Uw zoekacties: De Olijftak, 1872; p. 242

De Olijftak ( Regionaal Archief Rivierenland )

beacon
1  records
 
 
Erfgoedstuk
Tijdschriftpagina
De Olijftak, 1872; p. 242
Naam tijdschrift:
De Olijftak
Pagina:
242
Datum:
1872
Jaargang:
1872
Is onderdeel van:
l l
DE Ü L 1 J F TA K .
geleerde voor den monnik , die met zegevie-renden ( zegevierenden ) blik op den Nederlander neerzag , die zijne bekwaamheid aan den beul zijns Vaderlands had gewijd .
« Sta nu op , mijn zoon !» zeide de monnik , « laat ons nu spreken . Haïhetkettergebroed-sel ( Haïhetkettergebroedsel ) in Alkmaar zal het nog erger vergaan , dan dat van Haarlem . Niemand zal gespaard worden ; immers hoe weinig vruchten heeft de genade , door den landvoogd aan de op-roerige ( oproerige ) Haarlemmers betoond , gedragen . Alle ketters moeten vernield en uitgeroeid worden , zooals daarvan door den oudsten zoon der Kerk , den vromen koning van Frankrijk Karel IX , in den nacht van den fees l dag des heiligen Bartholomeus het voorbeeld gegeven werd . O ! zoo nog eens iemand dien aartsketter en opstandeling , dien verrader , dien Judas van zijn wettigen Koning , den eervergetenen Prins vernielde , hij verdiende hiervoor eens onder de heiligen geplaatst te worden .» Het vuur van haat straalde uit de oogen van hem , die zich een dienaar heette van dien Heer , wiens leer enkel liefde is . « Maar mijn vader !» ant-woordde ( antwoordde ) Joost Janszoon schroomvallig , « gij weet het , ik ben een gehoorzaam zoon van onze moeder de heilige Kerk ; maar toch ik kan niet ontkennen , hoe het mij pijn doet , wanneer ik hoor , hoe de Spaansche benden overal huishouden : denk , o bedenk ! ik ben toch ook een Nederlander !» Toorn , woede vonkelden in de oogen van Aloysius , die oprees , in statige houding zich voor den plaatsnijder vertoonde en hem toe-voegde ( toevoegde ) : « ja ! een Nederlander en op den weg om een ketter te worden : want reeds durft gij twijfelen aan het recht om alle opstande-lingen ( opstandelingen ) uit te roeien . Ha ! hoe de ketterij toch ieder besmet !» « Genade , mijn Vader !» smeekte de dweepende geleerde , « zoo ik zondigde . Maar niet alle geestelijken oor-deelen ( oordeelen ) als gij . Onlangs nog sprak mij vader Franciscus , pastoor alhier , en noemde wel den opstand tegen Filips zonde , maar ver-oordeelde ( veroordeelde ) de daden van den hertog van Alva ook , die hij gruweli
De dienstmaagd kwam binnen en meldde , I dat de Schepen Willem Reiniersz ., uit Alk-maar ( Alkmaar ) , vader Aloysius wenschte te spreken . j Een glimlach van tevredenheid kwam op het gelaat van den monnik . « Wat ik hem te zeg-gen ( zeggen ) heb " zeide hij tot Janszoon , « moogt gij wel hooren . Ik heb hem ontboden . Hij is een getrouw zoon der Kerk en waardig die-naar ( dienaar ) vanZijne Katholieke Majesteit Filips II . Dat hij binnenkome !»
Dij , die binnentrad en zich deemoedig voor vader Aloysius boog , nederig om diens zegen verzocht en met het grootste betoon van eerbied dien ontving , was een Nederlan-der ( Nederlander ) , zooals er tot schande der menschheidin die dagen nog velen waren . Hij haattede vrij-heid ( vrijheid ) , en den prins , prees gewetensdwang en schroomde niet om zelfs , zoo " t heette voor de heilige Kerk strijdende , den verrader te spelen . Aan zijn invloed voornamelijk was het in Alkmaar toe te schrijven , dat men aldaar sprak om zich met den koning te ver-zoenen ( verzoenen ) en Spaansche bezetting in te nemen . Wij hebben hem reeds genoemd , het was de schepenWillem Reiniersz ., de steun der Spaanschgezinde partij in Alkmaar .
