titel ( Gemeentearchief Zeist )

Veel archieven hebben ook een bibliotheekcollectie. Dit is zeer divers van aard, denk bijvoorbeeld aan informatieve boeken over de regio, tijdschriften van een vereniging, programmaboekjes van verkiezingen, artikelen uit kranten en tijdschriften.

beacon
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
Seijst, 2009; p. 90
Titel:
Seijst
Beheerder:
Zeister Historisch Genootschap
Jaar:
2009
Pagina:
90
Is onderdeel van:
Seijst 2009 IV-90
De predikant van Bunnik meldt dat hij slechts 25 rot 30 mensen onder zijn gehoor heeft, en dat het groOt- ste deel van de dorpelingen hem uit de weg gaar. Die gaan naar Groe- newoud, het latere N ieuw Amelis- weerd, waar Jan van Gouda, nog steeds hun pasroor, de katholieke eredienst verrichr.4 De katholieke gemeenschap hand- haafde zich ook in de zeventiende en achttiende eeuwen groeide zelfs in aanta l. Hun zielzorgers waren aanvankelijk rondtrekkende priesters, die deden wat hun hand te doen vond. Al in 1606 bericht de predikant van Zeist dat in zijn gemeente de Reformatie afbreuk wordt gedaan door zwervende priesters uit Wijk bij Duurstede. Rond 1650 komt aan deze fase van francs-tireurs in de zielzorg een einde. De ambulante missie gaat ge- leidelijk verdwijnen om voor meer gestructureerde roestanden plaats te maken. Er wordt meer ordening zichtbaar door het oprichten van staties, vaste of ongeveer vaste pas- rorale posten, bezet door een pries- ter die daar benoemd was, en die in de praktijk de plaats innamen van de vroegere parochies. In Bunnik komt er zo'n vaste kerkgelegenheid - nog steeds clandestien, we spre- ken terecht van 'schuilkerken' - op Rhijnauwen. Van daaruit bedienen achtereenvolgens een reeks priesters de vier kernen van de statie Bunnik: Bunnik, Zeist, Odijk en Vechten. Van één van die pasroors, Bruno van Vulpen, weten we dat hij een tegenstander was van de later ge-
het Koel- en Vrieshuis
De Jong. Ook de katholieken van Zeist zu llen kerken in De Schou- dermantel rot 1843, het jaar waarin zij hun eigen noodkerkje betrokken,
gelegen achter de Dorpsstraar. Tot die tijd moesten ze, te voet of met paard en wagen, de weg naar Bun- nik afleggen . Om die route, waarbij ze ook de Kromme Rijn moesten oversteken, wat te bekorten liet pas- roor Van Crimpen in 1755 een veer- huisje bouwen aan De Schouder- mantel, zodat de Zeistenaren daar per pont konden worden overgezet en niet meer de omweg behoefden te maken naar de brug in het cen- trum van Bunnik, of op eigen ge- legenheid met een bootje de rivier moesten oversteken. De pasroor ex- ploiteerde dat veerhuisje zelf, zodat het hem een aanvulling leverde van zijn bescheiden inkomen.6 Zo werd het kerkelijk leven, dat aan het einde van de zes tiende eeuw in opperste verwarring was en in de ze- ventiende eeuw ondanks tegenwer- king van de overheid roch werd her- nomen, in de loop van de achttiende eeuw meer en meer in geordende banen geleid. Ondanks alle beper- kingen en plagerijen werd de aa n- wezigheid van de statie in Bunnik door de buitenwacht steeds meer als een voldongen feit beschouwd. Een geharnaste tegenwerking werd een passief gedogen, dat op zijn beurt in een positieve acceptatie uitmondde. Dat laatste wordt duidelijk bij een gebeurtenis in 1788. In dat jaa r werden drie katholieke Zeistenaren die rot armoede waren vervallen, bij hun verhuizing naar elders in de provincie door de schout en het ge- recht van Zeist voor ondersteuning blijvend verwezen naar de 'Room- sche Armmeesters der Kerke van
schorste en afgezette aposro lisch vi- caris Petrus Codde. Op 16 augustus 1701 schrijft hij aan de Propaganda Fide, het Romeinse missiedeparte- ment waar de Hollandse Zending onder ressorteerde, dat Codde een despotisch bestuur uiroefende, dat hij stelselmatig vroegere studenten van de Propaganda benadeelt, en dat hijzelf als pasroor van Bunnik onvoldoende inkomsten heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien.5 De roenemende verdraagzaamheid in de Republiek blijkt uit het feit dat de Bunnikse katholieken in 1718 roestemming krijgen voor het bou- wen van een schuurkerk. Die kwam te staan in het gehucht de Schou- dermantel aan de Kromme Rijn en heeft bijna 130 jaar dienst gedaan. Voordeel ervan was zij n ligging tus- sen Bunnik, Odijk en Zeist, juist in de centrum van de stat ie. Maar het ging wel om een uiterst beschei- den gebouwtje, laag en bedompt, dat eerder aan het achterhuis van een boerderij deed denken dan aan een kerk, en waar de dienstdoende priester op den duur nog maar met moeite zijn werk kon doen. Na veel lapwerk rond 1820 begon- nen de herstelkosten zo op te lopen dat men uiteindelijk besloot een nieuwe kerk te bouwen. Na afbraak van het oude kavalje kwam er pas in 1845 een Waterstaatskerk op de- zelfde plaats, veel later - in de ja- ren 1970 -
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer
Organisatie: Gemeentearchief Zeist