Jan van der Blom, tuinier te Oostvoorne, deponeert een onderhandse akte van scheiding van de boedel onder huwelijksvoorwaarden bezeten geweest door Johannes van der Blom, tuinier te Oostvoorne, en diens aldaar op 30-1-1905 overleden echtgenote Suzanna Elderkamp, eerder weduwe van Ewout van Santen. Voor de erfgenamen zie akte van inventaris dd 3-3-1905 (deze notaris). Na overeenkomst met de erfgenamen-van Santen worden de baten en schulden van de boedel toegedeeld aan de weduwnaar, die daarmee f 1845 heeft ontvangen. Aan de zeven kinderen wordt ieder f 600 uitgekeerd.

Kornelia Schipper zonder beroep gehuwd met Sander Poldervaart bouwman wonende Oostvoorne met wie zij in g.v.g. gehuwd is geweest en geassisteerd door haar man schuldig aan Maria Lijberta Jonas zonder beroep wonende Brielle 5000 gld wegens geleend geld. Waarborg de navolgende aan hen in eigendom toebehorende onroerende goederen gelegen onder de gemeente en polder Oostvoorne als: A 48 roeden 80 ellen zo bouw- als weiland aldaar in de Koepad sectie D nr 539bis, 1 bunder 60 roeden 20 ellen bouwland ald. sectie D nr 540, 1 bunder 38 roeden weiland ald sectie D nr 543, 2 bunders 8 roeden bouwland ald sectie D nr 544, 99 roeden 20 ellen weiland ald. sectie D nr 548, 1 bunder 44 roeden 90 ellen bouwland ald sectie D nr 552, 9 roeden 20 ellen tuin ald sectie D nr 553, 97 roeden 90 ellen dijkweiland als voren sectie D nr 715, een huis, schuur en erf groot 15 roeden 20 ellen ald als voren sectie D nr 716, 8 roeden 20 ellen boomgaard aldaar sectie D nr 717, 1 bunder 66 roeden 90 ellen dijk als weiland ald. als voren sectie D nr 718, 1 bunder 63 roeden 90 ellen bouwland ald. sectie D nr 545 en 1 bunder 93 roeden 10 ellen ald in Voorwesterland sectie D nr 459, aan Kornelia Schipper in eigendom verkregen uit de gemeenschappelijke boedel en nalatenschap die bestaan heeft tussen haar en haar overleden man Gerrit Jansz. Elderkamp bij akte van scheiding onder de hand getekend op 04/03/1851 en overgeschreven ten kantore van de bewaring te Brielle op 10/03/1851 in deel 53 nr 46 en B van Sander Poldervaart: 56 roeden 20 ellen weiland ald. in Voorwesterland sectie D nr 538, 1 bunder 2 roeden 10 ellen ald in sectie D nr 541, 1 bunder 12 roeden 70 ellen weiland ald. sectie D nr 542 aan Sander Poldervaart in eigendom verkregen bij akte van transport op 15/04/1837 voor zelfde nts verleden en overgeschreven ten voormelde kantore van bewaring op 11/03/1837 in deel 62 nr 98, zijnde de goederen onder 2 belast met een akte van borgtocht krachtens een akte van hypotheek op 12/09/1845 voor zelfde

Ten verzoeke van Lijbe Smoor, arbeidster wonende Vierpolders voor zich als weduwe van Leendert Leenderts Poldervaart gewoond hebbende Vierpolders en ald overleden ab intestato 14/09/1850, met wie zij in g.v.g. gehuwd is geweest en als moeder-voogdes over Dina, Lijntje en Abraham Poldervaart minderjarige kinderen uit haar gemeld huwelijk geboren en Gerrit Izaaks Elderkamp vlasboer wonende Oostvoorne als toeziend voogd wordt door de nts ter bewaring van de rechten van belanghebbenden een inventaris van de boedel opgemaakt, waarvan de roerende goederen zijn gewaardeerd door Bastiaan Weeda bouwman wonende Simonshaven. Volgen de roerende goederen, zilverwerk, manskleren en vrouwenkleren. Titels en papieren, schulden en lasten van de boedel.

Anthonie Johannes van Eijsden verver wonende Rotterdam in g.v.g. gehuwd met Kornelia van der Enden. Hij verkoopt in het openbaar twee huizen en erven te Brielle aan de noordzijde van het Maarland, behorende tot de nalatenschap van Gerrit van der Enden aldaar overleden op 05-07-1882 en tot enig erfgename bij versterf nalatende de uit zijn huwelijk met wijlen Jannetje Elderkamp geboren dochter Kornelia van der Enden voornoemd, welke onroerende goederen kadastraal bekend zijn als huis en erf groot 1 are 50 ca sectie B nr 759 wijk 5 nr 115 en huis en tuin groot 1 are 20 ca sectie B nr 760, wijk 5 nr 116. Onder de verkoop zijn niet begrepen het kippenhok alsmede de loop van het varkenshok. Hoogste bieder Jacob Knape zonder beroep wonende Brielle om 750 gld, voor zich of nader te noemen meester. Volgende akte 22/09/1882. De percelen worden opnieuw opgehangen, afgeslagen en niet gemijnd, weshalve Jacob Kape voornoemd koper is gebleven, die verklaarde te hebben gemijnd voor zichzelf en aan wie de percelen worden gegund.