Uw zoekacties: Naar zeggen, een bijvrouw van de regent van Purworedjo

Personen ( Indische Genealogische Vereniging )

beacon
 
 
Voormoeder
Painem Painem (Tir(t)odiredjo)
Foto:
115
Overgeleverde naam:
Painem
Beschrijving foto:
Familieportret waar behalve Painem zelf, haar man Pierre Théophille Mensingh op staat en hun eerste 9 kinderen, mijn oud-ooms en -tante. Er is een tweede familieportret waar ook mijn grootmoeder op staat en nog enkele kiekjes van de familie waar Painem op te zien is.
Biografie of verhaal:
Uit het levensverhaal van mijn grootmoeder (dochter van Painem): Ik ben op 29 mei 1917 te Magelang geboren. Magelang is de hoofdplaats van de residentie Kedu, op het eiland Java. Mijn ouders gaven mij de namen Jeane (met één “n”) en Bertha. In die tijd was de ambtenaar van de burgerlijke stand in minder grote plaatsen vaak iemand die niet zo’n hoge opleiding had; vandaar de foutieve schrijfwijze van de naam “Jeane”. Mijn vader, van geboorte een Belg, was Pierre Theophile Mensingh. Hij kwam uit Sint-Truiden, een plaats in Belgisch Limburg. Mijn moeder heette Painem*. Ze was een Indonesische en kwam uit Purworejo (Poerworedjo), een plaatsje ten zuiden van Magelang. Mijn ouders kregen 13 kinderen. Mijn moeder was de dochter van de regent van Purworejo. Een regent was vroeger een (ver) familielid van de Indonesische vorst. Hij was als het ware en tussenpersoon tussen de vorsten en (in het begin) de VOC (de Verenigde Oost-Indische Compagnie). Nadat de VOC ophield te bestaan, kwam het Nederlands Indische gouvernement daarvoor in de plaats. Simpel gezegd: hij kwam op voor de belangen van het Indonesische volk. Omdat haar moeder de bijvrouw van de regent was, werd Painem door zijn hoofdvrouw en haar kinderen vernederd. Toen ze de vernederingen niet langer verdroeg, vertrok ze met een bundeltje kleren, op blote voeten, naar Magelang. Ze wist dat haar tante daar woonde. Haar tante was de ongetrouwde levensgezellin (een njai of moentjie) van een zekere Stuimer, een gepensioneerde Knil-militair, een Belg van geboorte. Samen hadden zij een zoon, een beeldhouwer (Tius Stuimer, 12 nov. 1890 Poerworedjo – 16 april 1945 Semarang, kamp Bangkong > beroep: bouwkundig tekenaar?). Hij kreeg van het gouvernement een beurs om zich in Nederland in die kunst te ontwikkelen. Men vond hem eigenaardig. Wij kinderen begrepen toen niet waarom men dat zei, maar nu begrijp ik het: hij was een homo. In die tijd had men andere ideeën over dergelijke zaken. De heer Stuimer was een oom van mijn vader.
Biografie of verhaal deel 2:
De broer van mijn moeder verliet ook het ouderlijk huis. Hij begon in Johor op Malakka een rubberplantage. Eerst in het heel klein en daarna wist hij de plantage uit te breiden. Jaren later kwam hij mijn moeder in Magelang opzoeken. Hij wilde weten hoe ze het maakte. Hij was intussen een man van welstand geworden. Zij kreeg van hem een schitterende gouden ketting cadeau. Mijn vader was in 1870 in Sint-Truiden in Belgisch Limburg geboren. Zijn vader was daar gemeentesecretaris. Hij stierf toen zijn vrouw (Marie Josephe Hubertine Roosen) in verwachting was van mijn vader. Zij was een Franssprekende (Waalse) Belgische, of een Française. Zeker weet ik het niet. Vandaar dat mijn vader behalve Nederlands, ook vloeiend Frans sprak. In die tijd waren de sociale voorzieningen nog heel gering. Het gezin was na het overlijden van de vader arm. Na de geboorte van mijn vader, werd zijn moeder hoofd van de linnenkamer van een kasteel vlakbij Sint-Truiden. Zijn drie oudere zusters zorgden voor hem. Als zijn moeder ’s avonds klaar was met werken, mocht zij het overgebleven eten van de kasteelbewoners mee naar huis nemen. Na de lagere school, kwam mijn vader bij een kleermaker in de leer. In het begin mocht hij alleen de vloer aanvegen en de naaimachines schoonmaken. Daarna leerde hij de naaimachines te stellen en zo zoetjes aan leerde hij ook het vak. Hij was heel ijverig en vooral betrouwbaar. Daarom stuurde zijn baas hem op een keer naar Antwerpen om een rol stof op te halen. Hij was toen al 18 jaar. In Antwerpen zag hij op grote aanplakborden twee advertenties. Op de ene stond: “Meldt u zich vor het Franse Vreemdelingenlegioen!”. Daar had hij zulke wilde verhalen over gehoord, daar ging hij niet op in. Op de andere stond: “Meldt u zich voor het Koninklijk Nederlands-Indische Leger”, het KNIL. Dat leek hem wel wat. Na overleg met zijn moeder, gaf hij zich daarvoor op. Hij wist dat zijn oom Stuimer in Magelang zat. In het begin kwam hij in andere plaatsen.
Biografie of verhaal deel 3:
Zo heeft hij mee moeten vechten in de Aceh oorlog en heeft hij deel moeten nemen aan de Lombok-expeditie. Uiteindelijk kwam hij in Magelang terecht en daar ontmoette hij bij oom Stuimer, mijn moeder. Al gauw gingen ze samenwonen. Dat was in die tijd de normaalste zaak van de wereld. Grof gezegd; men hoefde niet naar een bordeel, men werd goed verzorgd en hoe dan ook, men had gezelschap. KNIL-militairen die niet met een Hollandse of Indische vrouw (gemengd-bloedig van een blanke vader en Indische of Indonesische moeder) getrouwd waren, namen een inlandse huishoudster waarmee ze samenleefden. Soms werd zo’n inlandse vrouw door hem gewettigd, d.w.z. voor de wet getrouwd. Meestal, wanneer uit de samenleving kinderen geboren werden. Intussen waren drie of vier kinderen geboren. Omdat zijn moeder in België oud was geworden, besloot hij haar op te zoeken. Hij had nog recht op een enkele reis, dat stond in zijn contract. Voordat hij vertrok, wettigde hij mijn moeder. In de tussentijd waren de nodige familieleden van mijn moeder bij hen ingetrokken. Zij werkten mee in de zaak en in de huishouding. Zo kon mijn vader met een gerust hart vertrekken. Omdat mijn moeder een Indonesische was, kon mijn vader op haar naam enkele sawa’s kopen. Er was in die tijd een wet die alleen aan Indonesiërs toestond grond te kopen. Wij hadden dus onze eigen rijst. Toen ik klein was mocht ik als de rijst geoogst moest worden altijd mee naar de sawa’s. De rijst werd door de vrouwelijke inwoners van de kampong waar de sawa’s bij hoorden geoogst. De rijsthalmen werden in bundels gebonden en per tien bundels kreeg de plukster één bundel als loon. Na de oogst werden de bundels op een open vrachtkar (grobak) geladen en ik werd er dan bovenop gezet. De jachtpartijen van mijn broers en de dood van mijn moeder: Als de overlast van de wilde zwijnen te groot werd, kwam een delegatie, meestal bestaande uit twee mannen, bij mijn ouders te Magelang. Ze werden door m'n moeder ontvangen.
Biografie of verhaal deel 4:
Zij nodigde hen uit om op een tikar (een rieten mat), tegenover haar plaats te nemen. Men ging in kleermakerszit zitten, ook mijn moeder. Beide partijen spraken hoog Javaans. Zij waren vreemden van elkaar en niemand “stond" hoger dan de ander. Men viel niet met de deur in huis. Dat zou onbehoorlijk geweest zijn. Over en weer werd geïnformeerd naar de gezondheid van in het bijzonder de kinderen. Dan vroeg mijn moeder naar de leefomstandigheden in het dorp en dat was het sein voor de kampongbewoners om te vertellen dat de wilde zwijnen hun aanplant vernielden en hen financieel schade toebrachten. Of de jonge heren hen zouden willen helpen en bij hen op de berghelling op varkensjacht wilden gaan. Datum en tijd werden dan afgesproken. Op een keer, ik was toen ± veertien jaar, kwam er weer zo’n verzoek. Het gebeurde in de grote vakantie. Het zou een grote jachtpartij worden. Wij zouden er meteen een soort vakantie-uitstapje van enkele dagen van maken. Ik mocht mee, samen met een vriendin. Mijn moeder maakte ook dèndèng. Het vlees werd in dunne plakken gesneden en met verschillende kruiden en ik meen ook met één of ander poeder ingesmeerd. Ze werden van een touwtje voorzien en aan een lange lijn dagenlang in de zon gedroogd. Onze voorraad gedroogde vis en dèndèng raakte uitgeput. Waar we zaten konden we geen vlees en vis kopen. Dat was daar niet te krijgen. De bewoners van dat gehucht leefden heel sober. Besloten werd, dat twee van mijn broers zo snel mogelijk naar huis moesten gaan om een nieuwe voorraad in te slaan. Mijn moeder heeft daar voor ons enkele kippen geslacht en gebakken en aan de jongens meegegeven. Een andere vriend vroeg of hij ook nog van de partij mocht zijn. Zo kwamen ze met z'n drieën, met de nodige proviand weer bij ons terug. Nu waren we met z'n dertienen. Een ongeluksgetal? De volgende avond kwam het droevige bericht dat m'n moeder aan een hartaanval overleden was. Ze was, nadat de drie jongens vertrokken waren, ziek geworden.
