Betreft een te Benningbroek gesloten huwelijkscontract tussen de wederzijdse vaders en ooms van het bruidspaar, dat blijkbaar verbroken is.
Op verzoek van de bedoelde bruidegom, een jongeman te Oostwoud, verklaart een weduwe te Benningbroek (waarschijnlijk een waardin) met haar dienstmeid, dat rond de kesttijd van 1640 in haar huis vergaderd waren de vader en oom van de requirant, respectievelijk uit Oostwoud en Midwoud, en de vader en oom van het meisje, respectievelijk uit Wognum en Benningbroek.

Daar zouden de partijen besloten hebben tot een huwelijk tussen de twee jongeren, nadat er eerst enige ‘debatten ende swarichheden’ waren geweest, die uitgingen van de vader en oom van de bruidegom, en wel omdat het meisje daarvoor met een jongeman uit Benningbroek ‘in huwelijcxe saecke ende anders te doene gehadt hadde’. Maar haar vader had daarop verklaard, dat zijn dochter vrij was van deze eerdere potentiële bruidegom, en ‘dat hij daeraen niet en hadde’, en dat hij de requirant ‘daervan vrijhielde’. Daarna is het huwelijkscontract gesloten, waarbij de dochter van haar vader anderhalf morgen land zou meekrijgen in haar huwelijk, ‘met een stal koeyen ende een bed, sulcx hij sijne andere kinderen gegeven hadde’.
N.B.: Blijkbaar is er toch een kink in de kabel gekomen, en is het huwelijk toch niet doorgegaan. Misschien is de bruid toch nog met die jongeman uit Benningbroek getrouwd?