Uw zoekacties: Gemeente Utrecht, gemeentelijk vervoerbedrijf Utrecht Fotoarchief J. Torbijn, Goes, 1913-1981 Ambacht Het Weergors en de Fortresse Hellevoetsluis

035 Ambacht Het Weergors en de Fortresse Hellevoetsluis ( Streekarchief Voorne-Putten )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Naar boven om te zoeken
035   Ambacht Het Weergors en de Fortresse Hellevoetsluis
Inleiding
Aanwijzingen voor de gebruiker
Archiefvorming
Inhoud en structuur van het archief
Bijlagen
Regesten
175. Transportregisters, (1631-1643)
176. Transportregisters, (1643-1681)
177. Transportregisters, (1735-1756)
178. Transportregisters, (1756-1771)
179. Transportregisters, (1771-1783)
180. Transportregisters, (1784-1799)
181. Transportregisters, (1799-1808)
243. Akten van getuigenis, (1649-1659)
Records 1 t/m 100
Records 101 t/m 200
Records 201 t/m 300
Records 301 t/m 400
Records 401 t/m 500
Records 501 t/m 600
Records 601 t/m 700
Records 701 t/m 800
Records 801 t/m 900
Records 901 t/m 1000
John Watson schipper, John Rudd stuurman, Henry Thompson, Magnus Runberry, Thomas Simpson, John Wilson en John Hannah matrozen, varend op het schip Brittannia, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij 25 oktober met nog meer schepen zijn gezeild van Quebec onder convooi van de Engelse oorlogsschepen Convert en Seaford met bestemming Londen. Op 22 november is de fokkemast gebroken en het schip lek geraakt. Toen er een harde wind opstak, zijn zij het convooi uit het oog verloren. Met harde wind zijn zij voor de Hollandse kust gekomen en tot behoud van schip en lading naar Hellevoetsluis gegaan om de geleden schade te laten herstellen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door weersomstandigheden.
Lars Novin schipper, Abraham Andersoon stuurman, Niels Adolph Örner en Oloff Pieter Strandberg matrozen, varend op het schip De Sara Catharina, komend van Gotenburg met bestemming Lissabon, verklaren volgens de vertaling uit het Zweeds door de beëdigde translateur B.A. Lange te Rotterdam t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 7 november j.l. met een Zweeds convooi en een koopvaardijvloot zijn vertrokken van Gotenburg. Door storm, regen-, hagel- en sneeuwbuien zijn zij het convooi kwijtgeraakt en soms aan de grond gestoten, waardoor het schip beschadigd is. Op 7 december belsoten zij tot behoud van schip en lading naar Hellevoetsluis te gaan om de geleden schade te laten herstellen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door weersomstandigheden.
Cornelis Brons schipper, Arent Seba stuurman, Dirk Wulff bootsman, Hendrik Pollman timmerman, Jan Pakes kok, Hendrik Bergman, Roeloff Louwerensz, Siwert Pietersz, Cornelis Hanse en Samuel Jacobsz matrozen, varend op het snauwschip De Batavier, liggend in de haven, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij geladen met marmer op 25 september j.l. zijn gezeild van Marseille met bestemming Havre de Grace. Door storm en hoge zee is het schip beschadigd en zij besloten, toen zij voor de Hollandse kust gedreven waren, naar Hellevoet-sluis te gaan om leven, schip en lading te redden. Op 8 december heeft een loods hen in de haven gebracht, waar de geleden schade wordt hersteld. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door weersomstandigheden.
Michiell Otter schipper, Hendrik Stadtkolff stuurman, Jan IJssen timmerman, Claas Haamen, Meyndert Willemsz en Jan Kruse matrozen, varend op het schip De Anna, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij geladen met verscheidene goederen op 2 november j.l. van Amsterdam zijn vertrokken met bestemming St. Eustatius. Door storm en tegenwind konden zij pas de 5e over de Pampus en de 18e uitzeilen bij Tessel. Ook daarna hebben zij van slecht weer te lijden gehad. Toen zij op 6 december dicht bij Goeree waren, besloten zij naar Hellevoetsluis te gaan om de vele schade te laten herstellen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door weersomstandigheden.
Ary Kunst schipper, Paulus Bommelaer stuurman, Jan Peres kok, Krijn van Bell, Theunis Haas, Simon Boldtgers en Cornelis van Voon matrozen, varend op het schip De Jonge Gerard, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 22 oktober j.l. zijn gezeild van Malaga met bestemming Brugge. Na 10 november is het gaan stormen, waardoor het schip veel water heeft binnen gekregen en het roer kapot is gegaan. Zij besloten daarom tot behoud van schip, leven en lading bij Goeree binnen te lopen en zijn 10 december in de haven van Hellevoetsluis gekomen, waar zij nu nog liggen en de schade wordt hersteld. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door weersomstandigheden.
Gerrit Hommes Bruinsma schipper, Bastiaan Jacobsz stuurman, Stoffell Bartels kok, Gerrit Gerritsz, Pieter Douwes en Hendrik Veerman matrozen, varend op het schip De Vrouw Draatsma, liggend in de haven, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij 26 oktober j.l. van Amsterdam zijn vertrokken met bestemming Nantes. Door storm en tegenwind konden zij pas 18 november bij Tessel naar zee zeilen. Door storm en stortzeeën is het schip beschadig en heeft veel water over dek gekregen. Zeilen zijn gescheurd en het schip bleek te lekken. Zij besloten daarom tot behoud van schip, leven en lading bij Goeree binnen te lopen en zijn 15 december in de haven van Hellevoetsluis gekomen, waar zij nu nog liggen en de schade wordt hersteld. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door weersomstandigheden.
Dirk van Bergen en Jacobus Visser, beiden Javaans bij het college ter admiraliteit op de Maas op Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij het gerepareerde schip De Anna, gevoerd door schipper Michiel Otter, varend van Amsterdam naar St. Eustatius, hebben nagekeken en dat het nu in staat is de reis te vervolgen.
Jan Daale schipper, David Justijn stuurman, Alexander Berlin bootsman, Jochem Buy timmerman, Hendrik Nieman kok, Johan Bisschop, Jan Arend Arlinghous, Hendrik Legenke, Reynhad Hijenris, Jan Rudolph Holmer en Jacobus van Driete matrozen, varend op het fregatschip De Vrouw Adriana, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 21 oktober j.l. geladen met tarwe en bonen zijn vertrokken van Dordrecht met bestemming Barcelona. Door tegenwind kwamen zij pas 22 november bij Hellevoetsluis, waar door storm hun schip tegen het oosterhoofd gestoten is en schade heeft opgelopen. Het schip ligt in het dok voor reparatie.
Dirk van Bergen en Jacobus Visser, beiden Javaans der scheepstimmerlieden in dienst van het college ter admiraliteit op de Maas, verklaren in opdracht van schout en schepenen het schip De Vrouw Adriana, gevoerd door schipper Jan Daale, ge¿nspecteerd te hebben en bevonden te hebben, dat de gaten, waarschijnlijk veroorzaakt door ratten of muizen, goed gerepareerd zijn.
Eduard Gallas, luitenant en schrijver op ‘s lands uitlegger op Hellevoetsluis, Dirk van Bergen, eerste Javaan van de scheepstimmerlieden bij het college ter admiraliteit op de Maas, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat eind november of begin december j.l. bij hem eerste deposant is gekomen William Love, voerend het sloepscheepje De Marques off Huntby, die voor reparatie van geleden schade in de haven was gekomen, en die zei, dat die schade hem door deposant was toegebracht, doordat het scheepje De Hoop, gevoerd door schipper Cornelis Marcus, om assistentie had verzocht. Daarom en nergens anders om heeft deposant de rekening van de schade ‘geformeert’. De tweede deposant verklaart, dat hij op verzoek van voorn. William Love de schade heeft getaxeerd.
Anthony Ruys, Klaas Verhagen en Pieter van Velp, schippers, ordinaris binnenloodsen en extra-ordinaris buiten-loodsen, won. op Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat er sinds 17 december j.l., toen schipper Jurgen Hendrik Gerdts, voerend het schip De Seven Provincien, hier op de rede voor anker is gegaan, door tegenwind, storm en ijsgang geen gelegenheid is geweest voor dit schip om weer naar zee te gaan en de reis naar Bremen te vervolgen.
Jurgen Hendrik Gerdts schipper, Jan de Hoed stuurman, David Jacobsz bootsman, Christoffel Godschalk timmerman, Jelle Jansz kok, Pieter Rasmus, Jan Snabell, Hendrik Freks, Christiaen Laurensz en Albert Scheerenbeek matrozen, varend op het schip De Seven Provincien, van Rotterdam op weg naar Bremen, thans liggend in de haven van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij 8 december j.l. uit Rotterdam zijn vertrokken en door allerlei oorzaken als tegenwind, mist en ijsgang nog steeds geen zee hebben kunnen kiezen.
Laurens Hendriksz schipper, Klaas Boosen stuurman, Antony Duwart kok, Hermanus Schinkell timmerman, Hendrik Klaasz, Gerrit Urbanus en Roeloff Rasmus matrozen, varend op het schip De Drie Gebroeders, van Rotterdam op weg naar Barcelona geladen met granen, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 31 december j.l. voor het ijs voor anker zijn gegaan in het Vissersgat in de Kille en het schip voorzien hebben van duigen en planken om het ijs van de romp te houden. Op 2 januari zijn zij naar Rotterdam gegaan om dit voor notaris Adam Schadee vast te leggen. Op 4 januari waren zij weer aan boord en de dagen er na zijn er tien timmer-lieden uit Dordrecht aan boord geweest om het schip te controleren. Door storm en zware ijsgang moesten zij tot 16 februari in het Vissersgat blijven liggen. Die dag zijn zij vertrokken, hier en daar in nog koren geladen en door tegenwind kwamen zijn pas 8 maart op de rede van Hellevoetsluis. Het oponthoud is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door storm, tegenwind en ijsgang.
Pieter Jongkees schipper, Arent de Boer stuurman, Jacob Ruth timmerman, Pieter Cornelisz bootsman, Melkert Harmensz, Theunis Majesteyt en Andries ( Croes?) matrozen, varend op het schip Het Fortuyn der Zee, liggend op de rede van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij 20 januari j.l. zijn vertrokken van Barcelona en onderweg in Salooten nog 2000 zakken noten geladen hebben, die tijdens het laden door de voortdurende regen nat geworden zijn. Door storm, hoge zee en Engelse kapers, die okshoofden wijn en zakken noten geroofd hebben, zijn schip en lading beschadigd. Op 8 april kwamen zij bij Den Briel, waar zij hun roer gerepareerd hebben en opdracht kregen om naar Guernezee te zeilen. Zij besloten via het Goereese gat uit te zeilen en zijn binnendoor op 3 mei op de rede van Hellevoetsluis gekomen om met de eerste goede wind hun reis te vervolgen.
Cornelis Poort schipper, Johannis Poort stuurman, Samuell Nueman bootsman, Pieter Teerling timmerman, Cornelis van Denteren, Hans Crafft en Roeloff Muring matrozen, varend op het driemast twee deks hoekerschip De Jan en Catharina, liggend op de rede van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in de Mouillie te Barcelona zijn geladen met brandewijn, wijn en andere goederen en op 19 februari j.l. in zee zijn gezeild met bestemming Rotterdam. Door storm, hoge zee, maar bovenal door een zeerover, die een groot deel van de lading en het scheepstuig gestolen heeft, zijn schip en lading beschadigd. De kapers leken hun Engelsen te zijn, hoewel het fregatschip de Amerikaanse vlag voerde. Op 4 mei j.l. zijn zij deposanten bij Hellevoetsluis voor anker gegaan.
Pieter Kruyn en Hendrik de Neeff, beëdigde ordinaris loodsen bij Goeree en op de Maas, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij het schip The Ester en Ann, gevoerd door kapitein Alexander Morrison, en het schip De Emerald, gevoerd door kapitein William Findall, destijd voor anker liggend op de rede van Hellevoetsluis, op 15 mei j.l. met het Engelse oorlogsschip, onder welks convooi zij moesten varen, in zee hebben geloodst. Daar moesten zij door het lage water besluiten terug te keren.
Mathijs Pietersz schipper, Jacob Gellots stuurman, Arasmus Acsel bootsman, Jan Ottesz timmerman, Jacob Feddes, Otto Jacobsz en Hendrik Burgman matrozen, varend op het schip genaamd Het Huis Oostenburg, thans liggend op de rede van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij hun schip te Cette hebben geladen met wijnen, brandewijnen en verdere goederen en op 29 februari j.l. van daar zij gezeild met bestemming Duinkerken. Door storm, hoge zee en Engelse kapers, die okshoofden wijn geroofd hebben, zijn schip en lading beschadigd. Op 20 april waren zij bij Duinkerken, maar durfden vanwege de aan boord zijnde kapers de haven van Duinkerken niet binnen te zeilen. Op 23 april zijn zij op de rede van Hellevoetsluis voor anker gegaan. Op 26 april zijn ‘de ses manschappen van voorn. kaper aan de wall gevaeren’. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door storm, hoge zee en vooral door de kapers.
Doen de Boo, ordinaris loods uit en in de Maas en Goeree, Meyntie Bootes schipper, Hans Henrick Hansen stuurman, Rasmus Axsel bootsman, Jan Russen kok, Pieter Mattijsen, Barent Pietersz, Hans Jacobsz en Jan Jansz matrozen, varend op het schip genaamd Het Huis Oostenburg, thans liggend in de haven van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij geladen met wijnen, brandewijnen en verdere goederen op 5 augustus j.l. van de hoek van de Quack naar zee wilden zeilen. Het schip wilde echter niet naar het roer luisteren, zij zijn daarom naar de haven van Hellevoetsluis gegaan voor reparatie, wat inmiddels gebeurd is. Ze wachten op een goede gelegenheid om naar zee te gaan.
Slij Mallett schipper, Benjamin Lee stuurman, James Welch en John Devereux matrozen, varend op het schip De William en Mary van Yarmouth naar Rotterdam geladen met gerst en mout, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 1 oktober j.l. van Yarmouth zijn gezeild onder convooi van het oorlogsschip Alderney. Door storm en hoge zee heeft het schip veel water binnen gekregen, zijn de pompen onklaar geraakt en is er veel schade en lekkage aan het schip. Tot behoud van leven, schip en lading zijn zij naar Hellevoetsluis gegaan, waar het schip ten oosten van de haven aan de grond is gezet. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de weersomstandigheden.
Cornelis Nielsen schipper, Ary van der Wint stuurman, Jan Barentsz bootsman en kok, Dirk Enthoff, Mourits Blanken, Eberhard Hendrik Meyer en Isaack Isaacksz matrozen, varend op het schip genaamd De Vrouw Rebekka Isabella, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 15 september j.l. zijn gezeild van Libauw met bestemming Barcelona. Met storm zijn zij via Bornholm en Elseneur naar zee gezeild en hebben veel water over dek gekregen. Omdat het schip steeds meer lek werd, zijn zij tot behoud van leven, schip en lading op 26 oktober de haven van Hellevoetsluis binnengezeild. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de weersomstandigheden.
Ary Krull schipper, Jan Polderman stuurman, Ary Sliedregt kok, Pieter Busing, Pieter Jurgens en Jan van der Vois matrozen, varend op het schip de Leendert en Maria van Fiaro naar Rotterdam geladen met fruit, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 18 december j.l. bij Goeree een loods aan boord hebben gekregen om hen in de Maas of bij Goeree binnen te brengen en de 19e bij de hoek van de Quack voor anker zijn gegaan. Toen de schipper met een sloep in Hellevoetsluis kwam, hoorde hij, dat het door de vorst en de oostenwind onmogelijk was om naar Rotterdam te zeilen. Zij zijn daarom in de haven van Hellevoetsluis gaan liggen. Op 2 januari zijn zij de haven uitgezeild om te proberen in Rotterdam te komen en op de rede voor anker gegaan, waar zij nu nog liggen. Tot nu toe is het door vorst en oostenwind onmogelijk geweest om Rotterdam te bereiken. Tot nu toe zijn ook geen beurtschepen vanuit Rotterdam in Hellevoetsluis aangekomen.
Harmen Lahtman schipper, Adriaan Goudt stuurman, Kornelis Plas kok, Gerrit Hoek, Philippus Bolderdijk en Gerrit van Eelhart matrozen, varend op het schip De Jonge Wielinga, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op weg van Rotterdam naar St. Petersburg voor anker zijn gegaan op de rede van Hellevoetsluis en daar in de nacht van 19 op 20 augustus overvallen zijn door een vliegende noordwesterstorm, waardoor het schip genaamd F. Gruen, gevoerd door schipper Tjeert Sikkes, tegen hun boeg is aangekomen, waardoor hun ankertouw gebroken en hun schip beschadigd is. De schade is veroorzaakt door de achteloosheid van schipper Tjeert Sikkes en zijn scheepsvolk.
Godfried Christiaan schipper, Cornelis Gerritsz stuurman, Jacob Houvast kok en Albert Bortsens matroos, varend op het schip genaamd De Twee Gebroeders, geladen met vlas op weg van Oostende naar Aberdeen, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij 28 februari j.l. zijn vertrokken van Oostende. Het schip heeft door harde wind en hoge zee veel water binnen gekregen. Zij besloten daarom tot behoud van leven, schip en lading bij Goeree binnen te zeilen, waar een loods hen op 1 maart in de haven van Hellevoetsluis bracht om de schade te repareren, die alleen door de weersomstandigheden veroorzaakt is.
Carel Scheffers schipper, Matthijs Duivenboom stuurman, Gerardus Makely en Adriaan Braat matrozen, varend op het schip genaamd De Vriendschap, geladen met vlas op weg van Oostende naar Merdeen, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 27 februari j.l. zijn vertrokken van Oostende. Het schip heeft door harde wind en hoge zee veel water binnen gekregen. Zij besloten daarom tot behoud van leven, schip en lading bij Goeree binnen te zeilen, waar een loods hen op 1 maart in de haven van Hellevoetsluis bracht om de schade te repareren, die alleen door de weersomstandigheden veroorzaakt is.
Tieme Vreeswijk schipper, Nanning Jansz stuurman, Hendrik Jansz kok, Hendrik Hendriksz en Gerrit Sweers matrozen. varend op het schip genaamd De Neutraliteyt, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in Oostende zijn beladen met lijnzaad en okshoofden olie en daarna op 21 februari in zee zijn gezeild met bestemming Newry in Ierland. Het schip heeft door harde tegenwind, hoge zee en vliegende storm veel water binnen gekregen. De stuurman Auke Kornelisz is over boord gevallen en verdronken. Zij besloten daarom tot behoud van leven, schip en lading bij Goeree binnen te zeilen, waar een loods hen op 17 maart in de haven van Hellevoetsluis bracht om de schade te repareren, die alleen door de weersomstandigheden veroorzaakt is en niet door gebrek aan zeemanschap.
Cornelis Marcus schipper, Casten Jansz stuurman, Willem van Daalen kok, Hermanus Boekewenke en Hendrik Holberg matrozen, varend op het schip De Post van Antwerpen, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in Middelburg tarwe geladen hebben en op 28 februari j.l. vertrokken zijn met bestemming Bajoene. Door tegenwind hebben zij tot 25 maar onder het kasteeel van Rammekens voor anker gelegen. Door stormen is het schip zwaar beschadigd en de lading nat geworden. Tot behoud van leven, schip en lading zijn zij bij Goeree binnengelopen en na een aanvaring met de loodsboot Rotterdam in de haven van Hellevoetsluis gekomen om de geleden schade te laten herstellen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht en het geweld van de zee.
Hoye Frederiksz schipper, Anne Sybrantsz stuurman, Harmen Pietersz de Boer kok, Hayie Jenties, Simon Freeksz, Carl Lineh en Sieties Harmensz matrozen, varend op het kofschip De Drie Gesusters, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 15 mei j.l. geladen met pijpen, duigen, kaas en ijzer zijn vertrokken van Amsterdam met bestemming Cadix en de 21e uit Texel. Op zee merkten zij, dat het schip lek was en veel water binnen kreeg. Zij moesten voortdurend pompen en besloten de reis niet verder voort te zetten. Zij zijn de haven van Hellevoetsluis binnen gelopen, waar het lek gevonden en gerepareerd is, zodat zij hun reis kunnen voortzetten.
Geronimo Valltich kapitein, voerend het schip Santa Veneranta en San Stefano, thans liggend op de rede van Hellevoetsluis, met bestemming Lissabon, verklaart te verbinden de persoon van Johannis Jansz als stuurman op zijn schip voor de reis naar Lissabon, zodra deze toestemming heeft van het college ter admiraliteit op de Maas. Hij zal deze stuurman 100 dukaten betalen of wel 525 g. holl. en wel direct de ene helft te voldoen door de heren Huibert Cramer en comp., kooplieden te Rotterdam, en de andere helft te voldoen door hem comparant bij aankomst in Lissabon. Hij zal hem, indien mogelijk, daar laten overgaan op een schip met bestemming Holland en er voor zorgen, dat hij kan logeren in de kajuit van de schipper of kapitein. Hij zal dan bovendien nog 100 g. uitbetalen.
Voorgelezen in een Italiaanse vertaling van Jacob Arman, beëdigd translateur te Rotterdam.
Hans Janse Kray schipper, Cornelis van der Wolff stuurman, Klaas Mappenhorst bootsman, Dirk Brook, Roelof Mattijsz en Teunis Evertsz matrozen, varend op het schip Weenen, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Waterford geladen is met vlees enz. en vandaar op 31 augustus j.l. met goed weer is vertrokken met bestemming Terveer. Door stormen onderweg heeft het schip veel water binnen gekregen, waardoor zij onafgebroken moesten pompen. Om hun totale ondergang te vermijden zijn zij bij Goeree binnengelopen, waar zij op de rede van Hellevoetsluis voor anker gingen. De volgende dag werden zij ingeklaard, maar zijn schip en lading door de inklaarmeester in beslag genomen, onder welk beslag het nu nog ligt. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de storme, het geweld van de zee en het beslag en het daardoor veroorzaakte oponthoud.
Pieter Jurriaansz schipper, Jacobus Andriesz stuurman, Evert Jurriaansz en Pieter Vransen matrozen, varend op het schip De Expedition, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 13 oktober j.l. geladen met stukgoederen met mooi weer zijn vertrokken van Rotterdam met bestemming Oostende. Op de 16e zijn zij voor anker gegaan op de rede van Hellevoetsluis, waar op de 19e door storm het schip Anna van Ostende, gevoerd door schipper Christiaan Jansz, tegen hen aandreef en hun anker uit de grond trok, waardoor zij ook driftig werden en hun schip beschadigd is. In de haven is het schip gerepareerd en nu in staat om de reis te vervolgen.
Antony Collignon en zijn vrouw Alida de Rijk, won. op Hellevoetsluis, verklaren op verzoek van Adolph Kolman, mede won. op Hellevoetsluis, dat omstreeks 23 september j.l. bij hen thuis is gekomen Adrianus ter Beek, pastoor van de Roomse gemeente in Den Briel, die de tweede deposante heeft opgedragen aan Adolph Kolman te zeggen, dat hij bij de pastoor in Den Briel moest komen, omdat de weduwe van Jan Lokhoff met ene Johannis Joepe zou gaan trouwen, maar dat zij eerst de vrijage en de verbintenis tussen haar en Adolph Kolman wilde verbreken. Deposanten hebben de boodschap aan Adolph Kolman overgebracht en deze is de volgende dag ook naar Den Briel vertrokken.
Joost Beckers, won. te Amsterdam, voor zichzelf en pp. (akte van 6-11-1782 voor de stadhouder van het ambt Breedevoort) voor Jan Bekkers en Berendina Willemina Bekkers, won. te Winterswijk, en Lucas Bekkers, won. te Oosterbeek en Johanna Elisabeth Bekkers, samen broers en zusters van Gesina Bekkers, laatst huisvr. van Johannis Jacobus Papegaay, machtigen Jan Eduard Gallas, schout en dijkgraaf van het Weergors en Hellevoetsluis, om namens hem zijn zaken waar te nemen.
Wiebe Alis Bakker schipper, Douwe Teekies Dik stuurman, Romke ( Ipkes?) kok, Hendrik Hendriksz en Klaas van der Meulen matrozen, varend op het kofschip De Jonge Intema, thans liggend in de haven van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 14 november j.l. geladen met suiker met mooie weer zijn gezeild van de rivier van Nantes met bestemming Dordrecht. Op de 23e is bij het eiland Wight een zware storm opgestoken met hoge zeeën, waardoor het schip lekgeraakt is en veel water binnen gekregen heeft, waardoor zij onafgebroken met twee man moesten pompen. De 29e zijn zij bij Goeree binnengelopen en via Middelharnis naar Willemstad gezeild, maar daar was zo veel ijs, dat zij moesten terugkeren en tot behoud van schip en lading de haven van Hellevoetsluis zijn binnengegaan. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Jan Hendrik Pietersz schipper, Egidius de Zouter en Hawannes Babtista van Arkaley matrozen en Andries ver Nemmen kok en jongen, varend op het gaffelschip De Jonge Catharina van Nantes, geladen met suiker met bestemming Dordrecht, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 29 oktober j.l. voor Painbuff voor anker zijn gegaan, waar zij op 5 november een Amerikaans schip voor de boeg hebben gekregen en zij daar op voor de boeg van een Frans oorlogsschip dreven. Zij zijn de volgende dag losgemaakt door de matrozen van het oorlogsschip, die daarvoor echter aan de schipper 24 livres vroegen. Door de storm en hoge zee van de dagen daarna heeft het schip veel water over dek gekregen. Zij besloten daarom de 29e bij Goeree naar binnen te gaan, maar konden twee dagen lang geen loods krijgen, hoewel er een loodsboot vlak bij lag. Tot behoud van schip en lading besloten zij toch binnen te zeilen en zijn toen op de punt van Goeree aan de grond geraakt. Het schip is daardoor ‘seer ontramponeert’ geworden. Een deel van de lading is gelost en zo zijn ze met hoog water weer vlot gekomen. Het schip is lek geraakt en met hulp van een sloep met bemanning zijn zij in de haven van Hellevoetsluis gezeild. Door al het ijs is het niet mogelijk Dordrecht te bereiken.
Jacob Schot schipper, Adriaan Mattijsz stuurman, Jan Wessel kok, Broer Nannings, Hendrik Hendriksz, Elmert Volkers en Fredrik de Jongh matrozen, varend op het schip De Grave van Rumbeek, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Bordeaux is geladen met koffiebonen, suiker en pruimen en zij daarmee op 21 oktober j.l. zijn vertrokken naar Rotterdam. Door de storm en hoge zee van de dagen daarna heeft het schip veel water over dek gekregen en raakte het lek, waardoor zij het met pompen nauwelijks lens konden houden. Een kaper heeft op 11 november een deel van hun lading buit gemaakt. De 27e zijn zij met een loods bij Goeree binnengezeild, aan de grond geraakt maar kort daarop weer vlot getrokken. Ze hebben geprobeerd naar Rotterdam te komen, maar dat is door al het ijs niet mogelijk. Zij zijn de haven van Hellevoetsluis ingezeild, waar de lekkage is gerepareerd.
Willem van Zijll schipper, Andries Willemsz stuurman, Hendrik Meyer, Jan Hendrik Rosenne, Cornelis Swensen en Govert Roos matrozen en Jan Huygensz koksmaat, varend op het schip De Dame Cristina Sibilla, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Bordeaux is geladen met koffiebonen, suiker en pruimen en zij daarmee op 7 november j.l. zijn vertrokken naar Rotterdam. Op 24 november gingen zij bij Goeree voor anker, omdat er geen loods was. De 24e zijn zij naar binnengezeild, maar de 30e kregen zij zoveel ijs voor de boeg, dat zij terug moesten keren en de haven van Hellevoetsluis zijn binnengegaan.
Pieter Kerven schipper, Willem van Zon stuurman, Jan Mak kok, Klaas Grijsenhout, Cornelis Stolk en Jacob Hooghelt matrozen, varend op het schip De Wisselvalligheyt van Ostende, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Vigos geladen is met huiden en dat zij op 13 oktober j.l. vandaar in zee zijn gezeild met bestemming Amsterdam. Door harde wind en hoge zee is het schip lek geworden, maakte het slagzij en ging de lading schuiven. Doordat zij door tegenwind Tessel niet konden bereiken, besloten zij op 1 december tot behoud van leven, schip en lading bij Goeree binnen te zeilen. De 5e zijn zij met een loods in de haven van Hellevoetsluis gekomen, waar zij nu nog liggen.
Casper Tornoë schipper, Fredrik Schoeman opperstuurman, Samuel Meyerkoll onderstuurman, Juurd Halverdsen bootsman, Niels Nielsen, Johannis Caspersen en Hendrik Zem matrozen, varend op het schip Resolution, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Bergen geladen is met stokvis en op 13 december j.l. vandaar gezeild is met bestemming Marseille. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel water binnen gekregen en is het beschadigd. Ook is er het nodige scheepstuig over boord geslagen. Tot behoud van schip, leven en lading hebben zij eenparig besloten naar de eerste de beste haven te gaan, die zij bereiken konden. Het schip ligt nu in de haven van Hellevoetsluis om de geleden schade te laten herstellen.
Johannis Otto schipper, David Schwart stuurman, Johannis Remer kok, Johannis Ramin, Anton Bocker, Johannis Mitsner matrozen en Frederik Leman koksmaat, varend op het schip Saint Johannes, verklaren, in een vertaling van Andries Lange, beëdigd translateur in de Hoogduitse taal te Rotterdam, t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip in november en december j.l. te Rotterdam is geladen met stukgoederen en koopmanschappen. Op 28 december zijn zij met de binnenloods Adrianus van Assendelft vandaar vertrokken met bestemming Bordeaux. Op 2 januari j.l. waren zij op de rede van Hellevoetsluis, waar hun schip op de 9e door storm beschadigd is. Zij zouden de volgende dag door de loods Kors Pereboom in de haven worden gebracht, waarbij het schip tegen het westerhoofd is gelopen en zwaar beschadigd is. Met hulp 150 man van ‘s lands wachtschip en enige chaloupen is hun schip in de haven gebracht, waar de lading gelost is en het schip hersteld zal worden.
Ary Moerkerken schipper, Cornelis van der Wolff stuurman, Reyer van Dam kok, Hendrik Heysing en Nopper Fredriks matrozen, varend op het schip genaamd Vreede best, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Rotterdam is geladen met lijnzaad en koopmansgoederen, waarmee zij op 11 december j.l. te Ostende zijn gearriveerd, waar zij door tegenwind tot 22 januari j.l. hebben gelegen en die dag in zee zijn gezeild met bestemming Newry in Schotland. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel water over dek gekregen en is beschadigd. Door tegenwind besloten zij bij Goeree binnen te lopen en naar de haven van Hellevoetsluis te gaan, waar zij een gunstige wind afwachten om weer naar zee te gaan.
Jan Lucas van Gogh, matroos op ‘s lands schip Maasnimph, liggend op de rede van Hellevoetsluis, verklaart op verzoek van Geertruyda de Wit, wed. van Cornelis Dekhuysen, won. te Rotterdam, dat hij in 1779 met haar man voorn. Cornelis Dekhuysen, constabel, in dienst van de Oostindische Compagnie ter kamer Delft met het schip Batavia naar China is gevaren en vandaar in 1781 met hem weer vertrokken is met het schip van de Oostindische Compagnie Hoog Carspell. Tijdens de reis is hun schip door de Engelsen op de wal gejaagd en zijn hij comparant en Cornelis Dekhuysen gevlucht en aan Kaap de Goede Hoop gekomen. Cornelis Dekhuysen is daar ziek geworden en in het Compagnieshospitaal gebracht, waar hij comparant hem dagelijks heeft opgezocht. Hij is daar overleden en comparant heeft hem helpen begraven op een van de kerkhoven van Kaap de Goede Hoop.
Ulrich Albert schipper, Pieter Bygge stuurman, Pieter Gottlieb Kohman bootsman, Hans Henrick Battram kok, Joost Mayboom, Henrick Hansen, Paul Pleeser, Dierk Dreier en Cristen Cristensen matrozen, varend op het schip genaamd Fortuna, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip in Hamburg is geladen met balken en dat zij op 12 maart j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Oostende. Onderweg heeft een Blankenburger visser op zich genomen om hen naar Oostende te loodsen voor zestien ‘Guinies’. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel schade geleden, waarop zij door een loods voor 400 g. het Goereese gat binnengebracht zouden worden, wat door de storm niet lukte. Op de 27e maart wilde een loods hen voor 150 g. op de rede van Hellevoetsluis brengen en verder in de haven. De lading is gelost en de schade wordt gerepareerd. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Frans Poessiet, varend als schipper en won. te Ripermonde, en Leendert Geervliet, won. op Hellevoetsluis, verklaren op verzoek van Jan Harmanus Bruch, dat zij op woensdag 16 april j.l. met requirant op de kaai aan de westzijde van de haven wandelden en voor het huis van requirant werden aangesproken door Jacob Vermaas, mede won. op Hellevoetsluis. Deze vroeg aan requirant betaling voor het varen met de ijssloepen. Requirant heeft geantwoord, dat het geld klaar lag, maar dat hij het niet kon geven voor alle opvarenden bij elkaar waren. Jacob Vermaas heeft requirant uitgescholden en gezegd, dat hij de slechtste van heel Helvoet en een dief was.
Jan Magnus Ollongreen, voerend het schip De Emilia, zeilree liggende op de rede van Hellevoetsluis, verklaart t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat hij met zijn schip en twaalf manschappen op 21 maart j.l. te Malaga binnen is gelopen en op 30 maart weer is uitgezeild en dat hij alle manschappen in Rotterdam heeft afgedankt. De gewone maandelijkse gage is geweest: hij schipper 38 g. stuurman 36 g. timmerman 32 g. 10 st., bootsman, kok en drie matrozen ieder 30 g., een 28 g. 10 st., drie dito matrozen ieder 28 g., een dito 26 g. en een jongen 24 g.
Frederik Blom schipper, Carel Frederik Grees stuurman, Coenrad Weerman timmerman, Louwrens Albertsz bootsman, Hendrik Roelofsz, Jan Lang, Jan Thomsen en Fredrik Winter matrozen, varend op het pinkschip De Stad Antwerpen, met nog vier mannen uitmakend het gehele scheepsvolk, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in Memel hout geladen hebben en op 22 juli j.l. vandaar in zee zijn gezeild met bestemming Cadix. Door storm en hoge zee is het schip zwaar beschadigd en bleek het onmogelijk de reis voort te zetten. Op 15 augustus zijn zij bij Goereen binnengelopen en op de rede van Hellevoetsluis voor anker gegaan, waar zij nu nog liggen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Leendert Altena schipper, Frans Witteboll stuurman, Pieter Mak kok, Ary Verboom, Abram Kok, Martinus Jansz Falil, Johan Christoffel Lange en Cornelis van den Bos matrozen, varend op het schip genaamd Sophie, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Libourne geladen is met wijnen en kastanjes en op 1 december j.l. vandaar is vertrokken met bestemming Rotterdam. Op 26 december zijn zij bij Goeree met een loods naar binnen gezeild. Omdat het hard vriest en er veel ijs is, zijn zij tot behoud van de lading in de haven van Hellevoetsluis gegaan, waar zij nu nog liggen. Schade aan schip en lading is veroorzaakt door de sterke ijsgang.
Maarten Dijkhuisen schipper, Willem van der Velde stuurman, Jan Walraave kok, Jan Osefius, Jan Green, Jacob van Leeuwe, Jacob Hendrik Elser en Fredrik Hendriksz matrozen en Harmen Nicolaas koksmaat, varend op het schip genaamd De Rinvin (en?) Henrietta, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij te Libourne wijn geladen hebben en op 7 december j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door harde wind en hoge zee hebben zij veel water over dek gekregen. Op 26 december zijn zij met een loods bij Goeree binnengelopen, maar konden door het vele ijs op de rivier Rotterdam niet bereiken en zijn daarom in de haven van Hellevoetsluis gaan liggen, waar zij door ijsgang nu nog liggen.
Douwe Sybrantsz schipper, Pieter Durksz stuurman, Sweer Aldersz kok, Egbert Pietersz Schuring, Jurriaan Hillebrantsz en Johannis Arnoldus Banning matrozen, varend op het schip genaamd Yda en Kingma, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat dat zij te Libourne wijn geladen hebben en op 18 december j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door tegenwind, storm en hoge zee zijn zij opgehouden en hebben zij veel water over dek gekregen. Op 9 januari j.l. zijn zij met een loods bij Goeree binnengelopen, maar konden door het vele ijs op de rivier Rotterdam niet bereiken en zijn daarom met hulp van een ijssloep in de haven van Hellevoetsluis gaan liggen, waar zij door ijsgang nu nog liggen. De ijssloep heeft 200 g. gerekend, het dubbele van het loodsgeld.
Willem van Velsen schipper, Rasmus Kwadt stuurman, Hendrik Roelofsz kok, Jan Wesselius, Barent Jansz, Cornelis Wit en Henrich Beth matrozen, varend op het schip genaamd De Juffrouw Cornelia, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij te Libourne wijn geladen hebben en op 10 januari j.l. van de rivier van Bordeaux zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door schade tijdens de reis moesten zij bij Duins binnen lopen en zijn op 19 januari weer vandaar gezeild. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel water over dek gekregen en is beschadigd. Op 24 januari j.l. waren zij voor Goeree, maar konden door het vele ijs op de rivier Rotterdam niet bereiken en zijn daarom met hulp van een ijssloep en een loods in de haven van Hellevoetsluis gaan liggen. De ijssloep heeft 15 dukaten gerekend. Bij het inzeilen van de haven is het schip tegen de hoek van het oosterhoofd gedreven. Het schip is daardoor aan stuurboordzijde ingedrukt, beschadigd en ontzet.
035 Ambacht Het Weergors en de Fortresse Hellevoetsluis
Inleiding
Bijlagen
Regesten
243. Akten van getuigenis, (1649-1659)
Willem van Velsen schipper, Rasmus Kwadt stuurman, Hendrik Roelofsz kok, Jan Wesselius, Barent Jansz, Cornelis Wit en Henrich Beth matrozen, varend op het schip genaamd De Juffrouw Cornelia, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij te Libourne wijn geladen hebben en op 10 januari j.l. van de rivier van Bordeaux zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door schade tijdens de reis moesten zij bij Duins binnen lopen en zijn op 19 januari weer vandaar gezeild. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel water over dek gekregen en is beschadigd. Op 24 januari j.l. waren zij voor Goeree, maar konden door het vele ijs op de rivier Rotterdam niet bereiken en zijn daarom met hulp van een ijssloep en een loods in de haven van Hellevoetsluis gaan liggen. De ijssloep heeft 15 dukaten gerekend. Bij het inzeilen van de haven is het schip tegen de hoek van het oosterhoofd gedreven. Het schip is daardoor aan stuurboordzijde ingedrukt, beschadigd en ontzet.
Datering:
28 januari 1784
Organisatie: Streekarchief Voorne-Putten
laatste wijziging 17-08-2023
Willem Versteeve (of Versteege?) stuurman, Huygo Storm, Ary van Leeuwen, Willem van der Ree, Jan Buitelaer, Jan van den Berg, Cornelis Storm en Willem Vergouwe matrozen, varend op het vishoekerschip genaamd Pieter en Arikas, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 1 januari j.l. met een heldere lucht ten noorden van het Doggers Sand voor anker hebben gelegen. ‘s Morgens om 4 uur is een hoekerschip tegen hen aangezeild, gevoerd door stuurman Jacob Joosten, te Zwartewaal thuishorend. Hun schip is daardoor zwaar beschadigd. Voor reparatie zijn zij naar de haven van Hellevoetsluis gevaren. Zij verklaren de stuurman goed te kennen.
Willem van Velsen schipper, Rasmus Kwadt stuurman, Jan Wesselius, Barent Jansz, Cornelis Wit en Henrich Beth matrozen, varend op het schip genaamd De Juffrouw Cornelia, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, in aanvulling op hun verklaring van 28 januari j.l., dat de schade aan schip en lading niet is veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Stephen Lowrey schipper, Madgnes Couster en John Baret matrozen, varend op het schip genaamd Phonix, met diverse goederen op weg van Londen naar Oostende, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 10 november j.l. zijn vertrokken van de rede van Margret en ‘s middags Oostende in zicht kregen. Door mist konden zij niet binnenlopen en door storm zijn zij die nacht afgedreven, waardoor zij voor Goeree kwamen. Zij besloten tot behoud van schip en lading daar binnen te zeilen en zij zijn met een loods op de rede van Hellevoetsluis gekomen, waar zij nu nog liggen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Christiaan Meyer schipper, Hans Eyzer Stadt stuurman, Machiel Melheysen bootsman, Jochem Colwitz kok en Henrich Witschif matroos, varend op het schip genaamd Anna Adelheyt, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij geladen met diverse goederen op 18 november j.l. zijn vertrokken van Rotterdam met bestemming Bordeaux. Op 29 november zijn zij voor anker gegaan op de rede van Hellevoetsluis en de volgende dag uitgezeild, maar door windstilte moesten zij voor anker gaan bij Goeree. Omdat er tegenwind opstak, kwamen zij ‘s avonds weer op de rede van Hellevoetsluis. Daar is hun schip door harde wind van zijn ankers gedreven en aan de grond geraakt. Toen zij vlot getrokken waren, vonden zij het geraden om in de haven te gaan. Bij het inzeilen met een loods aan boord zijn zij tegen het hoofd gedreven, waardoor het schip beschadigd is. In de haven is de schade hersteld.
14 januari 1785
Willem Peereboom, Pieter Greterland, Pieter Gastelaar, Cornelis Ouwerkerk, Johannis van Waarde, Willem Moree en Leendert Geervliet, won. op Hellevoetsluis en thans samen varend op een ijssloep, verklaren op verzoek van schipper Baarend Dirksz, voerend het kofschip genaamd Nephtunus, dat op 10 januari j.l. requirant hun om hulp heeft gevraagd voor zijn schip, dat op de vlakte van Beeningen ‘even in ‘t Inkoomen van ‘t Speuy’ aan de grond zat. Eerste deposant is met hem overeengekomen om voor 500 g. het schip in de haven van Hellevoetsluis te brengen, wat door het vele ijs tegen het schip die dag niet lukte. Er zijn toen 200 okshoofden wijn van de lading gelost en met de hulp van een tweede ijssloep is het schip vlot getrokken en bij de haven van de Korendijk gebracht, waar het nu nog veilig ligt.
Gerrit Johannis Slob schipper, Jan Frederiksz stuurman, Johannis Gerrits Slop, Johan Sinburd, Klaas Setzes en Hendrik Klaassens matrozen, varend op het schip genaamd De Jonge Baarentie Witteveen, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Bordeaux geladen is met wijnen en dat zij 24 december j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen. Op 6 januari zijn zij bij Goeree binnengezeild, maar konden door het vele ijs Rotterdam niet bereiken. Zij zijn daarom tot behoud van schip en lading met de hulp van een ijssloep in de haven van Hellevoetsluis gegaan.
Lars Lundstrom schipper, Olof Nielsen eerste stuurman, Olof Westbohrn tweede stuurman, Anders Hoberg bootsman, Olof Sperring constabel, Gabriel Huingren, Anders Scherlin en Petter Soderberg matrozen, varend op het galjootschip genaamd Johannis geladen met hout en daarmee op weg van Carlskroon in Zweden naar Malaga, verklaren, volgens een vertaling van de beëdigde translateur B.A. Lange te Rotterdam, t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 18 augustus j.l. zijn vertrokken van Carlshaven, waar zij met schade waren binnengelopen en waar die schade hersteld is. Op de 20e passeerden zij Kopenhagen, maar moesten daarna door tegenwind bij Elseneur voor anker gaan. Door storm en tegenwind besloten zij de haven van Hellevoetsluis op te zoeken. Daar is door een storm op 25 september een ‘s lands brigantijnschip tegen hun schip aangedreven, waardoor het aan de grond gelopen en beschadigd is. Pas de 2e oktober zijn zij weer vlot gekomen. De lading is gelost en het schip is op ‘s lands werf gerepareerd en nu in staat om de reis naar Malaga te vervolgen.
Cornelis van der Waall schipper, Frans Wuyster stuurman, Ary van der Wint kok, Jacob Kaat Tuurchem, Georg Fres, Jacob van Leeuwen en Cornelis de Vries matrozen, varend op het schip genaamd Prins Henrich, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Bordeaux is geladen met wijnen en op 20 november j.l. vandaar is gezeild met bestemming Rotterdam, maar door tegenwind pas 10 december de reis kon vervolgen. Door storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen en kwam er bij het pompen ook wijn mee. Met een loods zijn zij bij Goeree naar binnen gegaan en op 21 december op de rede van Hellevoetsluis voor anker gegaan. De 23e zijn zij naar Willemstad gezeild, maar door het vele ijs hebben zij eenparig besloten tot behoud van schip en lading terug te keren naar Hellevoetsluis en de haven daar binnen te zeilen, waar zij nu nog liggen.
Cornelis van der Plas schipper, Pieter Verburgs stuurman, Cornelis Verburgs kok en Gerrit Pluim matroos, varend op het bomschip genaamd De Zeepost, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in Havre de Grace suiker en koffie geladen hebben en op 25 december j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Dordrecht. Op 1 januari j.l. zijn zij bij Goeree binnengezeild en omdat er veel ijs op de rivier was, hebben zij eenparig besloten tot behoud van schip en lading de haven van Hellevoetsluis binnen te gaan. Een ijssloep met zeven man wilde hen voor zeven dukaten binnenbrengen. Door ijsgang kunnen zij hun reis niet vervolgen, maar liggen nog steeds in de haven.
Hanning Hendrik Bogena, Symon Rusbi stuurman, Michiel Oome kok, Pouel Martens en Christiaen Melander matrozen en Fredrik Wilhuisse koksmaat, varend op het schip genaamd Vreede en Vriendschap, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Libourne is geladen met wijnen en dat zij 6 december j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door storm en tegenwind heeft het schip veel water overgekregen. Op 21 december j.l. zijn zij met een loods bij Goeree binnengezeild en op de rede van Hellevoetsluis aangekomen. Vandaar zijn zij naar Willemstad gevaren, maar door de aanhoudende vorst moesten zij naar Hellevoetsluis terug-keren. Eem ijssloep heeft hen in de haven gebracht en door ijsgang liggen zij daar nu nog.
Gijsbert de Lange schipper, Pieter de Lange stuurman, Isaak Sasbergen kok, Hans Willekens, Leendert de Lange, Andries Proost, Lammert van der Tooy matrozen en Jans Nijman koksmaat, varend op het hoekerschip De Cornelia, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Libourne is geladen met wijnen en kastanjes en dat zij 11 december j.l. vandaar van de rivier van Bordeaux zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door storm en een hoge en verbolgen zee heeft het schip veel water overgekregen. Bij het pompen was het water met wijn vermengd. Op 22 december gingen zij bij Goeree voor anker en moesten daar wegens tegenwind en strenge vorst tot de 23e blijven liggen. Toen zijn zij met een loods binnengelopen en door een ijssloep op de 29e voor 14 dukaten in de haven van Hellevoetsluis gebracht. Tijdens het lichten van het anker is het ankertouw gebroken en hebben zij het anker van ca. 888 ponden verloren. Door het ijs zijn ankertouwen en het schip beschadigd. Door ijsgang kunnen zij hun reis nog steeds niet voortzetten. De matroos Jan van Amont is op 5 november j.l. ziek geworden en nog steeds niet genezen.
Dirk van der Wolff schipper, Cornelis van der Wolf stuurman, Jacob Koning kok, Bastiaan Noordijk, Jan Rijnbende, Dirk van Gemert en Carel Koelberg matrozen en Gijsbert Wuyster koksmaat, allen varend of gevaren hebbend op het hoekerschip De Juffrouw Catharina Maria, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Libourne is geladen met wijnen en dat zij 12 december j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Door tegenwind konden zij pas de 28e bij Goeree binnenzeilen en bij de Drooge voor anker gegaan. Op de 31e zijn zij wegens de vorst met een ijssloep in de haven van Hellevoetsluis gekomen, waar zij door ijsgang nu nog liggen. Door het ijs zijn de ankertouwen beschadigd.
Pieter Mathijs Klaassen schipper, Huibregt van der Kleyn stuurman, Joris Bood, Gerrit Arendsz en Huyg van Lesmond matrozen, varend op het schip genaamd De Jonge Willem, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 8 oktober j.l. in Dordrecht de nodige ballast hebben geladen en daarmee op de 11e naar Bergen in Noorwegen wilden zeilen. Op de rede van Hellevoetsluis zijn zij door tegenwind opgehouden tot 23 oktober en toen bij Goeree in zee gezeild. Door een zware storm bij de Doggersbank heeft het schip veel water overgekregen en is de lading helemaal van bakboord naar stuurboord gegleden. Tot behoud van schip en leven zijn zij met een loods te Regensond binnengelopen en voor anker gegaan. Op 10 november waren zij in Bergen, waar de geleden schade hersteld is. Zij hebben stokvis en traan geladen en zijn 29 november vertrokken naar Dordrecht. Door stormen en stortzeeën op de terugreis is het schip beschadigd en is het kompashuis met daarin het kompas over boord geslagen. Tot behoud van schip en lading hebben zij besloten de eerste de beste haven binnen te varen en zijn zij met een loods in het Nieuwe Diep voor anker gekomen, waar de schade is hersteld. Zij kwamen 23 december bij Goeree en zijn vanwege het ijs de haven van Hellevoetsluis ingegaan, waarbij zij tegen het westerhoofd zijn geraakt. Het schip is in het dok gegaan.
Samuel Hastrik kapitein, Robbert James stuurman, James Boggis, Charles Slip, John Edmissen en Andrew Flemming matrozen, varend op het schip genaamd The Nancy, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 8 februari j.l. met een aantal andere schepen op de rede van Hellevoetsluis voor anker hebben gelegen en dat zij gezien hebben, dat tijdens de harde wind het fregatschip Alexander, gevoerd door kapitein Samuel Mac Tarland, niet van zijn ankers is gedreven, maar dat daarentegen het galjootschip Swerver, gevoerd door kapitein Imke Drost, driftig is geworden en tegen het voorn. fregatschip aangedreven is.
Jan Albertsz stuurman, Jochem Albregt bootsman, Jan Andersen kok, Jan de Jaeger, Pieter Verstroom, Pieter Alrens, Hendrik Koers en Willem Guwenaer matrozen, varend op het schip genaamd Swerver, gevoerd door kapitein Imke Drost, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Rotterdam geladen is met stukgoederen, waarmee zij op 18 januari j.l. vertrokken zijn richting Bordeaux en op 3 februari op de rede van Hellevoetsluis voor anker zijn gegaan, doordat zij door tegenwind werden opgehouden. Door de storm van 8 februari is een Engels fregatschip, genaamd Alexander, gevoerd door kapitein Samuel Mac Tarland driftig geworden en tegen hen aangedreven, waardoor zij schade aan het schip hebben. Zij zijn de volgende morgen in de haven gegaan om de geleden schade te laten herstellen.
Samuel Mac Tarland, kapitein, James Fisher tweede kapitein, John Little stuurman, William Kerkman, John Gobson, James Cain, John Mathews, Peter Fairly, John Kelly, Patrik Munry en Edward Munay matrozen, varend op het fregatschip genaamd Alexander, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in Rotterdam diverse goederen geladen hebben en op 24 december j.l. met een loods aan boord zijn vertrokken met bestemming Liverpool en Londonderry. Door strenge vorst en ijsgang kwamen zij pas op 3 februari op de rede van Hellevoet-sluis, waar zij voor anker gingen, doordat zij door tegenwind werden opgehouden. Door de storm van 8 februari is een Hollands schip, genaamd Swerver en gevoerd door kapitein Imke Drost, dat daar mede voor anker lag, tegen hun schip aangedreven, waardoor hun schip beschadigd is. Zij zijn de volgende nacht in de haven gegaan om de geleden schade te laten herstellen.
Willem Laay stuurman en Burg Oudhaarlem matroos, varend op het vishoekerschip genaamd De Jonge Lena, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 24 januari j.l. met hun schip van Zwartewaal zijn gezeild in zee en dat zij tijdens een storm op 4 februari schade aan de ankers en kabels hebben opgelopen. Na hun reis was het door de harde wind niet mogelijk de Maas op te zeilen en zij zijn daarom op 25 februari bij Goeree naar binnen gegaan. Door de grote hoeveelheid ijs waren zij genoodzaakt de haven van Hellevoetsluis binnen te zeilen., waarbij hun schip tegen het oosterhoofd is aangekomen, waardoor het schip schade heeft opgelopen.
Albert Klaesse Swemmer schipper, Cors Pieterse Berendregt stuurman, Pieter Jansz en Jan Louwerensz matrozen, varend op het schip genaamd Santvoort, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat hun schip te Dordrecht is geladen met haver en bonen en dat zij daarmee op 3 februari zijn vertrokken met bestemming Nantes. Op de rede van Hellevoetsluis zijn zij door tegenwind opgehouden. Door storm in de dagen daarna zijn zij tot behoud van schip en lading met een loods de haven binnengegaan maar daarbij tegen het westerhoofd aangekomen, waardoor het schip beschadigd is en de mast aan stukken is. Zij hebben de lading gelost, het schip is gerepareerd, heeft een nieuwe mast gekregen en is weer geladen om verder naar Nantes te gaan.
Barent Soylant schipper, Abraham Barentsz stuurman, Lars Marste, Lars Milsen en Rasmes Jons matrozen, varend op het schip genaamd De Hoop, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat hun schip te Bergen in Noorwegen geladen is met stokvis en traan en zij daarmee op 4 maart j.l. zijn vertrokken naar Rotterdam. Op 9 maart wilden zij bij strenge vorst en veel ijs met een ijssloep in de haven van Hellevoetsluis gaan, omdat zij Rotterdam niet konden bereiken, wat op 11 maart is gelukt. Zij hebben wel door het ijs een anker en ankertouw verloren.
Jacob Goudappel schipper, Kors Goudappel stuurman, Jan Severtse Olst kok en Gerrit Meyer matroos, varend op het schip genaamd De Juffrouw Henrietta, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Dantzig is geladen met potas en dat zij daarmee op 20 augustus j.l. in zee zijn gezeild met bestemming Duinkerken. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen en zij hadden moeite om in het Kattegat te komen. Er zijn ook twee ‘victualievaten’ over boord geslagen. Op 2 september hebben zij besloten tot behoud van schip en lading en voor reparatie van de geleden schade te Ammerson in Noorwegen binnen te zeilen. Het schip is daar weer in orde gebracht. Door tegenwind zijn zij daar tot 19 september opgehouden. Na hervatting van de reis is het schip door zware storm en stortzeeën zwaar beschadigd. Om schip, leven en lading te redden zijn zij bij Goeree binnengelopen en waren zij op 1 oktober in de haven van Hellevoetsluis, waar de geleden schade is hersteld, zodat zij andermaal hun reis kunnen vervolgen.
Rolf Greve schipper, Jens Andersen stuurman, Aslack Olsen, Christen And en Christiaan Anthonisen matrozen, varend op het schip genaamd Mercurius, verklaren, in een vertaling van de beëdigde translateur in de Deense taal B.A. Lange, won. te Rotterdam, t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 1 september j.l. met het geballaste schip met een loods aan boord van Dordrecht zijn vertrokken met bestemming Bergen in Noorwegen. Op 3 september waren zij op de rede van Hellevoetsluis, waar zij gelijk zijn uitgeklaard, maar niet meer naar zee konden zeilen, omdat het getij verlopen was. Door de storm, die in de nacht daarna opstak, is het schip driftig geworden en tegen het westerhoofd geslagen. Met hulp van veel volk zijn zij toch in de haven gekomen om de geleden schade te laten herstellen om hun reis te kunnen vervolgen, nu naar de veranderde bestemming Drontheim.
Leendert Altena schipper, Jacob Altena stuurman, Willem de Ronden bootsman, Jacob Koning kok, Cornelis Stolk, Daniel Dinsky, Cornelis Arbout en Gerrit Meyer matrozen, varend op het schip genaamd De Maria en Adriana, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Libourne is geladen met wijnen en kastanjes en zij op 29 november j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Zij hebben veel vertraging gehad door tegenwind en ruw en onstuimig weer. Door storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen. Op 30 december zijn zij bij Goeree binnengelopen, maar konden door het vele ijs Rotterdam niet bereiken. Tot behoud van schip en goederen zijn zij toen de haven van Hellevoetsluis ingezeild. Bij het pompen was het water met wijn vermengd. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Willem Bragger kapitein, Ary Maagdenberg stuurman, Willem Closman bootsman, Hans Peter Buill, Hans Jipse, Otto Hoetwalker, Hendrik Humpull en Hendrik Ottersteyn matrozen, varend op het schip genaamd De Vriendschap, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Libourne is geladen met wijnen en zij op 5 december vandaar zijn vertrokken met bestemming Rotterdam. Zij hebben veel vertraging gehad door tegenwind en ruw en onstuimig weer. Door storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen. Bij het pompen was het water met wijn vermengd. Op 1 januari j.l. zijn zij bij Goeree binnengelopen, maar konden door het vele ijs Rotterdam niet bereiken. Tot behoud van schip en goederen zijn zij toen de haven van Hellevoetsluis ingezeild. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Leendert de Graev kapitein, Bernardus van Haagen stuurman, Hendrik Wismeyer bootsman, Fredrik Westraal kok, Jan de Haas, Jan Hendrik Heydoorn, Jan Kellings, Fredrik Boekhorst en (Govert?) Roeloff matrozen en Barend van Loon kajuitsjongen, varend op het schip genaamd De Zwerver, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Malaga geladen is met wijn, rozijnen en limoenen en zij op 1 november j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Oostende. Zij hebben veel vertraging gehad door tegenwind en ruw en onstuimig weer. Door zware storm en hoge zee even buiten de straat van Gibraltar heeft het schip veel water overgekregen. De hele verdere reis hebben zij storm gehad en is het schip zwaar beschadigd. Toen het weer op 15 december wat opklaarde, zagen zij de toren van Scheveningen en toen heeft een vissersschuit hen op sleeptouw genomen en naar de haven van Hellevoetsluis gebracht om de geleden schade te laten herstellen. De schade aan het schip aan verloren masten, zeilen, ankers enz. wordt precies opgesomd. Het schip was dermate ontzet, dat het van binnen en van buiten opgekalifaterd moest worden.
Jacobus van der Straell ‘ medicyne doctor’, Dominicus de Klerk, Ary van Wellen, Leendert Lems en Pieter van Hartigsvelt, allen won. op Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, eerst de eerste deposant, dat de vrouw van Johannis Kans, mede won. op Hellevoetsluis, op 16 februari j.l. bij hem is gekomen en aan hem heeft gevraagd, of hij het geld op het huis, waar de vijfde deposant Pieter van Hartigsvelt in woonde, ‘zoude willen houden indien sij ‘t kogte dewijl sij wel sin had om dat huis te koopen, om dat sij uit de Laaste Stuiver moest’, wat deposant geweigerd heeft. Zij heeft hem toen verzocht om aan de derde deposant Van Wellen (koper van het huis genaamd De Laaste Stuiver, waar zij in woonde) te verzoeken om een van de twee kamers van dat huis voor haar te hebben, omdat zij gehoord had, dat ‘de waaker van Rotterdam er af sag’ en zij heeft ook gezegd ‘als ik huisvesting kan krijgen sal ik er geen moeyte van maeken, maar anders blijff ik er in, want ik kan op straat niet woonen’. De tweede deposant verklaart, dat in februari j.l. de vrouw van Johannis Kans bij hem is gekomen en heeft gevraagd, of hij haar het huis, waar Pieter van Herwaarde in woonde (door deposant geadministreerd wordend voor de heer Messier), wilde verhuren om daar mei a.s. in te trekken, wat hij geweigerd heeft, omdat er al anderen waren.
Derde deposant verklaart, dat voorn. vrouw hem heeft verzocht haar twee kamers van het huis, dat hij heeft gekocht, te verhuren., wat hij heeft geweigerd, omdat hij het al verhuurd had.
Vierde deposant verklaart, dat voorn. vrouw hem in januari j.l. heeft gevraagd om haar de twee voorkamers van zijn huis te verhuren, wat hij heeft geweigerd.
De vijfde deposant verklaart, dat zij zijn huis wilde kopen. Toen hij de prijs van 2500 g. noemde, moest zij daar eerst met haar man over praten.
Jan Antony Smits stuurman, Gasse Schurs kok en Hendrik Roer matroos, varend of gevaren hebbend op het schip genaamd De Twee Gesusters, gevoerd geweest door schipper Klaas Scheffers, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Rotterdam geladen is met stukgoederen en koopmanschappen en zij daarmee vandaar zijn vertrokken op 28 oktober j.l. en op 31 oktober bij Goeree in zee zijn gezeild met bestemming Rouen. Door zware storm en tegenwind waren zij 16 november zwaar beschadigd weer terug in Hellevoetsluis, waar zij nu nog liggen. De schipper, die gewond is, is met een schuit naar Rotterdam gebracht. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Herman Nicolaas schipper, Hendrik Palm stuurman, Andries Luberg kok, Jelle Sierds Brouwer en Jan van Ankens matrozen, varend op het kofschip genaamd Den Eendragt, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Dordrecht is geladen met paardenbonen en dat zij op 12 februari j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Bordeaux of Libourne en bij Goeree in zee zijn gezeild. Door storm, tegenwind en hoge zee zijn zij 14 februari beschadigd weer teruggekeerd in de haven van Hellevoetsluis, waar zij door tegenwind nu nog liggen.
Jacoba van Bergen, huisvr. van Hendrik van Dijk, en Cornelis van den Born, beiden won. op Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 23 februari j.l. ‘s morgens om half acht met nog anderen hebben gestaan bij het brandspuithuis van de gecommitteerde raden op de Oost Sandijk en dat daar een zeer beledigend ‘ pasquill’ op de kerkenraad van Hellevoetsluis was aangeplakt betreffende het beroepen van Ds. Knappert tot predikant van Hellevoetsluis. Zij hebben Cornelis van Ginkell, commandeur van de wakers van ‘s lands admiraliteit horen zeggen, dat wat er op stond de waarheid was.
Jacobus van der Straall, medecina doctor, won. op Hellevoetsluis, verklaart op verzoek van Hendrik Duym, won. op Hellevoetsluis, dat hij in juni 1786 met voorn. Hendrik Duym en Cornelis van Ginkel, getr. geweest met Maayke Duym, kinderen en erfgenamen van Hermanus Huym, gewoond hebbende en overleden op Hellevoetsluis, in wiens boedel hij deposant voogd is over de minderjarige erfgenamen, de ingezamelde schulden heeft verrrekend. Hendrik Duym heeft toen aan Cornelis van Ginkel ook gevraagd om het tekort af te rekenen van het onderhoud van Maarten Schelvergem, die door hen beiden en door Johannes Duym werd onderhouden. Cornelis van Ginkel was daartoe bereid, maar was daar op dat moment niet toe in staat, omdat ‘hij versuimt had van bij het aangaan van sijn huwelijk met deese vrouw haar daar van kennisse te geven en dat sij derhalve wanneer hij sonder geld thuys kwam daar iets van soude merken, twelk hij niet gaarne wilde hebben dog dat hij Duym op den ouden voet maar soude voortgaan dat sij dat naderhand wel soude vinden.’
Leendert Bijkerk schipper, Pieter Ones Former stuurman, Cornelis Cornelius bootsman, Hendrik Alles, Johan Harm Suhr, Klaas Spreeth en Daniel Wille matrozen, varend op het brigantijnschip genaamd Den Eykenboom, thans liggend op de rede van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Memel geladen is met gezaagd hout en dit zij daarmee op 14 april j.l. tijdens een sneeuwjacht vertrokken zijn richting Cadix met tien loodsen aan boord. Doordat de zee vol ijs was, hebben zij tot 26 april tussen het ijs rondgedreven. De 27e konden zij de zeilen hijsen en de 28e waren zij bij Bornholm. Zij bleven tot Schagen last van ijsvelden houden. Op 20 mei besloten zij bij Goeree binnen te lopen om schade aan ankers en touwen te herstellen en dan de reis voort te zetten en de 21e zijn zij op de rede van Hellevoetsluis voor anker gegaan. De schipper is 21 mei naar Dordrecht vertrokken en heeft vandaar een zwaar ankertouw meegebracht en twee scheepmakersbazen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de zware ijsgang.
Jacobus Spaan en Klaas van Raamt, beiden scheepmakersbazen, won. in Dordrecht, verklaren, dat de schade van het schip door het ijs van dien aard was, dat het schip moest worden hersteld voor het verder kon reizen naar Cadix.
Gerrit van der Zee stuurman, Jan Scheepen bootsman, Adolph Fredrik Kersten kok, Harmen Schreuders timmerman en Abram van der Zee matroos, varend op het schip genaamd Maassluis Welvaaren, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Cette geladen is met diverse goederen en koopmanschappen en dat zij daarmee op 15 april j.l. vandaar zijn vertrokken met bestemming Koningsbergen. Op 16 mei is de toenmalige kapitein Gerrit Scheeper zo ziek geworden, dat zij voor zijn leven vreesden. Zij zijn daarom op 31 mei bij Goeree binnengelopen en op de rede van Hellevoetsluis voor anker gegaan. De volgende dag is de kapitein met een schuit van boord gehaald. Op 2 juni hebben zij een andere kapitein, Ary Krull, aan boord gekregen, met wie zij de reis zullen voortzetten. De schade door het oponthoud is alleen veroorzaakt door de ziekte van de kapitein.
Jacoba van Bergen, huisvr. van Hendrik van Dijk, won. op Hellevoetsluis, verklaart t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 24 februari j.l.’s morgens om half acht bij de Speuybrug heeft ontmoet Cornelis van Ginkell, commandeur van de wakers ter admiraliteit op de Maas, die tegen haar gezegd heeft: ‘Ik hoop niet dat je mij tegen zult weesen, want zij zoeken mij in ‘t net te krijgen en zoo ik ‘t al gezeyd heb, heb ik ‘t zoo niet gemeend.’, waarop zij geantwoord heeft, dat zij de waarheid zou spreken. Hij heeft daarop gezegd: ‘Want wij sijn luyden van de Oude Constitutie en ik ben goede vrienden met uw man, ik hoop niet dat je mij teegen sult weesen.’
Doenardus van der Beeck en zijn huisvrouw Jacoba Haar, won. op Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij eind april begin mei als schoonmaakster in hun huis gehad hebben de huisvrouw van Dirk van den Berg, mede won. op Hellevoetsluis. Zij hebben met haar gesproken over het proces tussen de kerkenraad alhier en Cornelis van Ginkel. Deze verklaarde, dat Cornelis van Ginkel steeds bij hen aan huis kwam om haar man om te kopen, zodat deze niet tegen hem maar voor hem zou getuigen. Zij heeft er aan toegevoegd, dat wanneer Van Ginkel weer bij hen zou komen, zij hem met de blaaspijp op zijn ziel zou slaan.
Cornelis van den Born, Jacoba van Bergen, huisvr. van Hendrik van Dijk, en Soetie van der Valk, huisvr. van Pieter Gretterland, allen won. op Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 23 februari j.l. zijn geweest bij de oude kerk of het brandspuithuis van de gecommitteerde raden in Hellevoetsluis, waar een zeer beledigend ‘ pasquill’ op de kerkenraad van Hellevoetsluis was aangeplakt. Cornelis van Ginkell heeft dit hardop voorgelezen, wat herhaald is door Dirk van den Berg. Cornelis van Ginkell is vandaar gegaan met Baarend van Hennik, won. op Hellevoetsluis. Zij hebben daar niet gezien Jacob Vermaes of Hendrik van den Berg.
Adrianus Verzee schipper, David van Nederveen stuurman, Pieter Veel kok, Jacob Hessen, Lourens Cornelisz en Pieter Vreese matrozen, varend op het kofschip genaamd Zeevaart, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij te Wijburg hout hebben geladen met bestemming Brest. Wegens opgelopen schade zijn zij bij Gothenburg binnengelopen, waar de schade hersteld is en op 15 september j.l. weer vertrokken. Door stormen onderweg en hoge zee is het schip zwaar beschadigd. Op 16 oktober zijn zij bij Goeree binnengezeild en de volgende dag in de haven van Hellevoetsluis gegaan om de geleden schade te herstellen. Met de eerste gunstige gelegenheid zullen zij hun reis vervolgen. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Martinus Veth matroos en Jan Schoepe ziekentrooster, varend op het Oostindische Compagnieschip Canton voor de kamer Rotterdam, liggend op de rede van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat eerste deposant Martinus Veth op vrijdagmiddag 30 oktober j.l. is verzocht door Jan Bouwensz, hofmeester van de sjouwerij, om de helpende hand te bieden bij het naar de valreep dragen en afschepen van een wijnmand, waaraan een houtje was. Deposant kan zich niet herinneren, wat er op dat houtje stond. Hij dacht, dat er vis in de mand zat.
Tweede deposant verklaart, dat hij op die dag op verzoek van schipper Timmers aan boord van de compagnieschaloup is gekomen en daar twee manden heeft gezien. Hij is met Jacob Oudemans en Jan Bouwensz aan boord van de Canton gegaan en de sloep is gelijk weggevaren.
Jannetie Kuipers, huisvr. van Adrianus Reylag, Appollonia Pouwer, huisvr. van Klaas Rijke, Neeltie Verhagen en Pieternella Wassenaer, wed. van Lucas Lourens Stoffels, allen won. op Hellevoetsluis, verklaren op verzoek van Neeltie Torley, huisvr. van Abram van den Hooven, dat eerste deposante Jannetie Kuipers in 1787 als dienstmeid bij Abram van den Hooven en Neeltie Torley heeft gewoond en dat in die tijd die beiden regelmatig ruzie hadden en Abram van den Hooven zijn vrouw regelmatig heeft geslagen en mishandeld. Toen hij dreigde met een pistool zijn eerste deposante en requirante het huis uitgevlucht naar Appollonia Pouwer en daar de hele nacht gebleven. Apollonia Pouwer, die er naast woont, verklaart, dat zij vaak ruzie bij de buren hoorde.
Neeltie Verhagen verklaart, dat zij gezien heeft, dat Van der Hooven zijn vrouw bij de keel had, waarop zij tussen beiden gekomen is en requirante met een van haar kinderen uit huis is gevlucht in het huis van Pieternella Wassenaer, die mede vlak er naast woont en een gelijkluidende verklaring aflegt.
George Graham kapitein, Joseph Lemon stuurman, Robbert Gilbert en Jelles Raeder matrozen, varend op het schip genaamd Dolphin, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan in een vertaling van William Wickham, beëdigd Engels translateur op Hellevoetsluis, dat zij te Rotterdam en op de Oude Maas geladen zijn met goederen voor Hamburg. Op 27 oktober j.l. zijn zij met slecht weer voor anker gegaan op de rede van Hellevoetsluis. De loods vond het niet geraden om uit te varen. De dagen daarna heeft het steeds gestormd en hebben zij een anker verloren. De schade is hersteld en zij zijn gereed om met de eerste gunstige gelegenheid uit te varen.
Willem van Keulen schipper, Pieter van Gelderen stuurman, Antony Vastar timmerman, Pieter de Goedere kok, Cornelis Bos, Teunis Brons, Jan Brons, Jan Polderman, Gerrit Tijssen, Huige Karnaet, Barent Ketelaar, Ary van Noord en Willem Voogt matrozen, varend op het hoekerschip genaamd De Jacob, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij voor het afhalen van prikken op 27 oktober j.l. van Vlaardingen naar Londen zijn gezeild. Bij Den Briel is een loods aan boord gekomen en bij het in zee zeilen zijn zij bij de tweede ton aan de grond gelopen, waardoor zij het roer verloren hebben. Tot behoud van schip en leven zijn zij bij Goeree binnengelopen en met een loodsboot in de haven van Hellevoetsluis gekomen. In het dok is de schade hersteld.
Robbert Kerr kapitein, William Scharp stuurman, Robbert Makkur timmerman, John Tousch, John Donaldson, Robbert Macullock en Daniel White matrozen, varend of gevaren hebbend op het schip genaamd Concord geladen met tabak op weg van Glasgow naar Rotterdam, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij allereerst verwijzen naar hun verklaring te Falmouth afgelegd en dat zij op 17-11-1790 vandaar zijn gezeild. De 21e zijn zij door het Kanaal in de Noordzee gekomen. Door harde wind, hoge zee en slecht zicht zijn zij op een bank (den Ooster) gelopen, waardoor het schip lek is geraakt en zij hun roer hebben verloren. Met hulp van o.a. een loodsboot zijn zij bij Goeree binnengedreven en hebben tot behoud van hun leven het schip verlaten en zijn in een poonschuit overgestapt. Met vloed is het schip verder naar binnen gedreven en ten westen van de Quack gestrand. Op 22 november is de kapitein aan land gegaan en heeft de strandvonder van de Quack op de hoogte gebracht. Zij hebben zo veel mogelijk spullen van het schip gehaald en in Hellevoetsluis aan land gebracht.
