Personeelsblad 2N, 1974 ( Bedrijfshistorie Nationale-Nederlanden )
beacon
1  records
 
 
 
 
Erfgoedstuk
Pagina
Personeelsblad 2N, 1974-01-01; p. 17
Titel:
Personeelsblad 2N
Archiefvormers:
Nationale-Nederlanden
Datum:
1974-01-01
Aflevering:
106
Jaar:
1974
Pagina:
17
Bijlage bij 2N januari 1974
Verslag wan de vergadering van de Wationale-Nederlanden Ondernemingsraad, gehouden op donderdag 29 november 1973 in het Hoofdkantoor te Rotterdam
Opening
De voorzitter, de heer Van der Velden, opent de vergadering met een woord van welkom, in het bijzonder voor de heer H. O. de Lange, die na een langdurige ziekte voor het eerst weer in ons midden is.
De heer De Lange wil hier graag op ant¬ woorden dat hij bijzonder erkentelijk is voor alle bewijzen van belangstelling, die hij in die periode heeft mogen ondervin¬ den.
Afwezig zijn de heer Kool, die de gevol¬ gen van zijn ongeval nog niet te boven is, en de heer Polet wegens nachtdienst.
Kantoren-organisatie
De Voorzitter stelt dit punt, waarover de leden van de O. R. bij een bijzondere circulaire zijn ingelicht, aan de orde. Hij zet uiteen, hoe de kantoren in de eerste jaren van de fusie zeer veel nuttig werk hebben verricht voor het stroomlijnen van onze organisatie, doch nu dit voltooid is valt er een gedeelte van de taak weg, zodat besloten is de hoeveelheid kanto¬ ren te verminderen.
Op een vraag van de heer Snijder ant¬ woordt de Voorzitter, dat in Zeeland de "Algemeene Zeeuwsche" als steunpunt van het concern werkzaam blijft.
De heer Rademakers vraagt naar de ra¬ yons van Leven en Schade.
De Voorzitter antwoordt, dat deze niet aan de kantoren gekoppeld zijn zodat de her¬ indeling van de kantoren-organisatie deze niet beïnvloedt, hoewel ook hier een herverkaveling op den duur niet uitgesloten moet worden geacht.
De heer Dijksma wijst op de funktie van de kantoren voor vergaderingen en oplei¬ dingsbijeenkomsten.
De Voorzitter meent dat in de gevallen waarin de overgebleven kantoren te ver weg zijn, deze aktiviteiten ook wel in gehuurde lokaliteiten kunnen plaatsvin¬ den; kantoren waarvoor in feite geen volledige dagtaak meer is kunnen we beter met elkaar kombineren.
De heer Dijksma wijst er op, dat het in de buitendienst reeds lang gonsde van de geruchten; nu weten we een deel van wat er gaat gebeuren, maar iedereen vraagt zich af wat de volgende stap zal zijn. Het is hem verder bekend dat, uit een finan¬ cieel standpunt gezien, de vervroegd ge¬ pensioneerde funktionarissen niet te kla¬
gen hebben maar toch was het geen prettige boodschap om te vernemen, dat men met werken moest ophouden. Zou het nu echt niet mogelijk zijn geweest deze mensen elders in het concern nog in te schakelen, b.v. bij onze geheel nieu¬ we reis-aktiviteiten?
De Voorzitter deelt mede dat met alle betrokkenen persoonlijk overleg gepleegd is. Een eventuele inschakeling elders had uit de aard der zaak in een zinvolle funktie moeten zijn en geen "bezighouden" moe¬ ten worden. Er heeft van te voren lang en uitvoerig overleg plaats gehad en dat kost nu eenmaal veel tijd. Hij meent met de heer Dijksma dat hoe eerder een beslis¬ sing bekend gemaakt wordt, hoe beter het is.
De heer Westpalm van Hoorn wijst er op dat de grote representatieve gebouwen waarin wij vroeger onze kantoren vestig¬ den, uit de tijd zijn. De toekomst is meer aan de kleinere dependances, die dan b.v. ook zo op onze administratie aangesloten zijn dat bepaalde gegevens meteen be¬ schikbaar zijn.
De heer Wit ziet hierin duidelijk een wij¬ ziging in onze filosofie, maar hij vraagt zich toch af of een dergelijke kleine dependance nu wel representatief genoeg zal zijn.
De heer Van Heeswijk is bevreesd dat, als de energie-krisis het transport moei¬ lijker maakt, we weer behoefte aan meer kantoren zullen krijgen. Hij ziet overigens het net van kantoren van de grote Banken nog steeds uitbreiden.
De Voorzitter ziet geen aanleiding tot pa¬ niek in verband met de energie-krisis; wat de bijkantoren van de grote Banken betreft kan worden betwijfeld of deze altijd wel rendabel zijn. Overigens is de funktie van deze kantoren een geheel andere dan bij ons concern.
De heer Rademakers betreurt het toch wel dat) men op deze manier mensen, die nog bereid en in staat zijn te werken, uitscha¬ kelt en hen in feite opoffert aan het sche¬ ma.
De heer Baumann meent dat iemand, die in de buitendienst de 55-jarige leeftijd heeft overschreden, het meestal wel prettig vindt om ermee op te houden, doch de heer Dijksma ziet dat anders. Een buiten¬ dienstman heeft zijn eigen zaak waar hij voor werkt en als dit plotseling wegvalt, staat hij in de leegte ook al is het materi¬
eel allemaal uitstekend geregeld. De Voorzitter deelt mede, dat de opvat¬ ting die de heer Dijksma nu laat horen door de betrokkenen in het algemeen toen de zaak met hen besproken werd niet zo sterk naar voren is gebracht.
De heer Rademakers begrijpt dat wel; in een vergelijkbare situatie heeft hij ook geconstateerd dat de betrokkenen de noodzaak van de operatie inzagen en er zich bij neerlegden, maar toen ze een keer niets meer te doen hadden werd het klagen en kankeren. Naar zijn mening had het menselijke aspekt bij deze gehele ope¬ ratie voorop moeten staan.
De heer Van Emmerik meent dat deze bespreking niet in de Ondernemingsraad thuishoort maar in de Kommissie Buiten¬ dienst Nationale-Nederlanden, doch de heer Swartjes meent dat dit wèl degelijk een onderwerp van algemeen concern¬ belang is.
De heer De Lange heeft geconstateerd dat (vervroegd) gepensioneerde buiten- dienstfunktionarissen nog wel eens buiten ons concern een nieuwe werkkring zoch¬ ten. Zou het niet mogelijk zijn dat wij hen daarbij hielpen? Zij zouden b.v. misschien nog zeer nuttig werk voor het concern kunnen doen als leider van een assuran¬ tie-afdeling van een grote Bankinstelling of iets dergelijks.
De Voorzitter wil gaarne in voorkomende gevallen ook nog eens naar dergelijke mogelijkheden laten kijken.
Verslag bijeenkomst 26 september 1973
Van de heer Kool is een verzoek binnen¬ gekomen alsnog in dit verslag op te ne¬ men zijn - schriftelijke - bijdrage aan de diskussies die in kopie aan alle leden van de O.R. was toegezonden en waarin het volgende is vermeld:
"Ik verzoek de leden van de Onderne¬ mingsraad dringend niet in te gaan op de eisen c.q. de wensen van de leden van het hogere personeel.
Het zou een ondergraving van de Onder¬ nemingsraad betekenen en zou die Raad maken tot een coöperatieve raad, hetgeen niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest.
Indien de leden van het hoger personeel een vertegenwoordiger in de Onderne¬ mingsraad gekozen wensen te zien, dan dienen zij de gebruikelijke weg te bewan-
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer