, ter plaatse door hem met den Drost van Vollenhove, Johan Sloet, ingesteld, en op het rapport der commissarissen de limieten vast van de schoutambten 1°. van Steenwijck, waarin Suitvhene gelegen is, en Wannepervhene waartoe Dinxtervhene behoort; 2°. van Steenwijk en Ghiethoren; 3°. van Wannepervhene en Ghiethoren, met dien verstande, dat een ieder in zijn recht op den erfgrond onverkort zal zijn en blijven.
a. Afschrift in inv. n°. 63 lett. l.
b. Afschrift in inv. n°. 539 lett. x.
45-R Schepenen en Raden enz. hebben voor 400 goudguldens aan Berent ten Broecke en Femme, zijne vrouw, verkocht het huis met stede, dat tot nu toe het raadhuis van Steenwijk was, met een bolwerk, gelegen bij de H.-Geestpoort, bezwaard met 2 grunzen heerenpacht, 3 goudguldens aan de Karthuizers te Sonnenberch en 6 goudguldens en 3 Philippusguldens aan Aleidt ten Broecke, alles per jaar. De koopers zullen de schuld aan Aleidt aflossen, de daarvan bestaande bewijzen aan de stad teruggeven en de hoofdsom korten aan de koopsom van het huis. i
46-R Burgemeesters, Schepenen en Raden enz. zijn met mr. Berent ten Thoren en Johan Preistinck overeengekomen, dat de gang aan de noordzijde van het oude raadhuis 5 voeten breed zal blijven en mandeelig gebruikt worden bij de huizen van mr. Berent en Johan voornoemd, bij het door Johan Hebelens bewoonde perceel (van de stad) en bij het gewezen raadhuis. i
47-R Pauwel Jacobsz. heeft "in den opslach" voor 73 goudguldens van de stad gekocht het huis en stede, staande en gelegen aan de oostzijde van het oude raadhuis, als huurder bewoond door Johan Helebens, met een bolwerk en 8 voeten dijk bij de Eysvenerbrug.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 32 verso. i
48-R Mathias Jansz, heeft, namens Schepenen en Raden, aan Evert Evertsz. Bentinck gedurende vijf jaren verhuurd zeker hoog en wit veenland, gelegen in de Wester Zuytvenen, om het toe te maken; te hakken, te "cleenen" en te bezaaien, waarvoor de huurder aan de stad zal afstaan in het eerste jaar de zesde garve en in de vier volgende jaren telkens de derde garve. i
49-R De Gedeputeerde geërfden van Bluxiel hebben in tegenwoordigheid van 4e burgemeesters Thiman Isebrants en Mathias Jansz. aan den zijlmeester Johan Rotgersz. opgedragen, om van Michiel Hofmans 100 guldens te leenen, omdat zij wegens gebrek aan geld anders niet kunnen voldoen aan het verlangen van Dijkgraaf en Heemraden van Vollenhove, om de zijl en het verlaat vóór 3 December e. k. te herstellen. i
50-R De Burgemeesters verklaren, dat Gheert Egberts en zijne vrouw Elsien verkocht hebben aan Fenne, weduwe van Luetgen Luetgenszoon, 1/3 van de 1 1/2 goudguldens jaarlijksche rente, die aan de verkoopers toekomt uit zaligen (Jacob) Henricks Ryken huis en stede, gelegen binnen Steen(wijk) aan de H.-Geestpoort bij den wal.
Oorspronkelijk in inv. n°. 308. Het stadszegel ontbreekt.
51-R Schepenen en Raden hebben beloofd Berent ten Thoren, als kooper van het huis met stede achter het oude raadhuis, te zullen vrijwaren tegen den hinder en de schade, die hem door zijn buurman Goert Rippers ter zake van eene gang zou kunnen worden aangedaan. Ook beloofden zij Berent behulpzaam te zijn, dat zijn getimmerte zóó na aan Goert's huis mag staan, als zij met recht kunnen verantwoorden.
Aanteekening in inv. n°.' l, fol. 32 verso. i
52-R Thiman Isebrants, Berent ten Thoren, Johan Lubberts en Lubbert Egberts hebben, daartoe door Schepenen en Raden enz. gecommitteerd, aan mr. Jacob van Buttinga en Johanna, zijne vrouw, voor 12 goudguldens verkocht een "steetien", gelegen achter het stuk "hoeves" in Buermaniënhof, dat hij van Egbert Berents kocht. De koopsom zal worden betaald op St. Johannes midzomer (Juni 24) e. k. i
53-R Mr. Frederick Blessinck en 15 andere Gedeputeerde geërfden van Zuidveen verklaren, dat zij hunne medegedeputeerden Johan Stonebrink, Dirck Coenersz., mr. Jacob van Buttinga en Wicher Volkers schadeloos zullen houden van het accoord, dat deze namens alle Gedeputeerden den 7en September 1564 over de kosten van een proces met de Gedeputeerden van Callencote sloten, en waarvoor zij zich zelf en hunne goederen hebben verbonden.
Afschrift in inv. n°. 1, fol. 35. i
54-R Schepenen en Raden hebben in den opslag erfelijk aan Wessel Jacobsz. verpacht de twee veldjes, liggende aan de Varckenweide over de brug, die strekt naar het Verlaat, tegen betaling van eene jaarlijksche erfpacht van 4 1/2 goudguldens en het onderhoud van den dijk, beginnende eene roe van af de brug tot aan den Oïersdijk.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 36. i
55-R Schepenen en Raden hebben Johan Claesz. van Havelte en mr. Jacob van Buttinga aangesteld tot mombers over hun krankzinnigen burger Johan Cost, en zulks op verzoek van Anna, weduwe van Johan Verhel, en Johan Verhel Henricksz. van Aemsfort voor zich en zijne bij Marriën Cost verwekte kinderen, ten einde hen in de gelegenheid te stellen de door hen, mede uit naam van genoemden Johan Cost, verkochte Meenbeke te Steenwijkerwold gerichtelijk te kunnen overdragen. i
56-R De Hoofden, Tresorier-generaal en Gecommitteerden van de domeinen en financiën van Zijne Majesteit vergunnen Servaes van Renoy, rentmeester van Vollenhove, om Burgemeesters, Schepenen en Raad van Steynwijck, onder zekere conditiën - o, a. betaling eener jaarlijksche recognitie van 6 van 40 gr. Vlaamsen -, weder in het bezit te stellen van het hofhorige erve Preistinge of Coninge, dat de stad in 1553 van Coep Preistinge c. s., zonder toestemming van den toenmaligen rentmeester van Vollenhove Pieter van Leeuwarden, had gekocht en dat, daar het binnen "gebuerlicken" tijd, na het overlijden van Preistinge in 1560, naar St.-Maartensrecht, voor den hofrichter niet was "uytgegaen", aan Zijne Majesteit was vervallen.
a. Oorspronkelijk, in inv. n°. 73. Geteekend: Ch. v. Barlaymont, G. Schets, J. Damhoudere en A. van Loo.
b. Afschrift in inv. n°. 63 lett. n.
c. Afschrift in inv. n°. 539 lett. z.
57-R De "erfsaten" van de oosterkluft van Zuitveene, de geërfden tusschen het kleine en het groote Conixveen en de geërfden tusschen het groote Conixveen en het Gasthuisveen aldaar zijn, ten overstaan van den Schout en de Burgemeesters, overeengekomen hunne venen boven "die stouwe" tot aan de Drentsche palen te meten en te verdeelen. i
58-R Berent ten Broeke en Femme, zijne vrouw, die de renten, waarmede het door hen den 7en November 1564 gekochte (oude raad)huis, ten behoeve van Alèid en Grete ten Broeke was bezwaard, nog niet hadden afgelost, zooals zij volgens het koopcontract verplicht waren, hebben in den Schependom voor Schepenen en Raden aangenomen om uiterlijk in Mei 1570 aan die verplichting te voldoen en de betrekkelijke rentebrieven in te leveren, waarvoor zich Dirck Coenersz. heeft borg gesteld en zij al hunne goederen hebben verbonden.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol.- 40. i
59-R Servaes van Renoy, als gecommitteerde rentmeester in het land van Vollenhove, heeft de stad weder in het bezit gesteld van het erve en goed Preistinge, en zulks ingevolge een conjsentbrief van de Hoofden, Thesaurier-generaal en de Gecommitteerden van de domeinen en financiën des Konings dd. 9 November 1566, en naar den inhoud van een brief, door Servaes zelf onderteekend en bezegeld, dd. Januari 1567, mits dat Schepenen en Raden den rentmeester in het ambt van Vollenhove als hofrichter erkennen en een sterfman voorstellen.
Aanteekening- ia in v. n°. l, fol. 41. i
60-R Schepenen en Raden enz. hebben aangenomen den reversbrief van de 6 Carelsguldens, welke de stad wegens "versumenisse" jaarlijks uit het erve Preistinge moet betalen, en de obligatie van 400 Carelsguldens, welke zij aan (den rentmeester) Servaes van Renoy wegens zijne vacatiën en voorschotten verschuldigd zijn, te passeeren en te bezegelen.
Aantekening in inv. n°. 1, fol": 40 verso. i
61-R Mr. Frederick Blessinck, deken van het Kapittel, en Schepenen en Raden nemen mr. Bartholomeus Wybesz. aan tot rector. Hij verbindt zich om met een ondermeester school te houden en het koor door den ondermeester te doen "verwaeren" tegen eene belooning van 30 goudguldens per jaar, waarvan het Kapittel en de stad ieder de helft zullen betalen. Bovendien zal hij van het Kapittel één dagwerk en van de stad zeven voeren turf ontvangen en kosteloos drie koeien op de Meente mogen "slaen".
Oorspronkelijk in inv. n°. 1, fol. 42. Onderteekend door Frederick'Blessinck, Bartholomeus Wybesz. en den secretaris Sighherus ter Stege. i
62-R Schepenen en Raden oorkonden, dat zij aan Claes Winters en Machtelt. zijne vrouw, verhuurd hebben de hofstede van Preistinge-erve, gelegen in de Oostwijk, met de opdrift op de Oostermeente van eigen koeien, den Dynselakker en nog twee andere stukken bouwland, alles gedurende 6 jaren, voor 9 goudguldens per jaar. Bovendien zijn de huurders verplicht jaarlijks te betalen aan den rentmeester te Vollenhove 8 mudden min een schepel rogge, 9 mudden min een spint haver en 24 grunzen; aan de voogden van de St.-Clemenskerk een kan basters" en aan de "Celebrantpriesters" een schepel rogge, waarvoor zich borg hebben gesteld Claes Gheerts Hiddinck en Gheert Brauringe.
Oorspronkelijk in inv. n°. 1, fol. 43 verso. Met de handmerken van Claes Winter en Grheert Brauringe en de handteekeningen van Claes Gbers en van den secretaris Sigherus ter Stegfae. i
63-R De Deken van het Kapittel en Schepenen en Raden hebben mr. Henricus Hilbrechts Hoyarianus van Mei 1568 tot Mei 1569 aangesteld tot rector dor scholen op de met zijn voorganger op 4 April 1567 overeengekomen voorwaarden, behalve dat de jaarwedde is verminderd tot 26 goudguldens.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 48.
64-R Johan Cijszoon heeft van Burgemeesters, Schepenen en Raden aangenomen het onderhoud van den dijk op den Santwech. strekkende naar de Giethoornsche brug, toebe-hoorende aan de geërfdenx van de Westerkluft, die hem daarvoor jaarlijks, ongeveer eene maand na St. Odulphi (Juni 12), zullen betalen naar ieders bezit aan opslagen, namelijk van een halven opslag 3 penningen, van een heelen opslag 1/2 blank, van twee opslagen 1 blank enz.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 48 verso.
65-R Schepenen en Raden zijn met Dirk Rotgers geaccordeerd, dat hij het stuk land van het erve Preistinge, door hem en zijn broeder Johan in 1554 van de stad gepacht, in gebruik zal houden tot St. Laurens (Augustus 10) 1573.
Tot dien dag zal de stad onbezvvaard blijven van de op dat land geleende 39 goudguldens, namelijk 26Philippus guldens, waarvoor het door (den vorigen bezitter) Claes Preistings ten behoeve van Johan Arendtsz. werd verbonden, en 15 florenen en 22 stuivers, welke Johan en zijn broeder Dirk aan de stad verstrekten. Na afloop van de huurjaren zal dit accoord vernieuwd of de schuld, verminderd met l 1/2 goudgulden boete, die Johan Cueper aan de stad verbeurde, afgelost worden.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 49 verso.
66-R Thiman Blessinck, als gemachtigde van den Deken mr. Frederick Blessinck, en Schepenen en Raden hebben mr. Joannes Holm van Campen aangenomen tot rector der scholen. Behalve de inkomsten, aan zijn voorganger op 8 April 1568 toegekend, zal hij genieten eene woning in de school en het accidenteele schoolgeld.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 50. Onderteekend: Johannes Holmius Campensis.
67-R Schepenen en Raden hebben, in overleg met de Meente en de Minnermeente, aan het convent Dickeninge de rechten verleend van de burgerschap in den opslag der Meente, en zulks omdat het convent in de Onnigerstraat eene stede heeft gekocht en bezig is daarop een huis te timmeren, dat bestemd is om er koorn in te bewaren "ende andersins tot oiren noettruft ende orber" te worden gebruikt.
68-R Johan Stonebrinck heeft aangenomen om voor St. Maarten (November 11) e. k. in handen van de Burgemeesters te stellen eene verklaring van den Drost van Vollenhove, dat Johan Cost wegens krankzinnigheid uit de gevangenis werd ontslagen en dat hem daarom de aan Z. K. Majesteit verbeurde breuke (wegens den doodslag, begaan aan Femme, vrouw van Berent ten Broeke) werd kwijtgescholden. Bij gebreke van deze verklaring wil Stonebrinck de boete, die Cost aan de stad schuldig is, zelf betalen, terwijl Gherryt van der Hell gerichtelijk heeft beloofd hem eventueel schadeloos te zullen stellen.
69-R Gheert Luytgensz., schout van Steen(wijk), oorkondt, dat Luytgen ten Tye en Grete, zijne vrouw, hebben verkocht aan Jan Janszoen en Grete, zijne vrouw, eene jaarrente van 26 1/2 Brab. stuivers uit verkoopers aandeel in het erve ten Campe, gelegen op Steenwijckerwold, en uit de stede, waarin verkoopers wonen, aldaar bij den Ty gelegen, losbaar met 10 goudguldens en 10 Philipsguldens, respectievelijk van 28 en 25 Brab. stuivers het stuk.
Oorspronkelijk in inv. n°. 308. Met de zegels van den Schout en van Jan Hendrixs.
70-R De Schepenen, hebben met advies van den Raad, die van de Westwijk vrijgesteld van de breuke, waarin zij, wegens het vernielen van de door de zijlmeesters per abuis bij Noyscamp gestoken zoden, waren vervallen. Verder hebben zij verklaard, dat de stad het veld van Noyscamp tot aan de Scholprite, achter Johan Oyers huis, van ouds tot behoef van de burgers voor zich heeft behouden en dat de Westwijkers aldaar geen ander recht hebben daneene overdrift naar hunne landerijen.
71-R De Deken van het Kapittel, Schepenen en Raden en de voogden van de St.-Clemenskerk vergunnen aan heer Evert Stevensz., om zich een jaar lang te Deventer te vestigen, mits dat hij "de opspraeke van devolut oft anders", welke tijdens zijne afwezigheid op de "Costeriën-vicarie" mocht worden gedaan, voorkomt of schadeloos afdoet en daartoe op zijne kosten terugkomt, en indien hij niet terugkomt, zal hij van de vicarie vervallen zijn ; welke voorwaarden heer Evert aanneemt met belofte den dienst van de vicarie en costerie, in zijne afwezigheid, door een anderen priester te doen waarnemen.
72-R De Gedeputeerde geërfden van Bluxiel hebben aangenomen Ffrederick Luetgensz. te vrijwaren en schadeloos te ontheffen van de "toespraeke" en procedure, tegen hem door de voormalige gezworens en heemraden (in 1568) Johan en Harmen van Echten ingesteld.
73-R Schepenen en Raden hebben in den opslag, met advies van de Meente, aan Pauwei Jacobsz. erfelijk verpacht de zuidelijke helft van Polmanshof, gelegen buiten de Woldpoort over de sloot of "den nyen Wyert", op voorwaarde, dat hij jaarlijks op St. Martijn (November 11) aan de stad betaalt twee goudguldens en een stuiver en dat hij langs de Aa eene strook grond tot een lijndepad laat liggen.
74-R Schepenen en Raden hebben aan Gheert Braurinck gedurende zes jaren, ingaande Mei 1572, verhuurd het erve Balters, gelegen in de jurisdictie der stad, met het recht van opslag op de Meente van de beesten, die hij 's winters stalt, tegen eene jaarlijksche pacht van 34 goudguldens, betaling van de heeren- en kapittelpachten, l5 1/2 mudden rogge, 2 l/2 mudden haver en 3 goudguldens en 31 Vlaamsche plakken, waarmede het erve bezwaard is, en bovendien nog zekere verplichtingen ten aanzien van het onderhoud van het erve.
75-R Schepenen en Raden hebben aan Albert Trippenhouwer en Luetgen, zijne vrouw, opnieuw het door hen verbeurde recht van opslag verleend, tegen de belofte door de begenadigden en hun zoon Claes gedaen, dat, indien zij de Meente opnieuw misbruiken, niet slechts de opslag maar ook de opgeslagen beesten verbeurd zullen zijn. Voor de nakoming dezer belofte hebben zij hun huis en hof, staande en liggende binnen de stad aan den Vrijthoff, verbonden.
76-R Schepenen en Raden hebben aangenomen Ffrederick Luetgens persoonlijk te zullen vrijwaren en schadeloos houden van den borgtocht, welken hij op hun verzoek met anderen gesteld heeft voor de restitutie van de door de stad van jongen Johan Huegen, als momber van Gheert Huegen's weeskind, opgenomen 50 goudguldens.
77-R Johan Coepsz. en Ffrederick Luetgensz. hebben, als mombers van het kind van wijlen Johan Jelysz. en Aleydt Luetgens, met toestemming en in tegenwoordigheid van de schepenen Berent ten Thoren en Abel Hillebrantsz., aan Peter Hillebrants verkocht een stuk veengrond, gelegen in Zuidveen, voor 330 goudguldens, te betalen in vier termijnen, den laatsten op St. Maarten 1575. Daarna zal de gerichtelijke overdracht plaats hebben.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 67.
78-R Peter Hillebrants heeft gerichtelijk aangenomen Wessel Jacobs te vrijwaren en schadeloos te houden van den borgtocht, welken hij met Ffrans Woltmans voor de betaling der kooppenningen van het in n°. 77 genoemde stuk veengrond heeft gesteld.
Aanteekening in inv. n°. 1. fol. 67.
79-R Schepenen en Raden enz. approbeeren en ratificeeren de door hunne gedeputeerden Abel Hillebrahts en mr.Zigher ter Steghe gedane "onderscrivinge van de borchtael van die betalinge van twie vaenen rueteren voor twie maenden", die de stadhouder, de graaf van den Bergh, van de onder zijn gouvernement ressorteerende Geldersche en Overijselsche steden had verzocht. Ook beloven zij alles wat Abel en mr. Zigher en vóór hen Berent ten Thoren en mr. Jacob van Buttinga te dier zake hebben verricht, elkander te helpen "uuthdragen", en dat zij de vier genoemde Gedeputeerden daarvan schadeloos zullen "ontredden".
80-R Schepenen en Raden enz. zijn onderling overeengekomen, dat zij "voor ditmael gluupelick ende gracelick met die stadtbroeken zullen handelen en dairmede dissimulieren oft dieselve uuthstellen oft continuieren soe vuele des die gelegenheit ende noeth eischet", aangezien in de verleden troebelen vele moedwilligheden zijn voorgevallen, die, als ze nu openbaar werden, ongetwijfeld kwaad en zwarigheden zouden tengevolge hebben, zij bovendien allen "in gratie sindt opgenomen" en de meeste breukplichtigen bannelingen zijn.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 71.
81-R Warner ten Broecke, Gheert Reynen, Hans Harmens, de vrouw van Martijn Fockinck, Aleidt, de weduwe van Jacob Roelefs, en Peter Peters hebben voor Schepenen de vorderingen wegens het onderhouden van soldaten, welke zij volgens de rekeningen der Gedeputeerden van de "gemeenheit" bezitten, overgedragen aan mr. Lambert Arents.
82-R Schepenen en Raden zijn met Johan Smeynge, die melaatsch bevonden is en zich daarom uit de gemeenschap moet terugtrekken, overeengekomen 1°. dat hij in den melaatschen hof bij Hoegewateren een huis zal bouwen ter waarde van 50 goudguldens, waarin hij met zijne vrouw Geertruydt alléén en levenslang zal wonen; 2°. dat Johan voor zijn persoon geene belastingen, schattingen en andere lasten zal betalen en voor zijne in de stadsjurisdictie gelegen onroerende goederen niet, zoolang er geene generale schattingen door de heeren van den lande of door de stad op worden uitgezet; 3°. dat het door Johan te bouwen huis na het overlijden van hem en zijne vrouw bestemd zal blijven tot huisvesting van andere melaatschen of armen, ter dispositie van Schepenen en Raden.
83-R (Schepenen en Raden) hebben, ingevolge de overeenkomst van 4 November en het door den Stadhouder en Kanselier en Raden verleende octrooi, voorloopig voor den tijd van acht jaren, verpacht het achterslag van de Meente in perceelen aan Johan Berentsz., Ffrederick Luetgensz., Warner ten Broeke, Luetgen ten Thoren, Johan Rotgers Cueper, Johan Roelefsz. en Peter Dircksz., te zamen voor 1500 goudguldens.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 74.
84-R Schepenen en Raden verlengen tot 1578 het met Claes Winters en Machtelt, zijne vrouw, gesloten huurcontract van het erve Preistinge.
Oorspronkelijk in inv. n°. 1, fol. 75. Onderteekend door de borgen Lubbert Egberts en Claes Grhertsz. Hiddinck en door den secretaris Zigher ter Steghe.
85-R Schepenen en Raden hebben met Johan Blessinck de wijze geregeld, waarop aan zijne moeder (Femme Johan Claesdochter) de 8 1/2 goudguldens, welke zij te kort is gekomen van de servitiën der in den verleden zomer gebilletteerde ruiters, zullen worden vergoed, en tevens verklaard te zullen letten op de vergissing, welke in haar nadeel in de rekening van de contributiën ten behoeve van de geuzenknechten is begaan.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 76.
86-R De heeren van het Kapittel en de Schepenen hebben mr. Lambert Meynartsz. van Esens van Mei 1574 tot Mei 1575 aangenomen tot rector der school, op eene vaste bezoldiging van 24 goudguldens en 8 voeren turf, half te betalen door het Kapittel en half door de stad. Bovendien zal hij genieten vrije woning in de school, elke drie maanden vijf stuivers leergeld van de "clercken", die de groote grammatica beoefenen, van het andere schoolgeld een halven stuiver meer dan de ondermeester en de helft van alle toevallige schoolgelden.
Aantekening in inv. n°. 1, fol. 77 verso.
87-R (De heeren van het Kapittel en de Schepenen) hebben Dirck Ghertsz. aangenomen tot ondermeester en om met zijn vader het koor te "verwaeren" van Mei 1574 tot Mei 1575, tegen eene belooning van 12 goudguldens, te betalen door het Kapittel en de stad. Bovendien zal hij van iederen jongen, die de groote grammatica niet leert, genieten twee stuivers per drie maanden en voorts de helft van de toevallige schoolgelden.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 77 verso.
88-R Thiman Blessinck heeft toegestaan, dat de 13 goudguldens, welke Schepenen en Raden aannamen te betalen aan mr. Lambert Arents voor verteringen, ten huize van Aleidt, weduwe van Jacob Roelofs, gemaakt door soldaten, die aldaar door den Deken mr. Frederick Blessinck waren besteed, mogen strekken in mindering van hetgeen de stad aan mr. Frederick schuldig is wegens de doorgraving van "Blessingeveltien". Indien mr. Frederick hiertegen bezwaar mocht maken, dan zal Thiman zelf deze 13 goudguldens aan de stad vergoeden.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 78 verso.
89-R De Schepenen zijn met Pauwel Jacobs, Dirck Rotgers, de mombers van de kinderen van Johan Remmels en met mr. Zigher ter Steghe overeengekomen, dat zij de aan de stad op verschillende perceelen geleende geldsommen respectievelijk zullen verhoogen tot 75, 50, 100 en 50 goudguldens, te betalen op of 14 dagen na St. Maarten (November 11) e. k.
90-R Burgemeesters, Schepenen en Raden bekennen, dat zij de verzetting van een mud bouwland van het erve Preistinge, gelegen op den Steenwijkerkarnp, aan Dirck Rotgers met vier jaren, aanvangende op St. Laurens (Augustus 10) 1575, hebben verlengd, en dat Dirck de vroeger op dat land aan Steenwijk geleende 37 1/2 goud guldens tot 50 ggl. heeft verhoogd.
Oorspronkelijk op papier in inv. n°. 77.
91-R Luetgen ten Broeke heeft zich persoonlijk borg gesteld voor de eventuëele namaning van de 100 goudguldens, die de stad aan Ffoyse, weduwe van Arendt Wolters, en aan haar zoon Coene Henricks betaalde tot inlossing van vier dagmaten oeverland, behoorende tot Preistinge, gelegen in het gericht van Giethoorn, welk land voor dat bedrag aan Arendt Wolters was verpand.
92-R De Schepenen hebben, ten behoeve van de stad, aan Gheert Coninges en Martijn Micheels, gedurende 12 jaren, voor 168 goudguldens verpand vier dagmaten land genaamd Preistingeoever, gelegen in het gericht van Gijthoeren; welk land vroeger jarenlang aan Arendt Wolters verpand was.
93-R De Schepenen hebben aan Warner ten Broecke en aan Ariaen, zijne vrouw, gedurende 10 jaren voor 120 goudguldens verzet het land, genaamd "de Preistingewuert", gelegen in de Oostwijk in de jurisdictie van Steenwijk. Van deze 120 goudguldens zullen zij het geld, dat Wicher Bentinge aan de stad leende, terugbetalen en de rest aan den thesaurier overhandigen. De huur, die de weduwe en kinderen van Bentinge nog aan de wuert hebben, zal Ten Broecke moeten gestand doen.
Aantekening in inv. n°. 1, fol. 80 verso.
14 Stad Steenwijk tot ca. 1811
2. Inventaris
2.8. Regestenlijst
93-R
De Schepenen hebben aan Warner ten Broecke en aan Ariaen, zijne vrouw, gedurende 10 jaren voor 120 goudguldens verzet het land, genaamd "de Preistingewuert", gelegen in de Oostwijk in de jurisdictie van Steenwijk. Van deze 120 goudguldens zullen zij het geld, dat Wicher Bentinge aan de stad leende, terugbetalen en de rest aan den thesaurier overhandigen. De huur, die de weduwe en kinderen van Bentinge nog aan de wuert hebben, zal Ten Broecke moeten gestand doen.
Aantekening in inv. n°. 1, fol. 80 verso.
Date:
1574 November 26.
NB:
Zie nos. 23 en 40.
Organisatie: Gemeentearchief Steenwijkerland
last modification 10-08-2023
94-R (De Deken van het Kapittel en Schepenen en Raden) hebben mr. Lambert Meynerts van Ezens zoon, als rector, en mr. Dirck Geerts tot Mei 1576 in den schooldienst gecontinueerd op de den 27en Februari 1574 overeengekomen voorwaarden, behalve dat aan mr. Dirck meer voordeelen worden toegekend, namelijk de woning in de school, 2 goudguldens voor de verzorging van het koor, 6 voeren turf meer, dan hem bij de vorige overeenkomst waren toegekend, het halve "brevegelt" en de helft van het schoolgeld van de uitheemsche onder hem zittende of Duitsch leerende scholieren.
95-R Berent ten Thoren, die in 1571 borg werd voor de restitutie van 100 daalders, die Thiman van Ens aan de stad voor de opgraving van de Aa leende, heeft aflossing dezer schuld verzocht, maar is daarna met Schepenen en Raden overeengekomen, dat de stad de 100 daalders nog één jaar zal behouden en dat hij uit de Vroedschap één lid mag kiezen, die zich persoonlijk voor de restitutie moet verbinden. Berent heeft daarop Jacob Claesz. gekozen, die de borgstelling heeft aangenomen op verzoek van Schepenen en Raden en de Meente, die wederkeerig beloofd hebben Jacob en zijne erfgenamen voor mogelijke schade te zullen vrijwaren.
96-R De Deken (van het Kapittel) en Schepenen en Raden hebben mr. Joannes Hartcamp met ingang van Mei e. k., gedurende zes jaren, aangesteld tot rector der scholen tegen een vast salaris van 30 goudguldens en 12 voeren turf per jaar, te betalen en te leveren half door de stad en half door het Kapittel. Hij mag de woning in de school betrekken, doch, zoo hij dit niet wenscht te doen, zal zij ter beschikking van den ondermeester zijn. Het schoolgeld van de kinderen van burgers en de toevallige baten zal hij met den ondermeester deelen, maar als hij van uitheemsche jongens, die latijn leeren, een hooger leergeld kan bedingen dan zijn voorganger genoot, zal de ondermeester daarvan niet meer genieten dan de helft van hetgeen de inheemschen betalen.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 84.
97-R (De Deken van het Kapittel en Schepenen en Raden) hebben mr. Dirck Gheerts van Mei 1576 tot Mei 1577 in den schooldienst bevestigd, onder conditie dat zijn vader het koor blijft verzorgen.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 84.
98-R Schepenen en Raden zijn met Heyno Bentinck, Johan Hoevinck en Mathijs Mouwe, gedeputeerden en volmachten van de geërfden en ingezetenen van Onna. overeengekomen, het graven van turf door Jan Berents Hartcamp, over den Swartenweg in het veld, dat bij sententie aan Steenwijk, aan Callencote en aan Onna "te mande" is toegewezen, te beletten en de kosten van de processen, die hiervan het gevolg zullen zijn, samen te dragen. Verder hebben zij besloten, dat na de beslechting van het geschil het quaestieuse veld tusschen Steenwijk en Onna mandeelig zal blijven en dat de mandeelige venen, "dair men cluyn inne vyndet", zullen worder/verdeeld. Voor de nakoming dezer overeenkomst heeft, ten behoeve van die van Onna Jacob Alberts zijn persoon en zijne goederen verbonden
99-R Johan Hoevinck en Heyno Bentinck hebben voor zich en voor hunne consorten beloofd Jacob Albertsz. van den in n°. 98 bedoelden borgtocht te zullen vrijwaren en schadeloos houden en voor de nakoming dezer belofte hunne bezittingen verbonden.
Aantekening in inv. n°. 1, fol. 85 verso.
100-R Schepenen en Raden enz. zijn na herhaalde bijeenkom sten en besprekingen over de verbetering van de Meente en den koop van het erve Bentinge overeengekomen: 1°. dat zij den eersten koop van het erve zullen afslaan en zullen blijven bij de "vertichnisse ende quijtscheldinge, die Thiman Rijssen van den opslach der Meente ende des veldes den ersten Decembris lestleden heft gedaen, ende bij die limitatie", bij contract met hem geregeld; 2°. dat zij op de twee eerstvolgende Meidagen telkens één termijn zullen betalen van hetgeen zij voor de "vertichnisse der opslagen" beloofd hebben en dat het daarvoor benoodigde geld boven het gewone "opbarninggeld" zal worden ingevorderd en dat daarna de derde termijn van betaling zal worden vastgesteld; 3°. dat voortaan het bezit van een vollen opslag recht zal geven op het opslaan van twee paarden, twee koeien en twee "jairigen" (één-jarige beesten) met gevolg van veulens en kalveren.
101-R Schepenen en Raden enz. hebben, naar aanleiding der resolutie van Ridderschap en Steden, dat de kleine steden op den 25en dezer maand te Yollenhove te kennen zullen geven, of zij George van Lalaing, graaf toe Rennenborch, als Stadhouder willen aannemen of weigeren, besloten, het verlangde antwoord "dragende" te houden, en indien zij daarmede niet mogen volstaan, den Graaf als Stadhouder en Gouverneur van Overijsel te erkennen. Voorts hebben zij Berent ten Thoren, Abel Hillebrants, Johan Bruyns en Sigher ter Steghe gecommitteerd om dit besluit op den bestemden dag te Vollenhove over te geven.
102-R De Zijlmeesters van de Steenwijkerzijl verkoopen aan Coep Coeps en Marie, zijne vrouw, twee kleine "veltiens", gelegen aan het Vollenhoofsche diep bij de Zijl aan Blomersweide, welke vroeger tot Blomerswerff hebben behoord.
103-R Burgemeesters, Schepenen en Raden enz. hebben, op rescriptie van den Gouverneur-generaal Aartshertog Mathias van Oostenrijk en met toestemming van den Stadhouder Georg van Lalaing, aan de gereformeerde burgers tot het onderhoud van predikanten, schoolmeesters, koster en kerken afgestaan de inkomsten van de pastorie der Vrouwenkerk en van de St.-Eloysvicarie in de St.-Clemenskerk. onder conditie, dat ze zullen worden beheerd door twee administrateurs. De burgers hebben daartoe voorgesteld Johan Claesz. van Elsloe en Harmen Henriks Hoedemaeker, die zich deze keuze één jaar lang willen laten welgevallen en door Schepenen en Raden geadmitteerd zijn, mits dat zij aan het einde van het jaar aan de Schepenen rekening en verantwoording doen van hun beheer.
104-R Schepenen en Raden, de Meente en de voogden (van het Gasthuis) hebben het Gasthuis-oosterveen in Zuidveen verkocht in twee perceelen, namelijk de oostelijke helft met het daarop staande, door Henrick Tyen gehuurde huis en schuur, aan Roeleff Polman voor 658 goudguldens en de westelijke helft aan Warner ten Broeke voor 650 goudguldens.
105-R Mr. Joannes Hertcamp heeft aangenomen de gereformeerde school in de Gasthuiskerk, in het aanstaande jaar, naar de ordonnantie van de gereformeerde religie te "verwaeren" en te administreeren. De kinderen, die daartoe geschikt zijn, zal hij de beginselen van het geloof en van de latijnsche taal leeren, de "Duetschen" lezen en schrijven en de oudsten de duitsche psalmen. Zijne jaarwedde bedraagt 22 goudguldens benevens 12 voeren turf. Bovendien zullen hem eveneens van stadswege in dit jaar worden toegelegd 8 goudguldens, welke men, zoodra er kerkelijke beneficiën tot onderhoud van de school worden bestemd, met 10 goudguldens zal verhoogen en uit die beneficiën zal betalen.
Aanteekening in inv. n°. 1, fol. 95.
106-R Schepenen en Raden enz. beloven, dat zij elkander alle gemeene zaken, welke sedert den eersten Juni 11. in de stad zijn "beschicket ende uuthgerichtet" en hetgeen uit de belegering is voortgevloeid of zal voortvloeien, zullen helpen uitvoeren en voltrekken, dat de schulden, welke de stad tijdens de belegering maakte of nog zal maken, door de gansche burgerij, ieder naar zijne qualiteit, zullen worden afgedaan en dat zij eendrachtig doen zullen hetgeen tot de gemeene welvaart "orberlixt" zal zijn.
107-R Schepenen en Raden enz. hebben, omdat de kapiteins van het garnizoen weigeren koperen munt te ontvangen en verlangen, dat de soldaten bij de burgers uit den kost worden genomen, besloten ongeveer 900 Carelsguldens aan zilvergeld met een ankertje te stempelen en tot nadere kennisgeving op de dubbele waarde te stellen. Het verlies, dat hierdoor wordt geleden, zullen Schepenen en Raden enz. later aan de belanghebbenden vergoeden.
108-R Raad en Meente enz. zijn overeengekomen, dat met het gestempelde geld betaald mogen worden zoowel de vóór het besluit van 29 November aangegane schulden als die, welke daarna en gedurende de belegering zijn of zullen worden gemaakt.
109-R Wilhelm, prins van Oranje, graaf van Nassau etc., verbiedt en schaft, op verzoek van Burgemeesters, Schepenen enz., af de weekmarkten, die sedert eenige jaren aan de Oldenmerct door den schout Gheert Luetgens c.s. zijn ingesteld, en octroieert en beveelt voorts, dat Steenwijk in het genot zal blijven van de vrije vaart aan "den Steenwicker bluxiel om heure schepen aldaer te moghen houden, lossen, laden ofte winnen naer heur welgevallen".
110-R Johan Sloot, drost van Vollenhove en kastelein van de heerlijkheid Cuinre, oorkondt, dat Petertjen, weduwe van Coenraet Ellens, met haar man Claes Mensink en hare zoons Lambert, Gerrit en Coert Ellens hebben overgedragen aan Heinrich van Rossum de visscherij in de Steenwijker Aa, strekkende westwaarts aan de Kromme kolck en oostwaarts aan Fledderholt.
a. Afschrift in inv. n°. 63 lett. p.
b. Afschrift in inv. n°. 539 lett. bb.
111-R Overste Anthonie de Cocquel, hoofd van het garnizoen te Steenwijk, en Johan van den Clooster, drost van Vollenhove, hebben, als gemachtigden en gecommitteerden van den stadhouder Franqois de Verdugo, het stedelijk bestuur, dat van 1583 tot 1586 in functie was, ontslagen en nieuwe regenten aangesteld.
Aanteekening in inv. n°. 2, fol. 1.
112-R Overste Cocquel, hoofd en gouverneur van Steenwijk, heeft geordonneerd, dat de Drost en andere officieren in het land van Vollenhove, ieder in het hem aanbevolen ambt, zullen "verboden ende verscrieven" alle wagens en paarden, welke tijdelijk gerequireerd kunnen worden, ten ware het na het sluiten der poorten of op ontijden noodig is of de spoed van den dienst de "verscrievinge" niet toelaat, in welke gevallen de stad, die zelf niet wegens wagendiensten zal worden lastig gevallen, de wagens van hare burgers zal leveren, waarvoor dan die van de landschap (Vollenhove) eene vergoeding zullen geven ter discretie van de Schepenen.
113-R De Deken van het Kapittel en Schepenen en Raden hebben, met ingang van Jacobi a.s. (Juli 25), Frerick Jansz. aangesteld tot administrateur van de. stadsschool en tot bedienaar van het koor, onder de in de aanstelling genoemde verplichtingen en op eene jaarwedde van 20 goudguldens, 8 voeren turf en het genot van andere buitengewone profijten. Frerick heeft beloofd de hem opgelegde werkzaamheden te zullen verrichten en bovendien aangenomen het orgel, dat in de kerk mocht worden geplaatst, één jaar lang te bedienen zonder daarvoor afzonderlijk te worden beloond.
Oorspronkelijk in inv. n°. 2, fol. 12 verso. Onderteekend Frederyck Jansz.
114-R De Deken van het Kapittel en Schepenen en Raden hebben in plaats van Frederick Jansz. tot administrateur en bewaarder van de school en het koor aangesteld mr. Joannes te Waetter, op eene jaarwedde van 24 goudguldens benevens eene vrije woning in de school en acht voeren turf per jaar. Bovendien zal hij genieten van iederen "schoolclerck" 5 Brab. stuivers per kwartaal en op de jaarmarkten en op St. Thomasavond (December 20) de van ouds gewone profijten. Al deze condities heeft mr. Joannes aangenomen.
Oorspronkelijk in inv. n°. 2, fol. 13. Onderteekend J. ten Wateren.
115-R Robert, graaf van Leycester, schenkt, wegens verliezen, tijdens de troebelen door den Overijselschen edelman Arent Gensenebelle genaamd Tengenagel geleden, aan diens oudsten zoon Otto Tengenagel de decanie van Steenwijk, als studiebeurs.
Oorspr. in Inv. n°. 547. Het zegel van den Graaf ontbreekt. Onderteekend: J. Valcke.
116-R Overste De Cocquell heeft (als gouverneur van Steenwijk) de leden van de stedelijke regeering Johan Bruyns, Gelmer Joannes, Henderick Berents Gruytter, Rijckman Jansz. en Goert van Oostenwolt en den secretaris Jan Breda gedurende één jaar in hunne functiën gecontinueerd.
117-R De kerkvoogden van de St.-Clemenskerk binnen Steenwijk bekennen, dat zij op last en met toestemming van Schepenen en Raden, tot reparatie van den grooten toren en van de O.-L.-Vrouwenkerk, hebben opgenomen van Immechien Dagge 89 Carelsguldens, welke zij zullen terugbetalen uit de kerkelijke inkomsten en intusschen zullen verrenten met 5 goudguldens en 15 stuivers jaarlijks. Indien de kerkelijke inkomsten daartoe niet toereikend mochten blijken, zal de stedelijke regeering, als principale debitrice, voor de betaling van de rente zorgen.
Oorspronkelijk, in inv. n°. 2, fol. 16. Onderteekend door Peter Hilbrans, Adries Luitgens en, op last van Burgemeesters, Schepenen en Raden, door den secretaris Breda.
118-R Burgemeesters, Schepenen en Raden hebben acht van de voornaamste burgers gekozen om den Raad in alle voorkomende lasten en zwarigheden bij te staan. De gekozenen hebben zich daartoe bereid verklaard en bovendien toegestaan, dat eenige perceelen stadsland worden verpand voor zooveel geld, dat aan den tresorier Gelmer Joannis zijne voorschotten kunnen worden terugbetaald.
119-R Burgemeesters, Schepenen en Raden nemen, onder verband van hunne personen en goederen, aan, om hun mede-raadsvriend Gelmer Joannis voor 4/5, en dus ieder voor 1/5 gedeelte, te vrijwaren voor mogelijke schade, welke hij zou kunnen lijden door de aanneming als zijne eigen schuld van de 330 goudguldens, welke ten behoeve van de stad van den secretaris Jan Breda zijn opgenomen.
Oorspronkelijk in inv. n°. 2, fol. 18 verso. Onderteekend door Johan Bruins, Hendryck Berns, Gelmer Johansz. en Rijckman Janszoon.
120-R Burgemeesters, Schepenen en Raden hebben erkend aan de erfgenamen van jongen Jan Huygen schuldig te zijn 50 goudguldens, welke hunne ambtsvoorgangers van hem, tegen eene rente van 3,5 goudguldens, hadden opgenomen tot opgraving van de Aa. Daar de betrekkelijke rentebrief bij den overval der stad verloren is geraakt, hebben zij den secretaris gelast deze erkenning in het memoriaal te registreeren.
121-R Burgemeesters, Schepenen en Raden hebben, met toestemming van de acht gedeputeerde burgers (zie no.118), aan Goert Luyttgies en zijne erfgenamen 1,5 mud land, gelegen op den Camp, verpand tot Martini (November 11) 1600, waarna zij het land met 90 goudguldens moeten lossen.
122-R Schepenen en Raden hebben mr. Geert Sluytter, uurwerkmaker te Vollenhove, aangenomen om het uurwerk in den St.-Clemenstoren, van af Jacobi (Juli 25) 1591 te onderhouden voor een vast jaarloon van 4 daalders en van nu tot Jacobi 1591 voor 12 Carelsguldens.
123-R Pieter Prince, Hillebrandt Pieters en Evert Smith hebben zich in het gericht borg gesteld voor de actie, welke de Drost van Vollenhove heeft of verkrijgt tegen den ontslagen gevangene Aeryen Geert Sweegen. Zij hebben bovendien aangenomen hem zoo noodig dood of levend ten allen tijde weder (in de gevangenis) te leveren of zich zelf, als principale delinquanten aan het vonnis (van den Drost) met goed en bloed te zullen onderwerpen.
2.9. Appendices
Aanvulling d.d. augustus 2016
Aanvulling oktober 2016
last modification 03-04-2024
1.094 described record copies
116 digitized
a total of 9.351 files

Attributes

Author:
P. Berends
Category:
last modification 03-04-2024
1.094 described record copies
116 digitized
a total of 9.351 files