Ate Hendriks schipper, Gijsbert Daauw stuurman, Cornelis Jacobson bootsman, Frederich Mathijse timmerman, Carel Brugman, Hendrik Siebrand, Daniel Klage, Wohler Geerdes en Aart van Wurgen matrozen, varend op het schip genaamd Bato, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat het schip te Rotterdam is geladen met tarwe, paardenbonen en andere koopmansgoederen en zij vandaar zijn vertrokken met bestemming Barcelona. Op 5 december kwamen zij op de rede van Hellevoetsluis voor anker, omdat er geen loods was. Door een noordwester-storm zijn zij van hun anker geslagen en dreigden zij op een bank te drijven. Tot behoud van schip en lading zijn zij op 14 december in de haven van Hellevoetsluis gaan liggen. Bij het binnenzeilen heeft de boegspriet van hun schip ‘s lands oorlogsschip Pollux, dat voor in de haven lag, geraakt, waardoor hun schip is beschadigd.
Aris Bombaar schipper, Cornelis Jonker stuurman, (Eyner?) Burman timmerman, Jan Nicolaas Eggers, Hendrik Meyer en Jan Hendriks matrozen, varend op het katschip genaamd Dregterland, thans liggen op de rede van Hellevoetsluis, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij op 4 november j.l. met een loods aan boord van Amsterdam zijn gezeild met bestemming Dordrecht. Tussen het Durgerdammer hoofd en de vuurtoren op het IJ hebben zij een aanvaring gehad met het kofschip Anthony Hendrik, gevoerd door schipper Petrus Tybes Sybma, waardoor hun schip is beschadigd. De schade aan het schip is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door het onvoorzichtig manoeuvreren van voorn. kofschip.
Pieter Gretterland, won. op Hellevoetsluis, verklaart t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat hij zich op 13 september j.l. als extra-ordinaris loods of noodhulp heeft bevonden op het schip genaamd La Mouche, gevoerd door kapitein L.F. Lannez, om het schip van de rede van Hellevoetsluis in zee te loodsen. Gekomen ter hoogte van de haven van Goedereede heeft hij gezien, dat een hem onbekende matroos de supercargo William Brown een bloedneus heeft geslagen.
Pieternella de Boois, wed. van Jan Schipper, kasteleinse op Hellevoetsluis, Jan van Pelt Pietersz, gerechtsbode op Hellevoetsluis, en inwonend ten huize van zijn moeder voorn. Pieternella de Boois, en Grietie Karduks, als dienstmaagd in hetzelfde huis wonend, verklaren op verzoek van Huibert Lens, medicinae doctor op Hellevoetsluis, dat op 9 oktober j.l. bij hen thuis is gekomen de knecht van de kastelein Jan Kraamers hier op Hellevoetsluis, die Eliasar Isack, Joods koopman uit ‘s-Gravenhage, die bij comparanten logeerde, heeft geroepen om bij de gemelde Kraamer te komen. Eliasar Isack is gegaan en toen hij terugkwam was zijn hele gezicht bont en blauw en zwart. Hij heeft verteld, dat hij in het huis van Jan Kraamers zo geslagen is door de twee officieren Noot en Paters, waarbij ook doctor Lens aanwezig was, die echter niet geslagen heeft.
Elisabeth Savelcouls, huisvr. van Jan Kraamers, kastelein op Hellevoetsluis, Jan Hermanus Bruch en Christiaan Reegell, inwoners van Hellevoetsluis, verklaren op verzoek van Huibert Lens, medicinae doctor op Hellevoetsluis, dat op 10 oktober j.l. bij haar thuis gekomen is Eliasar Isack, Joods koopman uit ‘s-Gravenhage, die, toen even later requirant binnenkwam, deze heeft begroet met de woorden ‘Goeyen dag Moordenaar’.
Catrina Maria Everse, wed. van Gerrit Savelcouls, won. ten huize van Jan Kraamers, kastelein op Hellevoetsluis, en Gerrit Savelcoels, won. als knecht bij voorn. Jan Kraamers, verklaren op verzoek van Huibert Lens, medicinae doctor op Hellevoetsluis, dat zij op 9 oktober j.l. in het huis van voorn. Kraamers hebben gezien de heren Noot en Paaters, beiden officieren in garnizoen op Hellevoetsluis, en requirant en later ook Eliasar Isack, die met de dokter onenigheid kreeg. Zij hebben niet gezien, dat de dokter Eliasar Isack geslagen heeft.
Willem Stephen Meyer, luitenant in het regiment van kolonel Westerloo, in garnizoen op Hellevoetsluis, verklaart op verzoek van Huibert Lens, medicinae doctor op Hellevoetsluis, dat hij op 9 oktober j.l. gekomen is ten huize van Jan Kraamers, kastelein op Hellevoetsluis, waar ook waren de luitenants Noot en Paaters van hetzelfde regiment en Eliasar Isack, Joods koopman van ‘s-Gravenhage. Hij heeft gezien, dat de dokter met een degen heeft gedreigd, maar deze heeft niet geslagen.
Fredrik Jansz Lenger schipper, Mens Fredriksz stuurman, Gerrit Dirksz kok, Gabriel Walstrom en Jan Wilkens Lenger matrozen en Gustaves Hendriksz jongen, laatst gevaren hebbend op het schip genaamd De Vrouw Anna, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij geladen met ballast, 50 okshoofden bier en 4 masten op 15 maart j.l. zijn vertrokken van Amsterdam met bestemming Nantes. Door tegenwind konden zij pas de 22e bij Tessel in zee zeilen. De 29e is het schip in de buurt van de Maas op een bank gelopen, waarvan zij gisten, dat het de Gallooper was. Het schip is daardoor zo lek geraakt, dat het midden in de nacht omgeslagen en onmiddellijk gezonken is en zij zijn om hun leven te redden in de sloep gegaan. Op 30 maart zijn zij ‘s middags om 5 uur opgepikt door een Engelse vissersschuit, die hen op de 31e in Hellevoetsluis heeft gebracht.
Jacob Wallis schipper, Georg Lepel stuurman, Henrich Zeehau, Christoffel Laye, Hans Jochem Hanenstein en Pieter Faks matrozen, varend of gevaren hebbend op het schip genaamd De Drie Gebroeders en met nog twee jongens uitmakend de gehele bemanning, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zij in Libau rogge geladen hebben en op 1 mei vandaar zij vertrokken met bestemming Schiedam. Door zware storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen. Op 6 juni is het schip in de buurt van de Maas, waar zij op een loods wachtten, op een bank gestoten en lek geraakt, zodat zij aanhoudend moesten pompen. Bij het aanbreken van de dag zijn zij bij Goeree met een loods binnengelopen en bij Hellevoetsluis hebben zij na overleg met de heren Kooy en Bruch het schip achter het oosterhoofd op het slijk gezet. Met behulp van lichters is de rogge gelost en op 7 juni hebben zij het schip in de haven gehaald, waar de rest van de rogge gelost is en door de lichters naar Schiedam is gebracht. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Gerrit van Beek, meester-smid, won. in Nieuw-Helvoet, ook als paardenmeester fungerend, verklaart t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat hij op 25 september j.l. op verzoek van Jan Hermanus Bruch, won. op Hellevoetsluis, is gegaan naar de westzijde van het hoofd, waar uit het sloepschip genaamd De Elisabeth, gevoerd door William Forster, enige paarden werden gelost. Hij heeft deze paarden onderzocht en er bleken er veertien gewond en gekneusd en dood te zijn. Er waren nog twee paarden in leven, hoewel ook zwaar gekwetst. Het ene is kort daarop ook doodgegaan en het andere is nog steeds in levensgevaar.
Matheus Winter schipper, Sybrant Alsers stuurman, Jan Hendrik Engeltie kok, Tamme Hendes en Pieter Oelsen matrozen, varend of laatst gevaren hebbend op het schip genaamd De Vrouw Josina Adriana en uitmakende de hele bemanning, verklaren t.b.v. een ieder, die dit zou mogen aangaan, dat zijn geladen met tarwe op 9 november j.l. zijn vertrokken van Rotterdam met bestemming Nantes. Door tegenwind zijn zij pas de 12e met een loods van Den Briel in zee gezeild. Door storm en hoge zee heeft het schip veel water overgekregen en is het lek geraakt. Tot behoud van schip , leven en lading zijn zij op de 15e bij Goeree binnengelopen en bij Hellevoetsluis voor anker gegaan. Door de storm is het schip losgeslagen en hebben zij het op het slijk tegen de Oudenhoornse zeedijk gezet om niet te zinken. Er is een lichter tarwe uit het schip gelost. Schade aan schip en lading is niet veroorzaakt door gebrek aan zeemanschap maar door de kracht van de storm en het geweld van de zee.
Records 1101 t/m 1200
Records 1201 t/m 1235
641. Heilige Geest, (1680-1694)
642. Heilige Geest, (1695-1712)
643. Heilige Geest, (1713-1735)
644. Heilige Geest, (1736-1760)
645. Heilige Geest, (1761-1778)
646. Heilige Geest, (1779-1795)
647. Heilige Geest, (1796-1806)
laatste wijziging 14-02-2024
3.467 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 1.785 bestanden

Kenmerken

Datering:
1591-1811
Beschrijving:
Archief van het ambacht Het Weergors en de Fortresse Hellevoetsluis
Omvang:
8,00 meter, 700 inventarisnummers
Inventarisatie:
L.W. Hordijk, 2001, herzien 2006
Taal:
Nederlands
Taal archiefmateriaal:
Het merendeel van de stukken is in het Nederlands
Soort archiefmateriaal:
Normale geschreven en gedrukte documenten
Bewaarplaats:
Streekarchief Voorne-Putten
Status open dataset:
Beschikbaar
Open data eigenaar:
Streekarchief Voorne-Putten
Licentie:
CC BY-SA 4.0 Creative Commons (CC BY-SA 4.0)
Geografische namen:
Categorie:
Opendata trefwoord:
Archiefvormer(s):
 
Archiefvormer Ambacht Het Weergors en de Fortificatie Hellevoetsluis
 
Archiefvormer Grote of Buiten Armen van Hellevoetsluis
laatste wijziging 14-02-2024
3.467 beschreven archiefstukken
10 gedigitaliseerd
totaal 1.785 bestanden