Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 269

De Olijftak ( Regionaal Archief Rivierenland )

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 269
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
269
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
i)E OLIJFTAK .
Op zekerem dag toen Catharine meer had ge-dacht ( gedacht ) aan het zoeken van vogelnestjes in de struiken , dan aan het hoeden van haar beesten vond zij tegen den avond een nest met meerlen met drie flinke jongen , die reeds geheel zwart waren en goed in de veeren zaten . Ze schenen volstrekt niet schuw , want als zij hun den top van haar vinger toestak en daarbij het geluid van de oude meerle nabootste , openden zij hunne gele bekjes en lieten hunne wijde rozeroode keel-tjes ( keel-tjes ) zien .
Catharine was zoo in haar schik , dat ze niets anders deed dan tegen hun praten en ze stveelen terwijl zij haar beesten naar huis bracht , en eerst den volgenden morgen werd zij het groote ongeluk gewaar . Bichette was niet in de schaaps-kooi ( schaapskooi ) . Hij was buiten vergeten , hij had onder den blooten hemel geslapen , en was zeker door de wolven opgevreten . Catharine verwenschte haar meerlen , die haar zoo achteloos en wreed hadden gemaakt . Al haar vriendschap voor Bicnette keerde met vernieuwde kracht terug en schreiende liep zij naar de weide om te zien waar hij was gebleven .
Het was in Maart ; de zon was nog niet op-gegaan ( opgegaan ) , en boven de waterkom , die zich in ' t midden van de weide bevond , hing een dikke witte damp . Nadat Catharine overal had rond-gekeken ( rondgekeken ) , vergeefs in alle hoeken , in-alle sple-ten ( spleten ) , in alle heggen had gezocht , trad zij naar de kom toe in de gedachte dat de kleine Bichette daarin was gevallen ; en nu zag zij iets dat haar zeer verwonderde , want het was voor ' t eerst van haar leven dat zij zich daar zoo vroeg in den morgen bevond . De mist die den geheelen nacht als een laken over het water had uitge-spreid ( uitgespreid ) gelegen , was bij het opkomen der zon opgetrokken en tot kleine balletjes opgerold , die omhoog stegen ; eenige daarvan schenen zich aan de wilgentakken vastteklemmen en daar opge-houden ( opgehouden ) te worden . Andere , door den morgen-wind ( morgen-wind ) naar beneden gedreven en geschud , vielen op het zand terug of schenen op het natte gras te bibberen van de koü . Een oogenblik meende Catharine een kudde witte schapen te zien ; maar ' t was geen kudde die ze zocht ; het was Bichette en Bichette , was nergens te vinden . Catharine schreide erg , zij liet het hoofd hangen en sloeg haar voorschoot over haar hoofd , als iemand die wanhopig is .
Als men nog een kind is , kan men gelukkig niet altijd blijven treuren . Toen zij de oogen wéér opsloeg zag zij dat alle witte balletjes boven de boomen waren gerezen en dat zij in de lucht opstegen in den vorm van fraaie roze-kleurige ( roze-kleurige ) wolkjes , die door de zon schenen te worden aangetrokken en meegevoerd , alsof deze ze opdrinken woü .
Catharine keek geruimen tijd hoe ze verbrok-belden ( verbrok-belden ) en eindelijk geheel werden uitgewisqht , en toen zij naar omlaag keek , zag zij aan den oever , op tamelijk verren afstand van haar , want de waterkom was groot , haar Bichette onbewegelijk , slapende of dood liggen . Zij liep er heen , en zonder er aan te denken dat hij dood kon zijn , want kinderen gelooven niet
geieedelijk aan dingen die hun te veel verdriet zouden doen , nam zij hem in haar voorschoot en snelde met haar last voort o:n hem naar huis te brengen , maar onder ' t loopen verwon-derde ( verwonderde ) zij zich dat haar schort zoo licht was dat men zou gezworen hebben dat er niets in was . Wat heeft mijn arme Bichette geleden en wat is hij in een enkelen nacht mager geworden , zeide zij bij zich zelve . Het komt mij voor alsof mijn schort leeg is . Zij had haar voor-schoot ( voorschoot ) om zich heen gebonden en durfde het niet opendoen , uit vrees van het beestje koud te maken , dat ze wilde verwarmen .
Toen zij den hoek omsloeg van het voetpad dat zij volgde , zag zij op eens den kleinen Piet , het zoontje van Joijeuse den klompenmaker , die naar haar kwam toeloopen ; en in zijn armen droeg , raad eens wat ? Bichette , zeer welvarende en luidkeels blatende . " Ziedaar , zeï kleine Piet tot Catharine , daar is uw lammetje dat ik u kom terugbrengen . Gisteren avond heeft , het zich bij mijn beesten gevoegd , terwijl ge naar huis gingt en mij uw nest met meerlen liet zien . Ge woudt me niet een van uw vo-geltjes ( vogeltjes ) geven , dat ik zoo graag hebben woü : maar ik ben beter dan gij . Toen ik in de kooi zag dat uwe Bichette eene van mijne schapen was nageloopen , die hij voor zijn moer hield , heb ik hem laten zuigen zooveel hij maar wilde en hem den nacht in de kooi laten doorbrengen . Ik breng hem u van morgen dadelijk terug , want ik dacht wel dat ge er over in angst zoudt zitten . Ge dacht zeker dat ge hem voor goed kwijt waart , niet ?/!'
