In opdracht van Jan Kornelis Luiendijk te Brielle vervoegt de notaris zich bij Wouter Hendrik van Drielslam, wonend te Rotterdam, maar thans legerend in het logement het Zwijnshoofd te Brielle. Aan hem was procuratie gegeven (1-2-1810 tov notaris Kornelis Hendricus van der Looi te Rotterdam) tbv Barend Fremery, wonend op de buitenplaats Steenvoorden onder Rijswijk en Den Haag, een lening van f 4000 af te sluiten, verzekerd op comparants huis en schuur in de Kaaistraat, huis en schuur met 1 G 60 R land in de vrijheid van Brielle en een huis en erf aan het Slagveld. Een nieuwe procuratie wordt uitgebreid met het verbinden van 43 G 169 R onder Vierpolders aan een lening van f 10 000 en van 8 g 224 R in de Nieuwe Goote aan een lening van f 1400, alles tbv dezelfde Fremery. Getuige is Conrad Busken Huët.

Jan Jacob Villerius, baljuw, schout en secretaris van Heenvliet, machtigt Johannes Augustus Gerlach, procureur voor het gerecht van Heusden om aldaar aan Gerrit Bol wonend te Genderen te transporteren een dubbel huis met tuin en koepel uitziende op de stadswallen, van ouds genoemd De Vijf Witte Ringen, compleet met mouterij en stalling staande over de Diemer of Wittebroodstraat. De mouterij is tot mei 1802 in huur bij Christiaan van Dongen. Een en ander is verkocht voor f 3300. Getuigen Jacob den Haan en Arie van der Hoek.

Compareren Hendrik Keiser, Aart Lensveld, Aart Spek, Barend Klop, Jan Meulendijk, Gerrit Lensveld, Dirk Karrebijn, Hendrik Klop, Jacob de Jong en Leendert Vermeulen, en nog Pieter Lensveld, Arie Vermeulen, Jan Wagenaar, Swerus Dolk en Jan Raamsdonk, en nog Pieter van der Made, Barend Gastelaars, Abraham Bouman, Leendert Spek en Pieter Kans, allen schippers, loodsen en varensgezellen te Hellevoetsluis. Zij verklaren dat zij op zondag 14-3 vernamen dat op de Hondert, een droge bank in het Goereese Gat, een schip was vastgelopen. Met de schuiten van Barend Klop, Pieter van der Made en de hier afwezige Jan Lensveld zijn zij er op af gegaan. Aan boord waren behalve vermelde personen nog een tweetal moesjes of scheepsjongens, t.w. Willem Klop, Kornelis Josefus Hofman, Hein Storm en Gerrit Trieling (Frieling). Het betreffende schip bleek een Noorse brigantijn te zijn genaamd Gamp te Norg, geladen met stokvis en komende van Bergen onder kapitein John Brijnnelsen. Men heeft het schip vlot gekregen en binnengebracht in de haven van Hellevoetsluis. Inmiddels had post 25 geseind dat er een Engelse brik in zicht was die zijn sloepen al had uitgezet. Abraham Bouman en Jacob de Jong kunnen niet schrijven. Getuigen zijn Leendert Rietdijk en Jan Pereboom, beiden bierwerkers te Hellevoetsluis. Volgt Franstalige versie.

Testament van Johanna Margrieta Quinting, weduwe van Johannes van der Kuin te Brielle. Zij is beneden f 5000 gegoed. Zij legateert aan de gepensioneerde luitenant Herman Stolz en diens huisvrouw Maria Schaaf, die bij haar inwonen, f 100. Eniverseel erfgenaam is haar neef Kornelis Bax te Rotterdam, die daarvoor de verplichting op zich moet nemen Anna Elisabeth Overgoor, weduwe van Laurens Eilbrecht (Eilbracht)(die lange tijd bij testatrice inwoonde) levenslang te onderhouden. Als hij dit niet accepteert gaat alles naar genoemde weduwe zelf. Executeur is Kasper Frederik Herselman.