« Gij hebt mij ontboden vader ! en daarom heb ik mij gehaast naar Amsterdam te ko-men ( komen ) . In het klooster zeide men mij , dat ik u bij den plaatsnijder kon aantreffen . Ik ben dus dadelijk naar hier gegaan .» « Goed ge-handeld ( gehandeld ) , mijn zoon ! en vertel mij nu hoe is het met de goede zaak van onzen koning in uwe oproerde stad ?» « Ik ( Ine nl wat ik knn eerwaarde !» antwoordde Reiniersz . om de zaak van mijn wettigen vorst te ondersteu-nen ( ondersteunen ) ; maar de afvallig prins van Oranje heeft er vele aanhangers : de burgemeester van Teijlingen , de schepen mr . Adriaan An-thoniszoon ( An-thoniszoon ) en de bevelhebber der gewa-pende ( gewapende ) burgers,WillemMostert , wenden alles aan , wat zij kunnen om troepen van Oranje in de stad te doen binnentrekken . Zelfs vele vrouwen schijnen tijgerinnen te worden , daar is die Trijn Remme , die allen aan-hitst ( aanhitst ) en openlijk zegt dat zij even als Kenau te Haarlem zou handelen . Ik vrees voor den uitslag !» « Er moet gehandeld worden , mijn zoon ! die ellendige geuzenhoplieden Rui-chaver ( Rui-chaver ) en Cabeljau moeten niet in Alkmaar toegelaten worden . Komen zij binnen dan moet gij toonen dat gij een held zijt en niet schroomen om hen het doodend lood uit uw vuurroertoe te zenden .» « Maar vader !» zeide Reiniersz . schroomvallig , « voegt het een schepen een moordenaar te worden ? « Ook gij zijt vreesachtig ! Ha ! dat is het niet ; maar alweer toont gij als Nederlander in uw hart met de ketterij te heulen , terwijl gij voorgeeft voor de koning en de moederkerk te strijden . Vergeet dat gij Nederlander zijt , wordt een edele Spanjaard in uw hart en wandel en het vonnis der heilige Inquisitie , over alle bewoners van dit gevloekte land gebracht , zal u niet treffen .» « Ja , bij alle heiligen !» zeide Reiniersz . met vurige
i dweepzucht , « ik zal dit doen zoodra men de geuzenhoplieden in de stad laat , zal ik onder den hoop schieten , daardoor zal verwarring ontstaan , en inmiddels wil ik beproeven met de burgers , die den koning getrouw zijn , de poorten te openen voor de Spaansche troe-pen ( troepen ) . Geef mij uw zegen ! mijn vader ! en ik vertrek haastig : want door mijn afzijn uit Alkmaar moet ik geen argwaan opwekken .» Hij vertrok , de monniK ging heen , de plaat-snijder ( plaatsnijder ) bleef in gepeins achter en wij laten het gordijn vallen voor dit tooneel van af-zichtelijk ( afzichtelijk ) verraad en dweeperij , waarvan zelfs ieder waardig geestelijke der katho-lieke ( katholieke ) kerk in die dagen zou afkeerig zijn geweest .
{ Wordt oeroolgd .) r~^*i£N 58^23 ^ i-r —
VOOR 300 JAREN .
Geschiedkundige schets in vier bedrijven
DOOE
H . KKOOJV Dzn .
Schrijver van „ de Boodschapper ." —= S°—c ®>
O VIERDE BEDRIJF . 5 April 1572 .
Een kamer in het huis van Karel Gans ( tijdelijk door En tens be-woond ( bewoond ) ). Aan den wand , kaarten ; op de tafel een schenkkan met bekers .
\ w TOnVËEL L
v . Intuiema zich de handen wrijvende ).
Goddank I de list is aanvankelijk gelukt ! Wanneer ik er nog aan denk ... « Als ik keer , komen er meer . ...» Ik had mij dus niet vergist in den vlootvoogd . Strijdlustig van natuur , en bezield met een doodelijken haat tegen al wat Spanjaard heet , was dit middel het eem'ge , dat den Uriel redden kon . liet was ook te denken dat Bossu , gekrenkt door den vermelelen stap van een handvol zeeschuimers , trachten zoude plaats te her-nemen ( hernemen ) . Bossu is de ijverigste dienaar van Alva . Wie hem pakken konden , bewezen Neerland's vrijheid een onschatbaren dienst ! Ware Lumey niet uit zijn zwijmel van haat en wrok wakker geschud , dan zou het nu reeds te laat zijn geweest . { Heen en toetier gaande ) Ik begrijp niet waarom de admi-raal ( admiraal ) mij gebood hier te blijven : vreemd ! ik , die de helft van mijn leven had willen geven , om met hem en de anderen uit te trekken tegen de overmacht van Spanje ! Een zwakke maagd gelijk , word ik , de naar roem en eer dorstende , tot werkeloosheid gedoemd ... Zij stellen hun leven in de waagschaal voor de vrijheid en Frederik van Inthiema heeft huisarrest . O God , laat het dan zijn zonder mij , als maar de onzen winnen ! Bossu en don Ferdinand de Toledo willen ons den Briel ontwringen ! Zullen de drie armelijke geuzen-vendels ( geuzen-vendels ) * ' t weerstaan , als de beste haakschut-ters ( haakschut-ters ) der Spanjaarden zich op hen werpen ? Zal den Briel weer verloren gaan ? ( men klopt ) Binnen .
Voorbeeld : Klik op de tekst voor meer