Catharine was zoo blij , dat ze den kleinen Piet omhelsde en hem meê naar huis nam om hem twee van haar jonge meerlen te geven , waarover hij zoo in zijn schik was , dat hij bij ' t heengaan allerlei bokkensprongen maakte .
Toen ze had gezien met welk eene blijdschap Bichette en zijne moeder elkander terugzagen , dacht zij er eindelijk aan om haar voorschoot lostemaken , en toen eerst herinnerde zij zich dat zij er iets in had gedaan of meenen in te doen , dat zij voor haar lammetje had aangezien : wat mocht dat wel zijn ? Ik begrijp ' t niet , zeide zij bij zich zelve , maar ' t is toch niet mogelijk , dat ik iets heb opgeraapt dat niet bestaat .
Vrees en nieuwsgierigheid tevens bekropen haar . Zij zette zich neer op het dak der schaaps-kooi ( schaapskooi ) , dat geheel bemost , tot op den grond afdaalde , en waar eene verzameling van kleine bloemen groeiden , die daar door den wind waren gezaaid , zooals jonge , reeds gevormde korenaren . Dat dak was klein , maar heel mooi , en heel zacht , daar het van oud riet was , en goed blootgesteld aan de stralen der opkomende zon . Meer dan eens , gedurende den zomer , had Catharine er het uur om naar de wei te gaan vergeten en daar een dutje gedaan om haar nachtrust , die haar altijd te kort naar haar zin was , te voltooien . Zij klom dus boven op dat dak en knoopte met de grootste omzichtig-heid ( omzichtigheid ) haar voorschoot los . Wat er toch in he-melsnaam ( hemelsnaam ) wel mocht zijn in dat voorschoot ?
II .
Het was een blauw katoenen sc'nortje , dat uit een ouden voorschoot van moeder Sylvaine was gemaakt , en dat volstrekt niet mooi was ; maar , als men Catharine op dat oogenblik ge vraagd had het tegen eerie groote som geld te rui-len ( ruilen ) , zou zij niet hebben gedaan , zoo nieuwsgierig was ze om te zien wat er inzat . Eindelijk knoopte zij ' t dan toch los , en ziet , er was niets in . Zij schudde het zooveel ze kon , maar er kwam niets uitrollen ; wel steeg er om haar heen een soort van witte wolk op , en in minder dan eene minuut vertoonde zich boven haar hoofd een wolkje in den vorm van een bal , zoo wit als sneeuw , vervolgens goudgeel naarmate het opsteeg ; daarna flauw rozekleurig , en eindelijk zoo rood als de roodste roos , zoodra het wolkje boven de noten - en vlier-boomen ( vlier-boomen ) was opgerezen , die de schaapskooi omringden , en het door ' t volle zonlicht werd beschenen .
Catharine verwonderde er zich niet in ' t minst over dat zij een wolk bad kunnen oprapen . Zij was in bewondering verloren , en het speet haar alleen dat de wolk zoo gauw was weggevlogen . // Kleine ondankbare snaak , daar ge zijt ," riep zij haar toe , // dat is dus mijn dank , dat ik u naar den hemel heb teruggebracht ! //
Toen zij dit gezegd had , hoorde zij een klein stemmetje uit de rooskleurige wolk dat haar iets toezong , maar wat zong het ?
III .
Catharine verstond er geen woord van . Zij bleef naar de hoogte turen , terwijl de wolk al hooger opsteeg en grooter werd , maar tevens werd zij ook veel dunner en loste zich op in een aantal andere kleine rozeroode wolken . — // Zie nu eens aan ! » riep Catharine , // hoe dwaas van u , om u door de zon te laten opslorpen , evenals zij al de wolkjes gedaan heeft die in de wei waren ! Ik zou u in mijn schort hebben gehouden , ik had volstrekt geen last van u ; of ik zou u in mijn tuintje hebben neergelegd , in de frissche lucht , onder den grooten appel-boom ( appelboom ) , of wel in den gootsteen , omdat gij ' s nachts gaarne op het water slaapt . Ik heb nog nooit een wolk opgepast , maar ik zou ' t wel hebben geleerd , en ik zou u in leven hebben gelaten , terwijl ge nu door mijnheer den Wind wordt verkruimeld , of door mevrouw de Zon opgeslorpt !
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer