Uw zoekacties: Het Kompas, Nationale, 1931-03-15; p. 2

Het Kompas, Nationale, 1931 ( Bedrijfshistorie Nationale-Nederlanden )

beacon
1  records
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Pagina
Het Kompas, Nationale, 1931-03-15; p. 2
Titel:
Het Kompas, Nationale
Jaargang:
10
Archiefvormers:
Nationale Levensverzekering-Bank
Datum:
1931-03-15
Aflevering:
3
Jaar:
1931
Pagina:
2
I 8
Opstellen over hygiëne LXXX IETS OVER DEN KANKER Onder den titel „Die Tragödie des Artzes” werd verleden jaar in Duitschland een tooneelspel opge- voerd, dat tot bedoeling had het publiek aan te sporen bij vermoeden op kanker of daarmede ver-wante ( verwante ) afwijkingen, direct geneeskundige hulp in te roepen. Het stuk speelt in het gezin van een kankeronder- zoeker; de vrouw verzwijgt, uit valsche schaamte, voor haar man bij haar optredende ziekte-verschijn- selen. Deze geneesheer, geheel opgaande in zijne studiën en zijne praktijk, merkt niets van de ziekte-verschijnselen ( ziekteverschijnselen ) bij zijn eigen vrouw, hoort daarvan pas wanneer zijne vrouw het hem vertelt en dan is het helaas „te laat”. Als gevolg van onderbuiks- kanker is eene uitzaaiing of metastase opgetreden in een der beenderen en de dood is nu niet meer te keeren. Deze geneesheer redde de levens van meerdere hem vreemde menschen en bij zijn eigen vrouw kon zijne wetenschap niet meer baten. Hij kwam „te laat”. Zoo is de korte inhoud van het stuk, waarvan de bedoeling is, den nadruk er op te leggen, dat het bij kanker van het allergrootste belang is, tijdig de diagnose te stellen, dus de beginsymptomen goed te kennen, omdat de moderne kankerbehandeling met mes en radium de vakmenschen in staat stelt zeer dikwijls genezing te brengen. Valsche schaamte, dwaze vrees voor een onderzoek en schuwheid voor de waarheid zijn hier drie factoren, die een tijdige behandeling in den weg staan, eene behandeling, die — ik herhaal — niet zelden genezing kan brengen. In Maart 1930 werd dit tooneelspel te Berlijn opgevoerd voor een uitgelezen publiek en zoowel door dit publiek als door de geheele Duitsche pers werd dit geroemd en beschouwd als te zijn van groot belang voor de bestrijding van den kanker. Later werd dit vertoond tijdens de internationale hygiënische tentoonstelling te Dresden en ook daar had het veel belangstelling en trok het veel publiek. Uit het boven geschrevene valt wel een
15 Maart 1931
nog maar voor korten tijd werd kanker beschouwd als iets, waar niets aan te doen was. Het kankervraagstuk is tegenwoordig van zeer groot belang, omdat over de geheele wereld het sterftecijfer aan deze ziekte aanmerkelijk stijgt. Men weet niet precies waaraan dit moet worden toegeschreven. Hier zijn meerdere vragen. Komt inderdaad het carcinoom zoo veel meer voor, zoo- dat sommigen van eene epidemie spreken, of zijn de oorzaken voor zijn optreden zoo veel meer ge-schapen ( geschapen ) geworden, of zijn de methoden van onder-zoek ( onderzoek ) zoo geperfectionneerd, dat men eerder de diag-nose ( diagnose ) stelt? Of komt het doordat er zooveel minder menschen slachtoffer worden van epidemisch optre-dende ( optredende ) ziekten, daardoor ouder worden, zoodat meerderen den leeftijd bereiken, waarop deze ge-vreesde ( gevreesde ) ziekte bij voorkeur optreedt? Ik vermag geen antwoord daar op te geven, doch vermoed combinaties van meerdere oorzaken. De onder leeken verspreide meening, dat kanker erfelijk zoude zijn, wordt door de mannen van wetenschap niet als vaststaand aangenomen; even-min ( evenmin ) de besmettelijkheid, zoodat men door aan-raken ( aanraken ) van of omgaan met kankerlijders deze ziekte niet van hen krijgt. De onderzoekingen van de laatste jaren wijzen er op, dat voortdurende prikkeling van een bepaald deel van het lichaam tot kankervorming schijnt te leiden. Zoo kent men kanker opgewekt door teer, meent men dat voortdurende inwerking van paraf-fine ( paraffine ) en aniline kanker kan doen ontstaan; men denkt aan lipkanker door het pijpje en aan mondkanker door scherpe tanden en kiezen of een slecht passend kunstgebit enz. Hoe het ook zij, men meent dat door eene steeds voortdurende prikkeling het normale celweefsel wordt vernietigd en dat de te loor gegane cellen dan worden vervangen door de kwaadaardige kankercellen, die doorwoekeren en alle weefsels aan-tasten, ( aantasten, ) die i
HET KOMPAS
15 Maart 1931
HET KOMPAS
'9
Alle mogelijke symptomen op te noemen, heeft geen zin; alleen geef ik den raad, bij schijnbaar ge-ringe, ( geringe, ) lang durende afwijkingen niet af te wachten of de tijd ook genezing brengt, maar er een dokters- visite aan te wagen, opdat men niet kome te staan voor een „te laat”. Zoolang het proces nog plaatse-lijk ( plaatselijk ) is en de algemeene toestand van den patiënt goed, kan met succes worden ingegrepen. Is het proces reeds uitgebreid en heeft het organisme er reeds merkbaar onder geleden, dan — ja, dan kan de medicus niet anders dan met medelijden den patiënt aanzien. De kans op herstel is dan gering. Vroege operatie of vroege bestraling kunnen bij deze ziekte helpen. Er zullen evenwel gevallen blijven, waar door de localisatie der nieuwvorming de ziekte niet spoedig zal kunnen worden ontdekt en waar de chirurg of de stralenarts niet bij kan komen. Maar de wetenschap zoekt en zal hopelijk ook daar nog wegen vinden. Kankerzalven of kankerkruiden van boertjes of oude vrouwtjes hebben bij kanker nimmer succes gehad. Waar na het gebruik van kwakzalvers-middelen ( kwakzalversmiddelen ) in enkele gevallen verbetering of gene-zing ( genezing ) werd bereikt, heeft men niet met kanker te doen gehad, maar met een onschuldiger aandoening. Dikwijls heeft de kwakzalverij gemaakt dat het tijd-stip ( tijdstip ) voor een genezing brengende ingreep, voorbij werd gegaan. Februari 1931. Dr. M. N. Het verzamelen van oude munten (Slot) Wij zullen hier thans antwoord geven op enkele ons gestelde vragen. I. Onder onze rijksdaalders, van den eersten Koning Willem af, zijn er géén, die bijzondere waarde hebben. II. Inderdaad zijn er van Koning Willem I gul-dens ( guldens ) geslagen van tweeërlei diameter. De grootsten zijn te groot in aantal om er bijzondere waarde aan toe te kennen. III. Te Rotterdam kennen wij geen specialen muntenhandelaar. Sommige wisselkantoren en een enkele sigarenwinkelier en postzegelhandelaar éta- leeren
VII. De mooiste en o. i. ook de beste wijze van munten-opbergen, welke wij zagen, was een kastje van zeer dik bordpapier, met laadjes, welke door opstaande stukjes bordpapier in vierkante vakjes waren verdeeld. Aan elk laadje hing een koperen ringetje, waarmee het kon uitgetrokken worden. Het geheel was keurig beplakt met bruin glanzend papier. De vervaardiging van zoo’n kastje lijkt ons aardig knutselwerk voor handige jonge verza-melaars. ( verzamelaars. ) VIII. Lastiger dan alle vorige is de vraag van een jongen man, op t platteland woonachtig, die reeds eenige jaren bezig is met verzamelen en tnog niet verder bracht dan tot 68 koperen, bronzen en zilveren munten. „Hoe moet ik doen om mijne ver-zameling ( verzameling ) sneller te doen groeien?” vraagt hij. Ja, dat is ’tnu juist! Een verzamelaar benut elke mogelijkheid (maar liefst zonder veel geld uit te geven) om in ’t bezit van begeerde voorwerpen te komen, en met wat arbeid en intellect slaagt men in den regel tamelijk wel. Zoo vertelde een vriend ons van ’t bestaan van een eenvoudig landbouwer in de buurt van Enkhuizen, die in ’t bezit moet zijn van een exemplaar van ongeveer alle munten, welke daar in de buurt in den loop der eeuwen geldig zijn geweest. Men kent hem daar als verzamelaar, en als er eens munten worden opgedolven gaat men t eerst naar hem toe. Bekend zijn als ■verzamelaar, bij familieleden, vrienden, bekenden, ’t publiek — dit lijkt ons eerste voorwaarde. Van een ander weten wij (maar dat was een stads- mensch) dat hij in nog geen 4 jaren tijd tusschen de 1700 en 1800 oude munten van allerlei soort wist bijeen te krijgen, zonder veel courant geld daarvoor uit te geven. Hij deed zóó: in een vestjeszak had hij een rijksdaalder van Koning Willem I en een 50-stuiversstuk van Koning Lodewijk Bonaparte. Hij liet deze beide zilverstukken aan bekenden zien, en maakte dan de opmerking, dat achter ,, Koning Willem” op het eene muntstuk géén I was geplaatst, hetwelk achter Koning Lodewijk w
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer