122 Tyman Johan Haenynck, schout te Ruvene, oorkondt dat Jacob die Wise met zijne echtgenoote Ffemme een prove voor hun leven gekocht hebben in het klooster van den Zwartenwater, voor een jaarlijksche pacht van 9 mud rogge.
Ghegeven in den jaer onses Heren vijftienhondert ende neghen ende twintich, op Vrijdach na Sancte Agneten dach.
Afschrift in inv.no. 3 bldz. 118-119.

121 Heer Johan van Griethuysen, oude proost, en Henrick Zugeroede, nieuwe aangestelde proost, en het convent van Zwarten water zijn overeengekomen, den zelfden ouden proost te geven een jaarlijksch pensioen van 40 gouden Rijnsgulden om bij een pastoor van hun kerken te kunnen leven, waar tegenover de oude proost alle registers, sleutels, zegels en brieven enz. zal overgeven aan den nieuwen proost. Ook zal men een inventaris maken van de goederen, renten, beesten etc., het convent toekomende. Van wegen den bisschop van Utrecht waren tegenwoordig heer Johan van Oldenzaell, prior in Belheem, Borchert van Westerholte, drost van Vullenhoe; van wegen den ouden proost Seyne Mulert, kastelijn in de Kuynre, Volkeer en Johan Sloit, broeders; van wegen den nieuwen proost heer Andries van Dyepenne, prior te Albergen, meester Albert van Zuthem, priester notaris, meester Johan Duijsterbecke, priester, met vele anderen.
In den jaer ons Heren duijsent vijffhondert ende soeven twintich, des vijfften dages der maent Augusti.
Oorspr. archief Zwartewater, inv.no. 16.

120 Johan Albertsz., priester, mitsgaders Herman Johansz. en Herman Holterman verklaren, op welke wijze en onder welke voorwaarden eerstgenoemde tot priester in Heemse is aangesteld na dode van zijn voorganger Gert Moll.
Oorspr. z.d. (c. 1525) in inv.no. 15.
Gerrit Moll werd 1525 in de kerk te Heemse begraven. (zie Maandblad, "de Nederl. leeuw" 1939, kol. 501).

119 Herman van Loesen en Reymelt zijne echtgenoote verklaren schuldig te zijn aan het convent van Zwartenwater een jaarlijksche pacht van een half mud winterrogge, uit het erf Hilboldynck, in het kerspel en gericht van Dalffsen, in de buurschap Loesen.
Ghegeven int jaer onses Heren dusent vijffhundert ende vijr ende twintich, den anderden dach Maij.
Afschrift in inv.no. 3 bldz. 64.