Betreft het laten vallen van een eis tot het sluiten van een kerkelijk huwelijk, ofwel van alle eisen tot genoegdoening 'wegens defloratie en onteeringe', ver-goeding van kraamkosten en alimentatie, die aanvankelijk werden gedaan door de vader van een minderjarig meisje te Grootebroek aan de beweerde vader van een door haar eind 1718 gekregen buitenechtelijk zoontje. Het meisje had in haar barensnood deze man - ook woonachtig te Grootebroek - als vader genoemd, welke echter stellig ontkende met haar gemeenschap te hebben gehad. Na een proces overwogen en ook aangevraagd te hebben voor het gerecht van de stede Groote-broek, heeft de vader van het meisje met de tegenpartij gesproken, hetgeen met algehele instemming van de dochter tot dit resultaat leidde.