Uw zoekacties: Jaarverslag Nationale Levensverzekering-Bank, 1877; p. 8

Jaarverslag Nationale Levensverzekering-Bank, 1877 ( Bedrijfshistorie Nationale-Nederlanden )

beacon
1  records
sorteren op:
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Pagina
Jaarverslag Nationale Levensverzekering-Bank, 1877; p. 8
Titel:
Jaarverslag Nationale Levensverzekering-Bank
Archiefvormers:
Nationale Levensverzekering-Bank
Datum:
1877
Aflevering:
Jaarverslag
Jaar:
1877
Pagina:
8
10
Enkele mededeelingen mogen hier plaats vinden, omtrent de belegging der gelden.
Zij bestaan in de eerste plaats uit effecten. Hiervan bezit de Bank 53 solide soorten, door welk groot aantal de risico aan effecten verbonden, aanzienlijk wordt verdeeld en verminderd.
Onder hoofden gebracht bestaan zij uit:
Staatstondsens tan uber anal 2tseonten. vanf led 70de Nederlandsche Spoorweg-obligatiën . 6 n__n 130.451,50 Vreemde / / 6 u nw 58.615,— Nederlandsche Spoorweg-aandeelen. . . … 8 1 ws 45.272,50 Vreemde u IJ ls tee 2 1 Nisee 10,805192 Gemeente Obligatiën 7 OO SPO taal 2r8 OOR Waterschap —_ Naakte 1e pas nani: 40. GDS
Hypotheekbank Pandbrieven. … … …. … … 4 ane 18306540 Stoomboot-Maatschappij-obligatiën … … …. . 4 meden 0.160 6 3 n__n 102.540, — Diversevaandeelent burst ver, ade nwe deld, =S
f 644.040,72
Industriële en Hypothecaire obligatiën.
Omtrent onze tweede belegging der hypotheken, valt op te merken, dat zij per saldo sedert ult®. December 1876, met f 290.850,— zijn toegenomen, een inderdaad aanzienlijk bedrag. Zij bestaan, op eene enkele uitzondering na, alle uit eerste hypotheken en zijn met zorg gekozen. Het is ons dan ook aangenaam te kunnen vermelden, dat op deze belegging nog nimmer een verlies door de Bank is geleden.
De voorschotten op polissen zijn een zeer soliede belegging, daar zij steeds gegeven worden voor een bedrag beneden de waarde der polissen. Voor de verzekerden leveren zij een groot gemak op, zoodat er dan ook een veelvuldig gebruik van wordt gemaakt.
Omtrent de belegging „huis en erve” valt op te merken, dat wij, evenals voor de balans van 1872 eene taxatie door een deskundige hebben doen instellen en ingevolge deze taxatie aan ons
pand eene mindere waarde van f' 4.000,— hebben toegekend.
Ten slotte nog een woord over het door ons aan ZEx. den Minister van Binnenlandsche Zaken gerichte adres over den toestand aan de Nederlandsche maatschappijen van levensverzekering bereid door de bekende koninklijke besluiten en door de concurrentie der vreemde maatschappijen.
Wij zonden dit adres aan de Kamers van Koophandel van Amsterdam en Rotterdam, alsmede aan de leden der Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In de Amsterdamsche Kamer van Koophandel werd, na belangrijke discussie, met algemeene stemmen besloten, een adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken te richten, waarin onbe- perkte vrijheid van bedrijf voor Nederlandsche maatschappijen van levensverzekering zou worden verzocht. De Kamer verklaarde zich tegen het onderwerpen der buitenlandsche maatschappijen
aan de voor Nederland geldende bepalingen.
11
Ook de Rotterdamsche Kamer richtte een adres aan ZEx. den Minister. Zij achtte het onder- werpen van buitenlandsche maatschappijen aan de Nederlandsche bepalingen onuitvoerlijk en verlangt even als de Amsterdamsche Kamer vrijheid van bedrijf.
Tevens echter wees zij er op, dat zij eene gedetailleerde publiciteit, zoowel van de Neder- landsche als van de vreemde maatschappijen, wenschelijk acht.
Aan beide Kamers brengen wij onzen dank voor de deelnemende en krachtige wijze, waarop zij de billijke eischen van de Nederlandsche levensverzekeringmaatschappijen hebben ondersteund.
Bij de behandeling van dit onderwerp in de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 8 December 1877 namen aan de discussien deel de Heeren GODpErRrOI, CORVER Hoorr en VIRULY VERBRUGGE. Daarbij viel voornamelijk tweeërlei op te merken.
Vooreerst deed de Heer Goperror, puntig en helder als altijd, de onwettigheid der koninklijke besluiten uitkomen en zijn betoog werd door niemand weersproken. De Minister van Binnenlandsche Zaken verdedigde de besluiten niet, maar vergenoegde zich met eene verwijzing naar de, niet zeer recente, jurisprudentie van den Hoogen Raad, en toonde zichbereid om de besluiten in te trekken, als tegelijk het onderwerp bij de wet werd geregeld.
In de tweede plaats werd door elk der geachte sprekers, de Heeren Corver Hoorr en ViruLy VERBRUGGE erkend, dat op dit oogenblik de Nederlandsche maatschappijen blootgesteld zijn aan eene hoogst onbillijke concurrentie van de zijde der vreemde maatschappijen.
De Directie der Nationale Levensverzekering-Bank mag zich met dit aanvankelijk verkregen resultaat geluk wenschen. De tegenwoordig bestaande toestand is in een onzer hoogste staats- lichamen als onhoudbaar en de concurrentie als hoogst onbillijk gebrandmerkt en de koninklijke besluiten zijn als onwettig en niet te bestendigen veroordeeld. Het is onmogelijk dat zulke toe- standen en besluiten lang meer blijven bestaan.
Onze bekwame Minister van Binnenlandsche Zaken liet doorschemeren, dat ook hij aan de bepalingen der Engelsche wetgeving op dit stuk hooge waarde hechtte. In vergelijking van het- geen in Engeland, het vaderland der levensverzekering, op dit stuk is tot stand gebracht, beteekent dat, wat andere rijken opleverden, onbeduidend weinig.
Engeland sloeg den rechten weg in. Daar deed men geene poging om zoogenaamde waarborgen te verkrijgen door vaststelling van tarieven en voorwaarden van staatswege, wel beseffend, dat hierdoor de verantwoordelijkheid van den Staat in deze aan zijn werkkring vreemde materie werd geëngageerd. Dààr zocht men geen heil in persoonlijk, zoo dikwerf willekeurig toezicht van niet altijd in het vak bekwame en onpartijdige personen; en in andere hulpmiddelen , weinig afdoende, of de mogelijkheid van vexatie en, soms opzettelijke, belemmering openlatend. Engeland handelde anders, en o.i. beter. De grondslag der wet van CAVe is vrijheid, met speciaal omschreven en aangewezen publiciteit voor alle in het koningrijk werkende Maatschappijen. Deze wet werkt uitmuntend.
Indien deze gedragslijn ten onzent wordt gevolgd, zal men zich niet te beklagen hebben. Het preventief toezicht, tot nu toe bij ons gehuldigd, blijkt onvoldoende en schadelijk, en eene eenvoudige overgieting van den inhoud der koninklijke besluiten in wettelijke vormen zou het kwaad slechts bestendigen. Toezicht van het deskundig publiek en van de concurreerende Maatschappijen
zelve op elkander, zal, bij publiciteit als in Engeland, voldoende zijn. De wetenschap der
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer