Behoort bij besluit van de raad der gemeente Pijnacker dd. 28 dec. 1964

Behoort bij besluit van de raad der gemeente Pijnacker dd. 28 dec. 1964

[Tekstblok:] Caerte consept omme een verlaet inde Gantel te stellen ter plaetssen geteijkent met B, omme het hooge buijtewater uuijt het Westlant te houden. Aldus gedaen bij het ooch in junij 1652 bij mij Pieter Floris vander Sallem, gheswooren lantmeter [Losse tekst:] de vaert van Quijnsheul naer Loosduijnen, de Groote Gantel

[Tekstblok:] Caerte ontwerp ende consept omme een nijeu verlaet te stellen in de vaert die van Honsholredijck naer Den Haech loopt, ter plaetssen geteijkent met A, omme het hooge buijtewater uuijt het Westlant te houden. Aldus gedaen bij het ooch, in junij 1652, bij mij Pieter Floris vander Sallem, gheswooren lantmeter [Losse tekst:] De Dijckwatermolen, de vaert van Quijnsheul naer Loosduijnen genaempt Wennetsloot, de vaert van Honsholredijck naer Den Haech, de nijeuwe wecht vanouts de Groenewecht, de Groenewecht, de Maewecht, de Maewatermolen

[Tekstblok:] Caerte consept omme een verlaet te stellen inde vaert die van Honsholredijck naer Den Haech loopt, ter plaetsse geteijkent met C, omme het hooge buijtewater uuijt het Westlant te houden. Aldus gedaen bij het ooch in junij 1652 bij mij Pieter Floris van der Sallem, geswooren lantmeter [Losse tekst:] t huis te Honsholredijck, tuin, speelhuis, de waranden tot Honsholredijck, vijver, de vaert van Honsholredijck naerden Haech, laen

[Achterzijde:] Teekening van het Schieveensche verlaat behorende bij den aanleg van de Rotterdamsche Straatweg [Voorzijde:] Biouillon, Kaart figuratief A, dienende tot een plan voor het verlegge of uitwerken naar de Schiezijde van de boesemkade of -waterkering, alsmede de weg bij het Schieveensche verlaat en het verhooge van dezelve niewe te weg en oude weg anno 1827, polder zomerpeil, boesempeil, boesemsloot, wagthuisje

[Achterzijde:] Teekening van het Schieveensche verlaat behorende bij den aanleg van de Rotterdamsche Straatweg [Voorzijde:] Copie, kaart figuratief A, polder zomerpeil, boesempeil, wagthuisje

Kaart N[r] 1 van de boezems, wateringen of trekvaerten in Delfland, Schieland en Rhijnland, dewelken door onderscheidene sluijzen vaarbaere gemeenschap hebben, zoo met elkanderen als met de rivier de Maas in Den Haag. Door middel van welken verkreegen kan worden aanhoudende stroming van zuijver water door grachten van laatstgemelde plaets, met aanwijzing van de plaatsen der daertoe te graven kanalen en te bouwen sluijzen, verlaaten of wachtdeuren. Volgens last van Zijne Majesteit, op dato den november 1807 door den directeur-generaal over den waterstaet van het koningrijk Holland. Anno 1808 [Losse tekst:] Brielle, Maas, Delfland, Mond der Maas, Hoek van Holland, het eiland Rosenburg, het Scheur, 't Amarsgat, oude spuijsluijs, Westgaag, Maassluis, Zuijdgaag, Maasland, Oostgaag, Der Heide, 't Noorland, Monster 's-Gravesande, Poelmolentje, Bosmolentje, Haagsche Boezem, Poelwatering, Zwartedijksheul, Wateheul, Hondsholredijk, Nieuwe Watering, Orangesluijs, Leeheul, Leewater, Breede Lee, Lier, Lierwatering, Westmaemoolen, Zwarte Wipmolen, Oostmaemolen, schutverlaat, Poeldijk, Dijksloot, Nieuwe Vaert, Van Endeldijk, Merriëndijk, wagtdeur, Zwaantjesheul, de Strijp, Zwethwatering, Monstersche Watering, de Beek, Ockenburg, Segbroek, Ockenburgerbrug, Loosduinen, Rusthoek, Witsbrug, Leijwaelbrug, Eijckenduinen, Valckenbosch, Valkeniersbrug, Beeklaan, de watering, Loosduinschevaert, Westcamp, Vreedenburch, Rustenburg, Oostboek, Westerbroek, Haagwooning, Haasjesbrug, Lange Laardebeek, Korte Laak, Hollewatering, Quintsheul, Langewatering, Sammersbrug, Laakmolen, Broekslootmolen, Rijswijk, de Strijp, Kortewatering, korenmolen, Hoornbrug, trekvaert van Delft op Den Haeg, de Kerstange, Delft, Hoornschevaert, Lotswatering, Schipluijde, de Gaag, Noordzee, nieuwe uitwatering, Scheveningscheweg, badhuis, Scheveningen, scheijding tussen Rhijnland en Delfland, sluis, Beekmolen, Waalsdorp, Den Haag, Benoordenhoutscheweg, Boschsloot, Het Bosch, Bezuijdenhoutsevaert, Bezuijdenhoutseweg, Sche

[Tekstblok:] omme de treckschuijten varende tusschen de stede Delft ende Leijden bequaemlijck te doen passeren door den Leijtsendam uijt Rhijnlant in Delfflandt ende insgelijckx uijt Delfflandt in Rhijnlandt, soo is bij de eedele heeren regeerders der voors. steden geconcipieert dat geleijt sullen werden twee verlaten, d'eene op't oosteijnde vande colck vande Leijdtsendam jegens Rhijnlandt, indesen geteijckent met A, het andere op't westeijnde vande voors. colck jegens Delfflandt, indesen geteijckent met B. Welcke verlaten aldus geleijdt sijnde, soo sullen de voors. schuijten tot allen tijde telckens met alleenlijck door een verlaet te schutten door den Leijdtsendam uijt Delfflandt in Rhijnlandt ende insgelijckx uijt Rhijnlandt in Delfflandt connen passeren. Want dewijl het water vande voornoemde colck continuelijck gemeen is leggende, ofte met het water van Rhijnlandt, off met het water van Delfflandt, soo is't notoir ende kennelijck dat continuelijck een vande twee verlaten, als hebbende het water ten wederzijden even hoogh, geen water keeren zal ende dat men daerom onverhindert zonder schutten door't selve verlaet sal connen varen ende sulcx maer door't andere te schutten hebben als bij exempel soo wanneer den duijcker vanden leijdtsendam indesen geteijckent met C sal open staen ende dienvolgende het water vande colck met het water van Rhijnlandt gemeen sal leggen soo sal't verlaet A als geen water kerende insgelijck open staen. Ende sal men oversulcx alsdan alleenlijck hebben te schutten door 't verlaet B. Ende wederom soo wanneer 't verlaet vande colck indesen geteijckent met D sal open staen ende dienvolgende het water vande colck met het water van Delfflandt gemeen sal leggen, soo sal 't verlaet B als gheen waterkerende insgelijckx openstaen ende sal men oversulcx alsdan alleenlijck hebben te schutten door 't verlaet A ende alsoo uijt Delfflant in Rhijnlant ende wederom uijt Rhijnlant in Delfflant geraken [Losse tekst:] Delfflandt, de vliet, den treckwegh, 't

8½ voet

[Achterzijde:] Aengaende de verlaeten aende Leijtschendam [Tekstblok:] omme de treckschuijten varende tusschen de stede Delft ende Leijden bequaemelijck te doen passeeren door den Leijtschendam uijt Rhijnlandt in Delfflant ende insgelijcx uijt Delfflandt in Rhijnlandt, soo is bij de eedele heeren regeerders der voors. steden geconcipieert dat geleijt sullen werden twee verlaten, d'eene op't oosteijnde vande colck vanden Leijdtsendam jegens Rhijnlandt, indesen geteijckent met A, het andere op't westeijnde vande voors. colck jegens Delfflandt, indesen geteijckent met B. Welcke verlaeten aldus geleijt sijnde, soo sullen d'voors. schuijten tot allen tijden telckens met alleenlijck door een verlaet te schutten door den Leijtschendam uijt Delfflant in Rhijnlandt ende insgelijcx uijt Rhijnlandt in Delfflandt connen passeeren. Want dewijl het water vande voornoemde colck continuelijck gemeen is leggende, ofte met het water van Rhijnlandt, ofte met het water van Delfflant, soo is't notoir ende kennelijck dat continuelijck een vande twee verlaten, als hebbende het water ten weder ten wederzijden even hoogh, geen waeter keeren sal ende dat men daerom onverhindert sonder schutten door't selve verlaet sal konnen vaeren ende sulcx maer door't andere te schutten hebben als bij exempel soo wanneer den duijcker vanden leijtschendam indesen geteijckent met C sal openstaen ende dienvolgende het water vande colck met het waeter van Rhijnlandt gemeen sal leggen soo sal't verlaet A als geen water keerende insgelijckx openstaen. Ende sal men oversulcx alsdan alleenlijck hebben te schutten door 't verlaet B. Ende wederom soo wanneer 't verlaet vande colck indesen geteijckent met D sal open staen ende dienvolgende het water vande colck met het water van Delflant gemeen sal leggen, soo sal't verlaet B als gheen waterkeerende insgelijckx openstaen ende sal men oversulcx alsdan alleenlijck hebben te schutten door 't verlaet A ende alsoo uijt Delfflant in Rhijnlant ende wederom uijt Rhijnlandt