Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 278

De Olijftak ( Regionaal Archief Rivierenland )

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 278
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
278
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
6
DE OLIJFTAK .
nieuwsgierig haar te zien en meer dan eens had zij zich gedurende de reis afgevraagd , welke vrouw dat toch wel mocht zijn .
VI .
Het was eene lange bleeke vrouw met zilver-grijs ( zilvergrijs ) haar en een tamelijk schoon gelaat . Zij liet niet de minste verwondering blijken bij ' t zien van Sylvaine . " Ik was u wachtende ,» zeide zij terwijl zij haar hartelijk omhelsde , // ik heb den heelen nacht van u en uwe dochter gedroomd . Laat eens zien of zij er zoo uitziet als ik me haar in mijn droom heb voorgesteld .'/
Catharine trad naderbij ; tante Colette keek haar met groote heldere grijze oogen aan , die tot in ' t diepst der ziel schenen door te dringen , daarop kuste zij haar en zeide : // Goed zoo , heel goed ! Ik ben blij dat dit kind ter wereld is gekomen . //
Toen de reizigsters een weinig hadden uit-gerust ( uitgerust ) , wees zij haar de geheele woning .
Het huis , dat van verre klein scheen , was dichtbij gezien groot . Het was geheel uit hout , maar van zulk een fijn pijnboomenhout en zoo Hink gebouwd dat het heel sterk was . De groote steenen die op het dak lagen beletten den wind het houtwerk af te waaien of te veel te schudden . Alles was van binnen zeer helder , en het was een lieve lust de geboende en glimmende meubelen te zien . Er was een menigte aardewerk en koperen keukengereedschappen , de bedden bestonden uit houten kisten gevuld met wol en paardenhaar bij die streken was ' t nooit warm . Den geheelen zomer door brandde er vuur en nooit was er gebrek aan hout . Een groot gedeelte van de hoornen , die in ' t rond van het weilandstonden waren even als het weiland zelf het eigendom van tante Colette , en in die weide , die zeer groot was , onderhield zij fraaie koeien , eenige geiten en een kleinen ezel om de lasten Ie torschen . Er was een kleine jongen om de beesten optepassen en een klein meisje om het huishouden waartenemen en boodschappen te doen , want tante Colette hield van een goed leven , en tweemaal in de week stuurde zij naar ' t dorp om brood en vleesch te halen ; in een woord zij was rijk , zeer rijk voor een boerin , en Svlvaine , die dat niet had gedacht , want zij was gekomen om haar zoo noodig te helpen , zette groote oogen op en voelde zich verlegen als tegenover eene dame , die ver boven haar was verheven . Catharine was ook een weinig verlegen , niet omdat ze meer of minder arm was dan haar oudtante , maar omdat zij zag , dat zij in beschaving ver boven haar stond . Toen zij echter bespeurde hoe goed en vriendelijk zij was , verdween die verlegenheid om plaats te maken voor een gevoel van vriend-schap ( vriendschap ) , alsof zij haar altijd had gekend .
Reeds den eersten dag begon zij haar allerlei vragen te doen en vernam toen dat zij gezel-schapsjufvrouw ( gezelschapsjufvrouw ) was geweest bij eene oude dame , die zij tot aan haar dood had verpleegd , en die haar een sommetje had nagelaten , groot genoeg om van te kunnen leven . " Maar mijn oude dame was zoo heel rijk niet .// voegde tante Colette
er bij , // en met hetgeen zij mij gegeven heeft , had ik mij niet zoovele gemakkeu kunnen aan-schaffen ( aanschaffen ) . Met overleg en mijn handenarbeid heb ik ' t zoover gebracht ./'
// En door het mooie vee dat gij opvoedt?»zei Sylvaine . »
// Door mijn vee houd ik mijn zaken aan den gang ,» antwoordde Colette , // maar waarmee heb ik den grond gekocht om het te bergen en te voeden ? kunt gij dat ook raden , Catharine ?» // Neen , tante , dat kan ik niet .// // Kunt gij spinnen , mijn kind ?// // Wel zeker , tante ; als ik op mijn leeftijd nog niet zou kunnen spinnen , zou ik al heel dom zijn .//
// Kunt ge heel fijn spinnen ?// // Ja .... nog al fijn .»
// Zij is de knapste spinster bij ons in ' t dorp ,//
zeï Sylvaine op trotschen toon , // en wat men
haar ook zou geven te spinnen , dat zou ze kunnen .//
// Zou ze wel spinnewebben kunnen maken ?//
vroeg tante Colette .
Catharine dacht dat zij schertste en antwoordde lachend : // Waarlijk ! waarlijk ! ik heb ' t nooit geprobeerd .»
// Laat eens kijken hoe gij spint ,» hernam de oud-tante , terwijl zij een ebbenhouten spinne-wiel ( spinnewiel ) naast haar zette en haar een met zilver gemonteerd klosje in de hand gaf .
» Dat zijn pas mooie gereedschappen !» zeï Catharine , terwijl zij de fijnheid van het spin-newiel ( spinnewiel ) bewonderde , dat zoo veerkrachtig als een riet , en het klosje dat zoo licht als een
men Toch iets hëïïben om on do klos te doen .»
