Zie ook: 0374/138, 139.
Betreft te Oosterblokker verkochte paarden.

Op verzoek van twee inwoners van de Beemster verklaart een oud-burgemeester der stede Westwoud, wonende te Oosterblokker, dat hij op maandag 19-07-1728 aan een Portugees ’welke geen Duytse taal sprak’, die geassisteerd werd door een jood die voor hem tolkte, 3 zwarte ruinen heeft verkocht. Deze paarden heeft hij op 04-08-1728 aan de koper afgeleverd, in aanwezigheid van diens tolk.
Daarna heeft de comparant kooppenningen ontvangen van een makelaar uit Hoorn, die bij de verkoop wel aanwezig was geweest, maar zich geenszins ‘als coopman’ had gedragen, en die ook bij de leverantie niet aanwezig was geweest.
Daarna heeft een andere inwoner van Oosterblokker 2 zwarte merries laten zien aan de Portugees en zijn assistent en aan een zekere koetsier of stalknecht van een koopman te Amsterdam. Laatstgenoemde vond de merries te klein voor zijn heer en bemoeide zich vervolgens met andere paarden.
De joodse assistent zou tijdens de verkoop van de 3 ruinen, die nog te Ooster
blokker op stal staan, alwaar er beslag op is gelegd, aan de deposant een briefje hebben getoond waarop geschreven stond dat van de requiranten in deze ieder 2 paarden waren gekocht (dus 4 in totaal), voor ƒ 260.- per stuk.