Biografie of verhaal deel 5:
Ze kreeg een aanval van malaria. Als je daaraan lijdt, krijg je om de andere dag hoge koorts, wanneer de malarialarven uit de eitjes komen. Die koorts kan zo hevig zijn, dat je er een hartstilstand van kunt krijgen. Mijn broers vonden het vreselijk om het me te vertellen en deden het dus niet. Ze zeiden dat we per se naar huis moesten. Heel vroeg in de ochtend vertrokken we. Het was nog donker. Ze hadden voor twee bergpaardjes gezorgd voor Annie en voor mij. De paardjes werden door de bezitter bij de teugels geleid. Aan de voet van de berg konden we per taxi naar huis rijden. Onderweg vertelden m'n broers me, waarom we zo vlug naar huis moesten. Ik was toen net veertien jaar geworden. Toen mijn moeder stierf, kwamen mijn beide jongere broertjes, Pierre en George (George lag als 10-jarig jongetje bij zijn moeder Painem in bed toen zij overleed. Een voor hem traumatische gebeurtenis waarover mij onlangs door een tante, zijn dochter, is verteld) bij oom Franz (mijn derde broer) en zijn vrouw, tante Mien, in huis. Die woonden toen in Blitar. Een sprongetje in de tijd, juli 1946. De pemoeda's toonden zich goede islamieten. Ze hadden eerbied voor de doden. Wij mochten een dag voordat we vertrokken, de graven van onze familieleden nog eenmaal bezoeken. Mijn moeder lag op het kerkhof te Magelang begraven. Onder geleide van een pemoeda, gingen tante Marie, Ilse en ik erheen [red: Ilse is mijn, Marie Civikov's, moeder]. Eerst kochten we strooibloemen bij een Chinese vrouw in de Chinese winkelstraat. Het was de laatste keer, dat ik haar graf kon bezoeken. Het was de zestiende juli, één dag voor Ilses vierde verjaardag. Ik mocht van de pemoeda's een jongen naar een zaak sturen om ijsjes te kopen. Zo hebben we Ilse's verjaardag gevierd. Het moest op de zestiende gebeuren, want op de zeventiende werden we geëvacueerd.
Persoonsbeschrijving:
Painem Painem (Tir(t)odiredjo)
Vader:
Naar zeggen, de regent van Purworedjo  
Moeder:
Naar zeggen, een bijvrouw van de regent van Purworedjo  
Partner:
Mensingh Pierre Theophile  
Gehuwd?:
Ja
Kinderen:
1. Lambert Etienne, 1901, roepnaam Bertus Gehuwd met een Chinese vrouw, genaamd Sim.
2. Jan Willem (Wim), 1902 Gehuwd met Marie de Vroede
3. Franz, 1904
Gehuwd met Mien Duytshoff
4. Louis, 1905
Gehuwd met Noes van der Wijck. Na een echtscheiding trouwde hij met een Menadonese vrouw. Haar voornaam was Roos.
5. Victor, 1907
Eerste huwelijk: Katrien, daarna een Indonesische vrouw en tenslotte werd Toetie von Winning zijn derde vrouw.
6. Marie Hubertine, 1909
Eindelijk werd in 1909 een dochter geboren. Zij werd Marie Hubertine genoemd, waarschijnlijk naar de moeder van mijn vader.
7. Emile, 1910
Fernande van Mourik werd zijn vrouw. Zij werd Kleintje genoemd.
8. Henri (Henk), 1912 Gehuwd met Felice Pas
9. Frits, 1913
Gehuwd met Emmy
10. Charles, 1914
Zijn vrouw heette Carla von Winning, een zuster van Toetie.
11. Jeane Bertha, 1917
Precies drie jaar later, n.l. op 29 mei 1917, werd ik, Jeane Bertha, geboren, in 1940 met Peter Engelbert Karel van Oest getrouwd.
12. Pierre, 1920 Gehuwd met Guus
13. George, 1922
De Benjamin was George, getrouwd met Loekie van Mourik, een jongere zuster van Fernande van Mourik.
Datum van inzending:
Jul 2, 2023
Naam inzender:
Marie Civikov

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
Organisatie: Indische Genealogische Vereniging