// Als men goed verzinnen kan , vindt men altijd iets ,» antwoordde de tante .
// Maar ik zie hier toch niets om te spinnen ,// hernam Catharine , want u sprak van spinneweb-ben ( spinnewebben ) , en uw huis is veel te goed schoongemaakt dan dat er een spinneweb in zou Ie vinden zijn .»
» Ëii buiten dan , Catharine ? Gij staat daar juist aan den ingang van de deur ; ziet ge nu niets om op de klos te doen ?»
Neen , tante ; want de schors der boomen zougestampt en de wol der schapen gekaard moetenworden .... of ik zou die wolken moeten spinnen,die daar boven op den gletscher rusten en dieer uitzien als groote kluiven katoen »
" Welnu ! wie zegt u dat men geen wolken kan spinnen ?»
// Vergeef mij ,» zeï Catharine , geheel in ge-peins ( gepeins ) verdiept , » dat wist ik niet .»
{ Wordt vervolgd .)
x^S^iS^i^^A2^S ^<^ ■
DE OUDE FRIEZEN .
De vroegste bewoners van Friesland waren zeker een der talrijke volsstammen van het uit-gestrekte ( uitgestrekte ) Buitschland of Germanië , die een zwervend herdersleven leidden . Bij de vermeer-dering ( vermeerdering ) der bevolking van hun land , trokken die stammen westwaarts , om vruchtbaarder gron-den ( gronden ) en betere weiden voor hun vee op te zoeken . Eerst vonden zij deze op de hooge zandgronden
jj dezer streken , waar ook uitgestrekte bosschen en gelegenheid tot de jacht in hunne behoeften voorzagen . Later trokken zij nog meer westwaarts naar de lagere en aan zee gelegen oorden , die wel vetter gronden aanboden , doch blootstonden aan den dagelijkschen vloed en de overstroomingen der zee . Daartegen wisten zij echter hoogten op te werpen , op welke zij hunne hutten bouwden , en die , van tijd tot tijd hooger gemaakt , nog in de talrijke terpen over zijn , waarop onze meeste steden en dorpen later gebouwd werden .
Hun vee , de jacht en de vischvangst voor-zagen ( voorzagen ) in de weinige behoefte .! van dit krachtige volk , dat , met de huiden hunner runderen bedekt , veel had door te staan om zich te harden tegen de ongunst der vaak ruwe natuur dezer streken . De hoofden der gezinnen waren de voorgangers en offeraars bij hunnen heidenschen eeredienst . Onderscheidene gezinnen vormden familiën of geslachten ; een aantal van dezen maakte eene horde uit en de vereeniging van dezen vormden den stam of het volk . Dit was reeds vroeg in twee deelen gescheiden , waarvan de Groote Friezen de landstreek bewoonden tusschen de rivieren de Lauwers en het Elie ( het tegenwoordige Friesland ) en de Kleine Friezen de landen bewesten het Flie tot de Reker of de Kinhem , de noorder Rijnmond , in Noord-Holland , die de grens was van Kennemerland . Ten oosten , aan de andere zijde der rivier de Lauwers , hadden zij de Cauchen tot naburen .
Wellicht hadden zij deze streken reeds eeuwen
lang bewoond en waren zij sterk en machtig ge -
' ' -'.! -■■ ' Venu werden
bij het volk , dat toenmaals bijna geheel Europa
doortrok , de Romeinen .
Dit veroveringzuchtige volk had reeds een groot deel der toen bekende wereld bedwongen en ook een gedeelte van Gallië en Germanië , benevens het eiland der Batavieren aan zich onderworpen , toen hun veldheer Drusus ( 11 jaren vbor het begin onzer tijdredening ) de Friezen leerde kennen . Met eene vloot was hij den noorder Rijnmond uitgevaren in de Noordzee , en geraakte hij , door een storm op hunne kust geworpen , in groot gevaar , waaruit hunne hulp hem redde Ook om die reden beschouwde hij ze niet als overwonnenen , maar ging hij een verbond van vriendschap met hen aan , tot bevestiging waarvan zij aannamen jaarlijks een zeker geta ' huiden van ossen aan de Romeinen op te brengen . Getrouw voldeden zij gedurende verscheidene jaren aan deze overeenkomst . Maar toen ( in het jaar 28 na ' t begin onzer lijdrekening } een Romeinsch landvoogd Olennius deze schatting met wreedheid invorderde , en zelfs eene grootere soort van ossenhuiden vorderde dan zij konden geven toen werd het volk zóó zeer op hem verstoord dat het zich vereenigde en hem met al de zijnen het land uitdreef . Zelfs bestormde het hem in zijne legerplaats Fleoum , aan de overzijde van den Rijn . Doch hij werd ontzet door eene tal-rijke ( talrijke ) Romeinsche legermacht onder den veldheer Apronius , die met de Friezen slaags geraakte en door hen overwonnen werd . Want hunne dap-perheid ( dapperheid ) was zoo groot , dat zij op een dag bij
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer